2517/2009
Rb. Rotterdam, 24-01-2018, nr. C/10/541578 / KG ZA 17-1389
ECLI:NL:RBROT:2018:772
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
24-01-2018
- Zaaknummer
C/10/541578 / KG ZA 17-1389
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2018:772, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 24‑01‑2018; (Kort geding)
- Vindplaatsen
Uitspraak 24‑01‑2018
Inhoudsindicatie
Kort geding. Gedaagden zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de proceskosten omdat zij gezamenlijk één advocaat hebben (HR 17 maart 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5169).
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team Handel en Haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/541578 / KG ZA 17-1389
Vonnis in kort geding van 24 januari 2018
in de zaak van
1. de vennootschap onder firma
CO-PE HORECA,
gevestigd te Rotterdam,
2. [eiser], vennoot van eiseres sub 1,
wonende te [woonplaats] ,
3. [eiser 2], vennoot van eiseres sub 1,
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaten mr. W.P.J. van Keulen en mr. P.C. Russcher te Amsterdam,
tegen
1. [gedaagde] , handelend onder de naam [gedaagde] FINADMIN,
wonende te Rotterdam,
2. [gedaagde 1]
wonende te Rotterdam,
gedaagden,
advocaat mr. J.W. Dijke te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Co-Pe Horeca en [gedaagde] c.s. genoemd worden. Afzonderlijk zullen partijen hierna (mede) [eiser] , [eiser 2] , [gedaagde] of [gedaagde] Finadmin en [gedaagde 1] worden genoemd.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding van 5 januari 2018
- -
de overgelegde producties
- -
de mondelinge behandeling op 17 januari 2017
- -
de pleitnota van Co-Pe Horeca, tevens akte eisvermindering
- -
de pleitnota van [gedaagde] c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Co-Pe Horeca exploiteert een horeca-onderneming in Rotterdam.
2.2.
[gedaagde] heeft een eenmanszaak die zich toelegt op het verzorgen van financiële administratie. [gedaagde 1] is een broer van [gedaagde] .
2.3.
Co-Pe Horeca heeft aan (in ieder geval) [gedaagde 1] mondeling opdracht verstrekt tot het verzorgen van de financiële administratie van Co-Pe Horeca. Deze werkzaamheden hebben plaatsgevonden in de periode van circa januari 2010 tot en met april 2017. Die werkzaamheden zijn door, althans namens, [gedaagde] Finadmin gefactureerd. Betaling heeft plaatsgevonden op de bankrekening van [gedaagde] Finadmin.
2.4.
Co-Pe Horeca heeft in april 2017 mondeling de contractuele samenwerking met [gedaagde 1] opgezegd wegens tekortkomingen in het werk van [gedaagde 1] .
2.5.
[gedaagde] heeft tijdens een in april 2017 met een vennoot van Co-Pe Horeca gevoerd telefoongesprek, samengevat, medegedeeld dat:
- zij Co-Pe Horeca niet te woord wilde staan over het werk van [gedaagde 1]
- dat haar onderneming zich niet gebonden achtte aan de handelingen van [gedaagde 1] .
2.6.
Op 5 mei 2017 zijn twee dozen met administratie van Co-Pe Horeca, die Co-Pe Horeca aan [gedaagde 1] had verstrekt, bezorgd bij Co-Pe Horeca.
2.7.
Co-Pe Horeca heeft een ander bedrijf, genaamd IMF Consultancy (hierna: IMF) ingeschakeld om haar financiële administratie (behalve de salarisadministratie) te verzorgen. IMF heeft in een brief van 12 juli 2017 aan Co-PE Horeca medegedeeld dat in de door [gedaagde 1] verzorgde boekhouding een aantal documenten ontbrak.
2.8.
De loonadministratie van Co-Pe Horeca wordt sinds maart 2017 verzorgd door VCSW B.V. (hierna: VCSW). VCSW heeft op 17 juni 2017 schriftelijk verklaard dat [gedaagde 1] fouten heeft gemaakt in het bijhouden van de loonadministratie.
2.9.
Co-Pe Horeca heeft [gedaagde 1] meermaals telefonisch verzocht om teruggave van financiële administratie van Co-Pe Horeca. Co-Pe Horeca heeft [gedaagde] c.s. bij brieven van 18 september 2017 gesommeerd tot afgifte van in die brieven nader aangeduide bescheiden.
2.10.
[gedaagde] heeft bij e-mailbericht van 26 september 2017 geantwoord dat zij niet betrokken is bij de werkzaamheden van [gedaagde 1] en dat zij nooit heeft geweten dat hij werkzaamheden verrichtte voor Co-Pe Horeca.
2.11.
[gedaagde 1] heeft bij e-mailbericht van 28 september 2017 een aantal financiële bescheiden verzonden naar Co-Pe Horeca.
2.12.
Co-Pe Horeca heeft bij e-mailbericht van 17 oktober 2017 aan [gedaagde] c.s. verzocht om afgifte van nader aangeduide administratieve bescheiden.
2.13.
[gedaagde 1] heeft Co-Pe Horeca administratieve bescheiden van Co-Pe Horeca aan Co-Pe Horeca gestuurd bij zes e-mailberichten van 4 januari 2018, 2 twee e-mailberichten van 5 januari 2018 en bij e-mailbericht van 11 januari 2018.
3. Het geschil
3.1.
Co-Pe Horeca vorderde aanvankelijk, samengevat, afgifte/ teruggave van de administratie van Co-Pe Horeca voor zover die nog in bezit was van [gedaagde] c.s.
Co-Pe Horeca heeft ter zitting haar eis verminderd tot “alle inkomende en uitgaande facturen over het jaar 2016 die zij aan [gedaagde] Finadmin heeft afgegeven en die [gedaagde] Finadmin niet heeft teruggegeven” voor zover [gedaagde] Finadmin en [gedaagde 1] deze in hun bezit hebben. Daar heeft zij aan toegevoegd (punt 22 pleitnota) dat het gaat om 260 facturen uit het boekjaar 2016 die in de door haar overgelegde productie 7 geel gemarkeerd zijn. Co-Pe Horeca stelt daartoe het volgende.
3.2.
De contractuele samenwerking tussen partijen is geëindigd. Hieruit de volgt de verplichting van [gedaagde] c.s. om de administratie van Co-Pe Horeca aan haar, Co-Pe Horeca, te retourneren. Ten onrechte wordt deze plicht niet volledig nagekomen. Inmiddels heeft Co-Pe Horeca wel grotendeels haar administratie teruggekregen, maar nog niet alles. Wat nog ontbreekt zijn de inkomende en uitgaande facturen over het jaar 2016.
Het standpunt van [gedaagde] c.s. dat zij thans de gehele administratie hebben teruggegeven, is onaannemelijk. Dat standpunt hadden [gedaagde] c.s. ook al eerder ingenomen en daarna werd toch nog, in meerdere etappes en tot zelfs nog kort voor de zitting (en na dagvaarding) in de onderhavige procedure, nog meer ontbrekende administratie geretourneerd.
Co-Pe Horeca gaat er primair van uit dat (zij heeft mogen begrijpen dat) [gedaagde] Finadm haar contractuele wederpartij is, respectievelijk dat het handelen van [gedaagde 1] in deze toerekenbaar is aan [gedaagde] Finadm. Subsidiair stelt Co-Pe Horeca zich op het standpunt dat in ieder geval [gedaagde 1] haar contractuele wederpartij is.
3.3.
[gedaagde] c.s. voeren verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Het spoedeisend belang volgt uit de stellingen van Co-Pe Horeca.
4.2.
Co-Pe Horeca is eigenaar van de administratie waarvan zij de afgifte vordert. Dit staat een beroep van Co-Pe Horeca op artikel 843a lid 1 Rv. niet in de weg. Dit artikellid bindt de toewijsbaarheid van de daar bedoelde vordering aan drie cumulatieve voorwaarden:
(i) degene die de vordering doet, dient een rechtmatig belang te hebben en
(ii) het moet gaan om bepaalde bescheiden
(iii) aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij is.
Het vierde lid bepaalt dat degene die de bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, niet gehouden is aan deze vordering te voldoen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, alsmede indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.
4.3.
Op de zitting bleek dat inmiddels grotendeels is voldaan aan de vordering van Co-Pe Horeca, naar zij stelt met uitzondering van voormelde facturen over het jaar 2016. Co-Pe Horeca heeft hierover ter zitting verklaard dat zij met deze facturen bedoelt: de 260 facturen die geel gemarkeerd zijn in haar productie 7. Echter, in productie 7 zijn niet 260 facturen geel gemarkeerd. Dat zijn er veel meer. Het gaat volgens de voorzieningenrechter om ruim 1100 boekingsregels die geheel of gedeeltelijk geel gemarkeerd zijn. Het is de voorzieningenrechter aldus niet duidelijk van welke facturen waarop die boekingsregels zien nu precies de afgifte wordt gevorderd. Daarmee voldoet de vordering niet aan de eis dat het moet gaan om “bepaalde bescheiden.” De vordering is te onbepaald, zodat deze zal worden afgewezen.
4.4.
Bovendien hebben [gedaagde] c.s. ter zitting weersproken dat zij deze bescheiden nog onder zich hebben. Het valt niet uit te sluiten dat dit verweer met een korreltje zout moet worden genomen, nu [gedaagde] c.s. dit standpunt ook al eerder innamen, waarna zij vervolgens toch nog in staat bleken om zeer veel administratieve bescheiden terug te geven aan Co-Pe Horeca. Maar voldoende zekerheid is er niet. Er zou bewijslevering nodig zijn om hierin klaarheid te brengen. Een kort geding procedure leent zich echter niet (goed) voor bewijslevering. Ook om die reden dient de vordering afgewezen te worden.
4.5.
Het afwijzen van het gevorderde neemt niet weg dat [gedaagde] c.s. in de proceskosten veroordeeld zullen worden. Pas na het aanhangig maken van de onderhavige procedure, en meer specifiek (ook nog) na het uitbrengen van de dagvaarding, hebben [gedaagde] c.s. (grotendeels) voldaan aan de vorderingen van Co-Pe Horeca. Het aanhangig maken van de onderhavige procedure was kennelijk nodig om [gedaagde] c.s. meer/ voldoende in beweging te krijgen, zodat geen sprake is van onnodige proceskosten.
4.6.
[gedaagde] c.s. zullen gezamenlijk, en hoofdelijk, in de proceskosten worden veroordeeld. De plicht van een partij tot afgifte van bescheiden op grond van artikel 843a Rv. is niet afhankelijk van de vraag of met die partij een overeenkomst is gesloten, dan wel of daarmee een andere rechtsbetrekking bestaat, maar slechts of die partij de gevorderde bescheiden feitelijk onder zich heeft (HR 10 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1834). [gedaagde 1] blijkt een aantal bescheiden uit de administratie van Co-Pe Horeca in bezit gehad hebben, anders kon hij deze niet retourneren.
Ook [gedaagde] is aansprakelijk voor de laattijdige afgifte van de bescheiden aan Co-Pe Horeca. Op de facturen voor het onderhavige werk staat de naam van [gedaagde] Finadmin en de betalingen op deze facturen door Co-Pe Horeca werden gedaan op de bankrekening van [gedaagde] Finadmin. [gedaagde] kon dit ter zitting niet weerspreken; zij kon slechts bevestigen dat er inderdaad betaald is op haar bankrekening en dat de facturen op de naam van haar bedrijf staan. [gedaagde] heeft kennelijk nooit bezwaar gemaakt tegen het gebruik van haar facturen en evenmin tegen de ontvangst van de betalingen van Co-Pe Horeca. Onder deze omstandigheden heeft Co-Pe Horeca alleszins mogen begrijpen dat [gedaagde] ( [gedaagde] Finadmin) ook haar contractuele wederpartij is, zodat van [gedaagde] mocht worden verlangd dat zij [gedaagde 1] tot eerdere afgifte van de bescheiden had bewogen.
De hoofdelijke aansprakelijkheid voor de proceskosten volgt uit het feit dat [gedaagde] c.s. gezamenlijk één advocaat hebben (HR 17 maart 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5169).
4.7.
De proceskosten worden begroot op € 1.645,62, zijnde € 816,- aan salaris advocaat (standaard tarief kort geding volgens de Liquidatietarieven), € 626,- aan griffierecht en € 203,62 aan explootkosten dagvaarding (2 dagvaardingen á € 101,81), nog te vermeerderen met de gevorderde nakosten en met de wettelijke rente. Wettelijke rente is slechts toewijsbaar tot aan de dag der algehele voldoening van de proceskosten. Wettelijke rente is niet toewijsbaar over de nakosten, nu niet van tevoren valt te zeggen wanneer de nakosten gemaakt zullen worden en dus evenmin wanneer het - voor het recht op wettelijke rente vereiste - verzuim zal intreden.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] en [gedaagde 1] hoofdelijk in de proceskosten van Co-Pe Horeca, tot op heden begroot op € 1.645,62, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening en voorts vermeerderd met € 131,- voor nasalaris zonder betekening, en, in geval betekening van het vonnis plaatsvindt, met € 68,- en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.2.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2018.1.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 24‑01‑2018