Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, gezamenlijke recherche Valkenswaard, op ambtseed opgesteld door verbalisanten [naam verbalisanten] , brigadiers van politie, registratienummer 2013054691, afgesloten d.d. 6 november 2013, inhoudende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-342. Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Hof 's-Hertogenbosch, 06-04-2017, nr. 20-000236-14
ECLI:NL:GHSHE:2017:1473, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
06-04-2017
- Zaaknummer
20-000236-14
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2017:1473, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 06‑04‑2017; (Hoger beroep, Op tegenspraak)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2014:273, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:486
Uitspraak 06‑04‑2017
Inhoudsindicatie
Veroordeling tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden met aftrek ter zake van voorbereidingshandelingen Opiumwet (productie amfetamine), amfetaminebezit, belediging (meermalen gepleegd), bedreiging (meermalen gepleegd) en wederspannigheid.
Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-000236-14
Uitspraak : 6 april 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 24 januari 2014 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken onder parketnummers 01-845296-13 en 01-821627-13 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het bestreden vonnis op dat punt zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouwe van de verdachte heeft ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01-845296-13 onder 1 en 2 ten laste gelegde primair vrijspraak bepleit. Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01-821627-13 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het gerechtshof. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
in de zaak met parketnummer 01-845296-13:
1.hij op of omstreeks 23 april 2013 te Geldrop, in elk geval in het arrondissement
's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van amfetamine, zijnde amfetamine, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, te weten:
- een hoeveelheid BMK (BenzylMethylKeton), en/of
- een hoeveelheid zwavelzuur, en/of
- een glazen koppelstuk voor een destilleeropstelling, en/of
- een koppelstuk voor een mutaangas-aansluiting en/of
- één of meerdere jerrycan(s), en/of
- één of meerdere brander(s), en/of
- één of meerdere maatbeker(s) en/of
- een rondbodemkolf, en/of
- één of meerdere scheidtrechter(s), en/of
- één of meerdere kwikthermometer(s) (tot 250 graden Celsius) en
- een zak Natriumhudroxide, en/of
- een vacuüm sealmachine, en/of
- één of meerdere bolkoeler(s), en/of
- één of meerdere gasmasker(s), en/of
- documentatie met informatie over productie van Amfetamine,
waarvan verdachte en verdachtes mededader(s) wist(en) dat die bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en);
2.hij op of omstreeks 23 april 2013 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 148 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
in de zaak met parketnummer 01-821627-13:
1.hij op of omstreeks 28 september 2013 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo en/of Eindhoven, opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [agent] (agent van politie, regio Brabant Zuid-Oost) en/of [agent 2] (hoofdagent van politie, regio Brabant Zuid-Oost), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "stelletje kankerwouten, flikker op hier" en/of "jij gaat mij niet aanhouden kankerwout en jullie gaan mij niet meenemen" en/of "kankerwouten, kankerzwervers", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2.hij op of omstreeks 28 september 2013 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo en/of Eindhoven, [agent] (agent van politie, regio Brabant Zuid-Oost) en/of [agent 2] (hoofdagent van politie, regio Brabant Zuid-Oost) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde personen dreigend de woorden toegevoegd: "Ik schiet jullie allebei een gat in je kop" en/of "ik schiet jullie allemaal dood" en/of "ik weet nu wie jij bent, ik herken jouw gezicht, ik schiet jou, jouw vrouw en je kinderen kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.hij op of omstreeks 28 september 2013 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, toen de aldaar dienstdoende [agent 2] (hoofdagent van politie, regio Brabant Zuid-Oost) verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 266/267 van het Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had aangehouden en vastgegrepen, althans vast had teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner bediening, door opzettelijk gewelddadig zich met kracht los te rukken en/of zich in een andere richting proberen te bewegen dan de richting waarin die [agent 2] hem, verdachte, wilde brengen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-845296-13 onder 1 en 2 en het in de zaak met parketnummer 01-821627-13 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
in de zaak met parketnummer 01-845296-13:
1.hij op 23 april 2013 te Geldrop, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden van amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, te weten:
- een hoeveelheid BMK (BenzylMethylKeton), en
- een hoeveelheid zwavelzuur, en
- meerdere jerrycans, en
- meerdere branders, en
- meerdere maatbekers en
- een rondbodemkolf, en
- meerdere scheidtrechters, en
- meerdere kwikthermometers (tot 250 graden Celsius) en
- een vacuüm sealmachine, en
- meerdere bolkoelers, en
- een gasmasker,
waarvan verdachte wist dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit;
2.hij op 23 april 2013 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 148 gram amfetamine, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
in de zaak met parketnummer 01-821627-13:
1.hij op 28 september 2013 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo en/of Eindhoven, opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten [agent] , agent van politie, regio Brabant Zuid-Oost en [agent 2] , hoofdagent van politie, regio Brabant Zuid-Oost, gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "stelletje kankerwouten, flikker op hier" en "jij gaat mij niet aanhouden kankerwout en jullie gaan mij niet meenemen" en "kankerwouten", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2.hij op 28 september 2013 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo en/of Eindhoven, [agent] , agent van politie, regio Brabant Zuid-Oost en [agent 2] , hoofdagent van politie, regio Brabant Zuid-Oost, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde personen dreigend de woorden toegevoegd: "Ik schiet jullie allebei een gat in je kop" en "ik schiet jullie allemaal dood" en "ik herken jouw gezicht, ik schiet jou, jouw vrouw en je kinderen kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.hij op 28 september 2013 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, toen de aldaar dienstdoende [agent 2] , hoofdagent van politie, regio Brabant Zuid-Oost, verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 266/267 van het Wetboek van Strafrecht, op heterdaad ontdekt, had aangehouden en vastgegrepen teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner bediening, door opzettelijk gewelddadig zich met kracht los te rukken en zich in een andere richting proberen te bewegen dan de richting waarin die [agent 2] hem, verdachte, wilde brengen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijs1.
A.
Op 23 april 2013 heeft de politie een onderzoek ingesteld op het woonwagenkamp aan de [straatnaam] te Geldrop.2.Op het adres [straatnaam] 12 is de verdachte woonachtig.3.
Op het adres [straatnaam] 12 zijn de navolgende voorwerpen en stoffen aangetroffen.4.
In een plastic opbergcontainer5.op het perceel aan de [straatnaam] 12:
- -
Een brander met ring (12-01-01);
- -
Drie maatbekers, een trechter en twee pollepels (12-01-02);
- -
Een witte jerrycan 20 liter en witte speciekuip (12-01-03). Het goed met ibn-code 12-01-3 (vloeistof van de jerrycan, gevuld met ongeveer 1 liter) is bemonsterd en voorzien van een kenmerk en een uniek monsternummer. Het SIN-nummer/monsternummer is AAFG1023NL/12-01-3A.6.Uit onderzoek van het NFI is naar voren gekomen dat dit monster BMK bevat.7.
- -
Twee branders (12-01-04);
- -
Twee emmers, twee maatbekers en twee drukspuiten (12-01-05);
- -
Drie jerrycans 20 liter (12-01-06). Het goed met ibn-code 12-01-6 (de vloeistof van twee jerrycans) is bemonsterd en voorzien van een kenmerk en een uniek monsternummer. De SIN-nummers/monsternummers zijn AAFG1024NL/12-01-6A en AAFG1025NL/12-01-6B.8.Uit onderzoek van het NFI is naar voren gekomen dat deze monsters amfetamine bevatten.9.
- Een zwarte jerrycan 20 liter met olieachtige vloeistof (12-01-07). Het goed met ibn-code 12-01-7 is bemonsterd en voorzien van een kenmerk en een uniek monsternummer. Het SIN-nummer/monsternummer is AAFG1026NL/12-01-7A.10.Uit onderzoek van het NFI is naar voren gekomen dat het monster AAFG1026NL/12-01-7A amfetamine bevat.11.
- -
Een zwarte jerrycan 20 liter, bijna leeg (12-01-08);
- -
Een zwarte jerrycan 20 liter met ongeveer 1 liter heldere vloeistof (12-01-09). Het goed met ibn-code 12-01-9 is bemonsterd en voorzien van een kenmerk en een uniek monsternummer. Het SIN-nummer/monsternummer is AAFG1027NL/12-01-9A.12.Uit onderzoek van het NFI is naar voren gekomen dat het monster AAFG1027NL/12-01-9A (verdund) zwavelzuur bevat.13.
- Een zwarte jerrycan 20 liter, gevuld met ongeveer 2,5 liter lijvige vloeistof, etiket zwavelzuur (12-01-10). Het goed met ibn-code 12-01-10 is bemonsterd en voorzien van een kenmerk en een uniek monsternummer. Het SIN-nummer/monsternummer is AAFG1028NL/12-01-10A.14.Uit onderzoek van het NFI is naar voren gekomen dat het monster AAFG1028NL/12-01-10A (geconcentreerd) zwavelzuur bevat.15.
- Twee zwarte jerrycans, inhoudsmaat 5 liter, éénmaal leeg en éénmaal half gevuld met een geelkleurige olieachtige vloeistof (12-01-011). Het goed met ibn-code 12-01-11 is bemonsterd en voorzien van een kenmerk en een uniek monsternummer. Het SIN-nummer/monsternummer is AAFG1029NL/12-01-11A.16.Uit onderzoek van het NFI is naar voren gekomen dat het monster AAFG1029NL/12-01-11A amfetamine bevat.17.
- Een volgelaatmasker van het merk North, gewaarmerkt als AAFY7361NL. Het volgelaatmasker riekte naar amfetamine. Na verwijdering van de filterbus is het rubberen gelaatmasker gewaarmerkt als AADM9781NL. De buitenzijde van AADM9781NL is bemonsterd. Deze bemonstering is gewaarmerkt als AAFY7646NL.18.Uit onderzoek van het NFI is naar voren gekomen dat het monster AAFY7646NL amfetamine bevat en kleine hoeveelheden apaan en amfetamine gerelateerde syntheseverontreinigingen.19.
In een washok op het perceel aan de [straatnaam] 12:20.
- Eén zwarte jerrycan, 5 liter, half gevuld met een bruinkleurige olieachtige vloeistof (12-02-01). Het goed met ibn-code 12-02-1 is bemonsterd en voorzien van een kenmerk en een uniek monsternummer. Het SIN-nummer/monsternummer is AAFG1030NL/12-02-1A.21.Uit onderzoek van het NFI is naar voren gekomen dat het monster AAFG1030NL/12-02-1A BMK bevat.22.
In een losstaande garage op het perceel aan de [straatnaam] 12:23.
- Een glazen scheidtrechter en standaard (12-03-01). Hierbij is sprake van een gebruikte en vervuilde glazen driehals kolf (laboratorium glaswerk), inhoudsmaat ongeveer 75 liter, voorzien van een hittebestendig doek waaronder zich een elektrische verwarmingsspiraal bevond. Deze dient voor het verwarmen/koken van de inhoud van deze kolf. Deze lag op de grond van de garage. Links van deze kolf lag een metalen standaard omwikkeld met hittebestendige doek. Als dit doek wordt geplaatst in deze standaard is de kolf geschikt voor de vervaardiging/bewerking van synthetische drugs. De binnenkant van de kolf is uitgespoeld. De aangetroffen lichtbruine vloeistof is bemonsterd en voorzien van een kenmerk en een uniek monsternummer. Het SIN-nummer/monsternummer is AAFG1031NL/12-03-1A.24.
Uit onderzoek van het NFI is naar voren gekomen dat dit monster een lage concentratie BMK bevat.25.
- -
Een doos met zes kwikthermometers 250C (12-03-02);
- -
Eén vacuüm-sealmachine en resten van wit poeder in deze machine (12-03-04). Het poeder met ibn-code 12-03-4 is bemonsterd en voorzien van een kenmerk en een uniek monsternummer. Het SIN-nummer/monsternummer is AAFG1032NL/12-03-4A.26.Uit onderzoek van het NFI is naar voren gekomen dat het monster AAFG1032NL/12-03-4A amfetamine bevat.27.
- -
Eén maatbeker en één fles met ether (12-03-05);
- -
Eén gebruikte glazen scheidtrechter en één rondbodemkolf van 500 ml, gevuld met een kleine hoeveelheid geelkleurige olieachtige vloeistof en scheidtrechter van 100 ml (12-03-06). De vloeistof met ibn-code 12-03-6 is bemonsterd en voorzien van een kenmerk en een uniek monsternummer. Het SIN-nummer/monsternummer is AAFG1033NL/12-03-6A.28.Uit onderzoek van het NFI is naar voren gekomen dat het monster AAFG1033NL/12-03-6A BMK bevat.29.
- -
Drie nieuwe bolkoelers (12-03-07);
- -
Een fles met opschrift ‘Coca Cola Zero’ met 100 ml vloeistof, aangetroffen op de bar (12-03-08). De vloeistof met ibn-code 12-03-08 is bemonsterd en voorzien van een kenmerk en een uniek monsternummer. Het SIN-nummer/monsternummer is AAFG1034NL/12-03-8A.30.Uit onderzoek van het NFI is naar voren gekomen dat het monster AAFG1034NL/12-03-8A BMK bevat.31.
- -
Twee jerrycans van 20 liter met het etiket ‘zwavelzuur’ en ‘restant zwavelzuur’ (12-03-09);
- -
Eén dicht gesealde zak met 147,9 gram pasta, welke positief is getest op amfetamine (12-03-11);
- -
Plastic handschoenen en plastic voor het verpakken van amfetaminepasta (op de bar).
B.
De raadsvrouwe van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van het in de zaak met parketnummer 01-845296-13 onder 1 ten laste gelegde (mede)plegen van voorbereidingshandelingen met betrekking tot amfetamine en het in de zaak met parketnummer 01-845296-13 onder 2 ten laste gelegde voorhanden hebben van harddrugs.
Daartoe is – kort gezegd – het volgende aangevoerd. Primair stelt de verdediging dat de verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van de voorwerpen, stoffen en de amfetamine in de schuur op perceel [straatnaam] 12. In dat verband merkt de verdediging op dat de plekken waar de voorwerpen en stoffen zijn aangetroffen, voor derden vrij toegankelijk waren. Het enkele feit dat de verdachte woonachtig is op het perceel waar de schuur gesitueerd is, is volgens de verdediging niet voldoende om vast te stellen dat de goederen aan hem toebehoorden en dat hij wetenschap moet hebben gehad van de aanwezigheid daarvan. Al zou de verdachte wetenschap hebben gehad van de aanwezigheid van de stoffen en voorwerpen in de schuur, dan kan niet vastgesteld worden dat hij wetenschap had dat met deze goederen het strafbare feit van artikel 10, vierde of vijfde lid van de Opiumwet gepleegd kan worden.
Subsidiair is de verdediging van mening dat het in casu om restanten en een kant-en-klaar eindproduct van amfetamine gaat, zodat niet van voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet kan worden gesproken.
Voorts heeft de verdediging betoogd dat van medeplegen geen sprake is.
Meer subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
C.
Het hof stelt voorop dat verdachte als bewoner van perceel 12 geacht wordt weet te hebben van en verantwoordelijk te zijn voor de aanwezigheid van de aldaar aangetroffen en hiervoor onder A genoemde goederen, tenzij er aanwijzingen bestaan voor het tegendeel.
Van de zijde van de verdediging is aangevoerd dat buiten weten van verdachte de voorwerpen en stoffen door anderen daar zijn achtergelaten, doch zulks is niet aannemelijk geworden.
Vele aangetroffen voorwerpen en stoffen lagen geheel of gedeeltelijk in het zicht. Bovendien gaat het om een zodanige veelheid aan voorwerpen dat die niet over het hoofd te zien zijn. Voor zover sommige van deze voorwerpen wel aan het zicht waren onttrokken, geldt dat zij zich op locaties bevonden – zoals een opbergcontainer, een washok en een garage – waarvan redelijkerwijs moet worden aangenomen dat bij een normaal gebruik van een woning met opstallen bewoners daar met enige regelmaat in plegen te komen of plegen te kijken. Het hof gaat er derhalve van uit dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de voorwerpen en stoffen op zijn perceel. Dat het, naar van de zijde van de verdediging is betoogd, om een perceel op een woonwagencentrum gaat waar bewoners van elkaars erf gebruik mogen maken en dat op geen van de aanwezige voorwerpen dactysporen van verdachte zijn aangetroffen en dat in de schuur geen persoonlijke bezittingen van verdachte zijn gevonden, is onvoldoende doorslaggevend om tot een ander oordeel te komen.
Voor het oordeel dat verdachte wetenschap heeft gehad van de op het naastgelegen perceel 11 aangetroffen voorwerpen en stoffen schiet het bewijs evenwel tekort. Weliswaar woonden verdachte en medeverdachte [medeverdachte] naast elkaar (respectievelijk op [straatnaam] 12 en 11), zijn beide percelen over en weer toegankelijk via de schuur op perceel 11 met een eigen toegangsdeur naar perceel 12 en zijn de op beide percelen aangetroffen voorwerpen en stoffen benodigd voor de productie van amfetamine, doch al deze omstandigheden zijn voor dat oordeel onvoldoende redengevend.
Het hof stelt vast dat het merendeel van de voor de synthese van amfetamine benodigde chemicaliën en laboratoriumbenodigdheden32.aanwezig was op het perceel nummer 12.
Nu deze voorwerpen en stoffen tezamen voor een groot deel de basis vormen voor een productieproces van amfetamine, gaat het hof er van uit dat ze ook met dat doel op genoemd perceel aanwezig waren. Bij dit oordeel heeft het hof meegewogen dat naast de hiervoor genoemde aangetroffen voorwerpen ook een hoeveelheid vochtige witte pasta bevattende amfetamine is aangetroffen. Dat de aangetroffen voorwerpen en stoffen een andere bestemming zouden hebben is niet aannemelijk geworden.
Op basis daarvan staat vast dat verdachte die voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad wetende dat ze bestemd waren voor de productie van amfetamine.
Anders dan de verdediging in dit verband heeft betoogd, zijn op de [straatnaam] 12 niet louter rest- of afvalstoffen aangetroffen. Hoewel er eveneens een hoeveelheid vochtige witte pasta met amfetamine is aangetroffen, hetgeen duidt op een eindproduct van amfetamine, waren de aangetroffen chemicaliën en laboratoriumbenodigdheden in een dusdanige substantiële hoeveelheid aanwezig, dat het op basis daarvan niet anders kan zijn dan dat door het voorhanden hebben daarvan sprake is van voorbereidingshandelingen. Tekenend acht het hof in dit verband de aanwezigheid van tweeëneenhalve liter vloeistof bevattende BMK. De verdachte kan deze voor de synthese van amfetamine essentiële en kostbare grondstof in een dergelijke hoeveelheid redelijkerwijs niet anders voorhanden hebben gehad dan met de bedoeling om daarmee (wederom) amfetamine te produceren. Verdachte heeft er ook niet voor gekozen deze voorwerpen en stoffen van zijn perceel te verwijderen.
Gelet op het voorgaande acht het hof bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder 1 ten laste gelegde voorbereidingshandelingen. Dat daarbij sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen is niet gebleken zodat verdachte van dat onderdeel zal worden vrijgesproken.
D.
Op 23 april 2013 is op het perceel [straatnaam] 12 te Geldrop een dichtgesealde zak met daarin een hoeveelheid pasta (147,90 gram) aangetroffen op een van de planken boven de bar in de garage.33.Op die bar lagen tevens plastic en plastic handschoenen, bestemd voor de verpakking van amfetaminepasta.34.Van voornoemde pasta is een monster genomen met SIN-nummer AAEJ5926NL.35.Uit onderzoek van het NFI is naar voren gekomen dat dit monster amfetamine bevat.36.
De verdachte is als bewoner van perceel 12 gebruiker van deze garage. De gebruiker van deze garage moet geacht worden weet te hebben van hetgeen zich daarin bevindt, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel. Van dergelijke aanwijzingen is niet gebleken. Bovendien lag de amfetaminepasta op een zichtbare plek.37.De stelling van de verdediging dat de verdachte daarvan geen wetenschap had, wordt niet aannemelijk geacht, waarbij het hof verwijst naar hetgeen hiervoor is overwogen omtrent de wetenschap bij verdachte van de aanwezigheid van de overige aangetroffen voorwerpen en stoffen. Het hof acht derhalve het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine wettig en overtuigend bewezen.
E.
Mitsdien falen de verweren van de verdediging. Het hof verwerpt deze verweren daarom in al hun onderdelen.
F.
Op 28 september 2013 waren verbalisanten [agent 2] en [agent] , respectievelijk hoofdagent en agent van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, belast met de noodhulpsurveillance in het werkgebied Geldrop-Mierlo-Nuenen. Om 2.25 uur zagen zij dat de bestuurder van een taxi niet de verplichte rijrichting volgde op de Rielsedijk te Geldrop. De bestuurder van deze taxi wilden zij controleren dan wel aanspreken. Nadat de taxi stopte, kwamen de verdachte en [medeverdachte 2] als passagiers uit de taxi. De verdachte en [medeverdachte 2] kwamen op agressieve wijze naar het surveillancevoertuig gelopen. Vervolgens hoorden de verbalisanten dat de verdachte tegen hen riep: ‘Stelletje kankerwouten, opflikkeren hier’. De verbalisanten voelden zich door deze uitspraak in hun goede eer en naam aangetast. Verbalisant [agent 2] besloot de verdachte aan te houden ter zake van belediging. Toen dit aan de verdachte kenbaar werd gemaakt, liep de verdachte achteruit richting de woonwagens. Verbalisant [agent 2] wilde vervolgens de verdachte bij zijn arm vastpakken, teneinde hem in het surveillancevoertuig te kunnen plaatsen. Verbalisant [agent] stond toen ook bij de verdachte. Zij hoorden dat de verdachte tegen hen zei: ‘Jij gaat mij niet aanhouden kankerwout en jullie gaan mij niet meenemen’. Verbalisant [agent 2] heeft de verdachte daarop bij zijn arm gepakt. Hij voelde dat de verdachte zich met kracht losrukte. Vervolgens is door hem pepperspray gebruikt en is de verdachte door hem wederom bij zijn arm vastgepakt. De verdachte begon wederom in een andere richting te bewegen dan waarin [agent 2] hem probeerde te bewegen. Daarop is door [agent 2] een nekklem aangelegd. [agent] zag dat de verdachte zich bleef verzetten. Hierop heeft hij de verdachte eveneens vastgepakt en gefixeerd. De verdachte spuugde [agent 2] in het gezicht. Uiteindelijk is de verdachte in het surveillancevoertuig geplaatst. Op het moment dat [agent 2] naast de verdachte in dat voertuig plaatsnam, hoorde hij dat de verdachte tegen hem zei: ‘Ik herken jouw gezicht, ik vergeet jouw gezicht niet meer, ik schiet jou en jouw vrouw en kinderen kapot’. Tijdens het vervoer naar het hoofdbureau van politie te Eindhoven bezigde de verdachte de woorden: ‘Kankerwouten, kutwouten en mongolen’. Voorts herhaalde de verdachte: ‘Ik herken jouw gezicht, ik ga jou kapot schieten, kankerwout’. De verdachte keek op dat moment in de richting van [agent 2] . Tijdens de insluiting in een ophoudlokaal bleef de verdachte jegens de verbalisanten voornoemde woorden bezige38.Toen de verdachte in zijn cel stond en verbalisanten naar buiten wilden lopen hoorde [agent] dat de verdachte riep: ‘Ik schiet jullie allebei een gat in je kop. Wat verdienen jullie nou? Ik heb miljoenen en ik schiet jullie allemaal dood.’ Door de uiting van deze woorden voelde zij zich zeer bedreigd.39.
Verbalisant [agent 2] heeft verklaard dat de verdachte tegen hem zei: ‘Ik weet nu wie jij bent, ik herken jouw gezicht, ik schiet jou, jouw vrouw en kinderen kapot’. Hij hoorde dat de verdachte dit meerdere malen herhaalde. Door de uiting van deze woorden voelde hij zich eveneens ernstig bedreigd.40.
Verbalisant [verbalisant 1] ondersteunde [agent 2] en [agent] met de insluiting van de verdachte. Hij verklaarde dat hij hoorde dat de verdachte tegen [agent 2] en [agent] zei: ‘Ik schiet jullie allebei een gat in je kop! Wat verdienen jullie nou? Ik heb miljoenen’ en ‘Ik schiet jullie allemaal dood’.41.
Ter terechtzitting van het hof heeft de verdachte verklaard dat het klopt dat hij de feiten heeft gepleegd.42.
Op grond van het vorenstaande acht het hof de in de zaak met parketnummer 01-821627-13 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het in de zaak met parketnummer 01-845296-13 onder 1 bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Het in de zaak met parketnummer 01-845296-13 onder 2 bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het in de zaak met parketnummer 01-821627-13 onder 1 bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 01-821627-13 onder 2 bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 01-821627-13 onder 3 bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
wederspannigheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is in de zaak met parketnummer 01-845296-13 onder 1 bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen ter zake van amfetamineproductie. Er is een hoeveelheid voorwerpen en stoffen aangetroffen, waarvan moet worden aangenomen dat daarmee een grote hoeveelheid amfetamine zou kunnen worden geproduceerd. De productie van synthetische drugs houdt de illegale handel van harddrugs in stand en veroorzaakt bovendien allerlei maatschappelijk ongewenste effecten. Voorts is in de zaak met parketnummer 01-845296-13 onder 2 bewezen verklaard dat de verdachte een hoeveelheid amfetamine aanwezig heeft gehad.
Wetenschappelijk is aangetoond dat het frequent gebruik van harddrugs de volksgezondheid kan schaden, met name waar het geestelijke aandoeningen betreft. De verdachte heeft zich daar onvoldoende rekenschap van gegeven en heeft uitsluitend gehandeld met het oog op persoonlijk financieel gewin.
In de zaak onder parketnummer 01-821627-13 is bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging en belediging van agenten. Voorts heeft hij zich verzet tegen zijn aanhouding. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij deze feiten heeft gepleegd gedurende de periode dat hij geschorst was uit de ten aanzien van hem bevolen voorlopige hechtenis. Daarmee houdt het hof in strafverzwarende zin rekening bij de straftoemeting.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 12 december 2016, betrekking hebbende op de verdachte, waaruit blijkt dat hij voorafgaand aan het bewezen verklaarde eerder voor wederspannigheid onherroepelijk is veroordeeld. Voorts heeft het hof geconstateerd dat de verdachte niet eerder voor overtreding van de Opiumwet is veroordeeld.
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop in deze zaak ambtshalve het volgende.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep dient te zijn afgerond met een eindarrest binnen twee jaar nadat het hoger beroep is ingesteld, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
De rechtbank te ’s-Hertogenbosch heeft op 24 januari 2014 vonnis gewezen. Namens de verdachte is op 28 januari 2014 hoger beroep ingesteld. Het procesdossier is op 30 juni 2016, dus later dan acht maanden na het instellen van het hoger beroep, ter griffie van dit hof ingekomen. Het hof zal bij arrest van heden – 6 april 2017 – einduitspraak doen. Aldus wordt eindarrest gewezen na het verstrijken van twee jaren na het instellen van het hoger beroep en daarmee is de redelijke termijn in hoger beroep met ruim 14 maanden geschonden.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige straf dan een gevangenisstraf. Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde, acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden met aftrek van voorarrest in beginsel passend en geboden. Al hetgeen door de verdediging over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte naar voren is gebracht, legt tegenover de ernst van de feiten onvoldoende gewicht in de schaal om tot een ander oordeel te komen.
Gelet op het hiervoor overwogene ter zake van de schending van de redelijke termijn, ziet het hof evenwel aanleiding om de op te leggen gevangenisstraf te matigen. Het hof zal, gelet op de mate van overschrijding van de redelijke termijn, de strafkorting – anders dan door de advocaat-generaal is gevorderd – op hoger dan 10% vaststellen en de verdachte veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden met aftrek van voorarrest.
Vorderingen van de benadeelde partijen [agent] en [agent 2]
De benadeelde partijen [agent] en [agent 2] hebben beiden in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van
€ 282,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is door de rechtbank bij vonnis waarvan beroep integraal toegewezen. De benadeelde partijen hebben te kennen gegeven hun gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
De verdediging heeft in hoger beroep geen verweer tegen de vorderingen gevoerd.
Het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat de benadeelde partijen [agent] en [agent 2] als gevolg van het in de zaak met parketnummer 01-821627-13 onder 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade hebben geleden. Bij gebreke van een inhoudelijke betwisting acht het hof het door beide benadeelde partijen gevorderde bedrag ter grootte van € 282,00 integraal toewijsbaar. Dit toe te wijzen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal de verdachte tevens veroordelen in de proceskosten van de benadeelde partijen, tot op heden begroot op nihil. Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest door de benadeelde partijen nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregelen ex art. 36f van het Wetboek van Strafrecht
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het in de zaak met parketnummer 01-821627-13 onder 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan ieder van de slachtoffers [agent] en [agent 2] is toegebracht tot een bedrag van € 282,00. De verdachte is daarvoor jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen tot een bedrag van € 282,00, vermeerderd met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is vermeld, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan de slachtoffers bevordert.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-845296-13 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 01-821627-13 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het in de zaak met parketnummer 01-845296-13 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 01-821627-13 onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 (eenentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [agent] ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-821627-13 onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 282,00 (zegge: tweehonderdtweeëntachtig euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 28 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij [agent] gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [agent] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-821627-13 onder 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 282,00 (zegge: tweehonderdtweeëntachtig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 (vijf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 28 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [agent 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-821627-13 onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 282,00 (zegge: tweehonderdtweeëntachtig euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 28 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij [agent 2] gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [agent 2] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-821627-13 onder 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 282,00 (zegge: tweehonderdtweeëntachtig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 (vijf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 28 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. E.A.A.M. Pfeil, voorzitter,
mr. J.T.F.M. van Krieken en mr. M.E.F.H. van Erve, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.N. van Veen, griffier,
en op 6 april 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M.E.F.H. van Erve is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 06‑04‑2017
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 april 2013, p. 119 en 120.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 24 april 2013, p. 66.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 oktober 2013, p. 192; proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 april 2013, p. 125; lijst van inbeslaggenomen goederen d.d. 23 april 2013, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 23 april 2013, p. 152-153.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 oktober 2013, p. 192; lijst van inbeslaggenomen goederen d.d. 23 april 2013, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 23 april 2013, p. 152-153.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 april 2013, p. 230.
Rapport NFI d.d. 6 juni 2013, p. 255.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 april 2013, p. 230.
Rapport NFI d.d. 6 juni 2013, p. 255.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 april 2013, p. 230.
Rapport NFI d.d. 6 juni 2013, p. 255.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 april 2013, p. 230.
Rapport NFI d.d. 6 juni 2013, p. 256.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 april 2013, p. 230.
Rapport NFI d.d. 6 juni 2013, p. 256.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 april 2013, p. 230.
Rapport NFI d.d. 6 juni 2013, p. 256.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 192, 195 en 196.
Rapport NFI d.d. 13 augustus 2013, p. 287.
Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen d.d. 23 april 2013, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 23 april 2013, p. 153.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 april 2013, p. 230.
Rapport NFI d.d. 6 juni 2013, p. 256.
Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen d.d. 23 april 2013, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 23 april 2013, p. 153.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 april 2013, p. 230.
Rapport NFI d.d. 6 juni 2013, p. 256.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 april 2013, p. 231.
Rapport NFI d.d. 6 juni 2013, p. 256.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 april 2013, p. 231.
Rapport NFI d.d. 6 juni 2013, p. 256.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 april 2013, p. 231.
Rapport NFI d.d. 6 juni 2013, p. 256.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 april 2013, p. 231 en 232.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 oktober 2013, p. 193 en p. 194.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 april 2013, p. 125.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 oktober 2013, p. 194 en 195.
Rapport NFI d.d. 14 mei 2013, p. 283.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 oktober 2013, p. 193, 216 en 217.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 september 2013, p. 11 en 12, deel uitmakende van het eindproces-verbaal van de regiopolitie Oost-Brabant, basiseenheid Dommelstroom, op ambtsbelofte opgesteld door verbalisant [verbalisant 2] , hoofdagent van politie, registratienummer PL2202-2013135095, afgesloten d.d. 28 september 2013, inhoudende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-24.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 28 september 2013, p. 4 tot en met 6, deel uitmakende van laatstgenoemd eindproces-verbaal van politie.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 28 september 2013, p. 7 tot en met 9, uitmakende van laatstgenoemd eindproces-verbaal van politie.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 september 2013, p. 14, deel uitmakende van laatstgenoemd eindproces-verbaal van politie.
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 23 maart 2017, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte met betrekking tot deze feiten.