RvdW 2013/1001
Huur van bedrijfsruimte. Contractuele uitsluiting tussentijdse huuraanpassing; vernietigbaarheid op voet art. 7:291 lid 1 BW; verjaring ex art. 3:52 lid 1 onder d BW; moment waarop bevoegdheid tot inroeping van vernietigingsgrond ‘ten dienste is komen te staan’.
HR 09-08-2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ9951 (Stern/Gulf)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
9 augustus 2013
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, A.M.J. van Buchem-Spapens, C.E. Drion, G. Snijders, G. de Groot
- Zaaknummer
12/04253
- Conclusie
A-G mr. M.H. Wissink
- Roepnaam
Stern/Gulf
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht / Rechtshandelingen
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Huurrecht / Huur van bedrijfsruimte
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Huurrecht / Huurprijzen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2013:BZ9951, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 09‑08‑2013
ECLI:NL:PHR:2013:BZ9951, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑04‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 05‑09‑2012
- Wetingang
Essentie
Bij gebreke van cassatieklachten staat tussen partijen vast dat het inroepen van de vernietigbaarheid van het beding inzake uitsluiting van het in art. 7:303 BW aan partijen dwingendrechtelijk toegekende recht om nadere vaststelling van de huur te vorderen, niet valt aan te merken als een afwerend beroep als bedoeld in art. 3:51 lid 3 BW. Bij deze stand van zaken is, gelet op art. 3:52 lid 1 onder d BW, voor het antwoord op de vraag of huurster nog de ingevolge art. 7:291 lid 1 BW bestaande vernietigbaarheid van het beding ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.