Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 952/2013 vaststelling douanewetboek van de Unie
Artikel 50 Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden
Geldend
Geldend vanaf 30-10-2013
- Bronpublicatie:
09-10-2013, PbEU 2013, L 269 (uitgifte: 10-10-2013, regelingnummer: 952/2013)
- Inwerkingtreding
30-10-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-10-2013, PbEU 2013, L 269 (uitgifte: 10-10-2013, regelingnummer: 952/2013)
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Douane (V)
1.
De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen maatregelen vast om een uniforme toepassing van de douanecontroles te garanderen, met inbegrip van de uitwisseling van informatie betreffende risico's en risicoanalyse-resultaten, gemeenschappelijke risicocriteria en -normen, de controlemaatregelen en de prioritaire controlegebieden bedoeld in artikel 46, lid 3.
Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.
Om dwingende redenen van urgentie die verband houden met dergelijke maatregelen, naar behoren gemotiveerd door de noodzaak om onverwijld het gemeenschappelijke kader voor risicobeheer te actualiseren en de uitwisseling van informatie betreffende risico's en risicoanalyse, gemeenschappelijke risicocriteria en -normen, controlemaatregelen en prioritaire controlegebieden aan te passen aan de ontwikkeling van risico's, stelt de Commissie volgens de in artikel 285, lid 5, bedoelde procedure onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast.
Wanneer het advies van het in artikel 285, lid 1, bedoelde comité via een schriftelijke procedure moet worden verkregen, is artikel 285, lid 6, van toepassing.
2.
De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de havens en luchthavens waar overeenkomstig artikel 49 douanecontroles worden verricht en douaneformaliteiten worden vervuld ten aanzien van:
- a)
de handbagage en de ruimbagage van personen:
- i)
aan boord van een luchtvaartuig dat, van een niet-Unieluchthaven komend, na een tussenstop in een Unieluchthaven, deze vlucht voortzet naar een andere Unieluchthaven;
- ii)
aan boord van een luchtvaartuig dat een tussenstop maakt in een Unieluchthaven alvorens zijn vlucht naar een niet-Unieluchthaven voort te zetten;
- iii)
die gebruik maken van een door één enkel vaartuig uitgevoerde scheepvaartdienst die een aantal opeenvolgende trajecten omvat en die is begonnen, eindigt of een tussenstop maakt in een niet-Uniehaven;
- iv)
aan boord van een pleziervaartuig of van een sportvliegtuig of zakenvliegtuig;
- b)
handbagage en ruimbagage:
- i)
die op een Unieluchthaven aankomt aan boord van een luchtvaartuig dat van een niet-Unieluchthaven komt en op deze Unieluchthaven wordt overgeladen in een ander luchtvaartuig dat een vlucht binnen de Unie uitvoert;
- ii)
die op een Unieluchthaven aan boord wordt gebracht van een luchtvaartuig dat een vlucht binnen de Unie uitvoert, waarbij deze bagage op een andere Unieluchthaven wordt overgeladen in een luchtvaartuig dat een luchthaven buiten de Unie als bestemming heeft.
Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.