Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 1099/2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 08-12-2009
- Bronpublicatie:
24-09-2009, PbEU 2009, L 303 (uitgifte: 18-11-2009, regelingnummer: 1099/2009)
- Inwerkingtreding
08-12-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-09-2009, PbEU 2009, L 303 (uitgifte: 18-11-2009, regelingnummer: 1099/2009)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
(Voor de EER relevante tekst)
Verordening van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
In Richtlijn 93/119/EG van 22 december 1993 inzake de bescherming van dieren bij het slachten of doden (3) worden gemeenschappelijke minimumregels vastgesteld voor de bescherming van dieren in de Gemeenschap bij het slachten of doden. Die richtlijn is sinds de goedkeuring niet substantieel gewijzigd.
- (2)
Het doden van dieren kan pijn, angst, spanning of andere vormen van lijden bij de dieren veroorzaken, zelfs onder de beste beschikbare technische omstandigheden. Bepaalde activiteiten die verband houden met dat doden, kunnen stress meebrengen en elke bedwelmingstechniek heeft nadelen. Bedrijfsexploitanten of bij het doden van dieren betrokken personen dienen de nodige maatregelen te nemen om pijn te vermijden en angst en spanning en lijden tijdens het slacht- of dodingsproces zoveel mogelijk te beperken, waarbij zij moeten uitgaan van de beste praktijken op dit gebied en de methoden die krachtens deze verordening zijn toegestaan. Dat betekent dat pijn, spanning of lijden als vermijdbaar beschouwd moeten worden indien bedrijfsexploitanten of bij het doden van dieren betrokken personen een van de voorschriften van deze verordening overtreden of indien zij weliswaar gebruikmaken van geoorloofde methoden, maar daarbij geen rekening houden met de optimale toepassing ervan met als gevolg dat zij door nalatigheid of bewust pijn, spanning of lijden bij de dieren veroorzaken.
- (3)
De bescherming van dieren bij het slachten of doden is sinds 1974 onderworpen aan communautaire wetgeving. Op grond van Richtlijn 93/119/EG is die bescherming aanzienlijk verbeterd. Er bestaan echter grote verschillen tussen de lidstaten bij de toepassing van die richtlijn, hetgeen niet alleen tot grote bezorgdheid over het dierenwelzijn heeft geleid, maar ook tot verschillen die van invloed kunnen zijn op de mededinging tussen bedrijfsexploitanten.
- (4)
Dierenwelzijn is een van de waarden van de Gemeenschap en is vastgelegd in het Protocol nr. 33 betreffende de bescherming en het welzijn van dieren (‘Protocol nr. 33’) dat aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht. De bescherming van dieren bij het slachten of doden is een publieke zaak, die de houding van consumenten tegenover landbouwproducten beïnvloedt. Daarnaast leidt een verbetering van de bescherming van dieren bij het slachten tot een betere vleeskwaliteit en indirect ook tot veiligere arbeidsomstandigheden in slachthuizen.
- (5)
De nationale wetgeving inzake de bescherming van dieren bij het slachten of doden is van invloed op de mededinging en daarmee op het functioneren van de interne markt voor de in bijlage I bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vermelde producten van dierlijke oorsprong. Het is noodzakelijk om gemeenschappelijke regels vast te stellen teneinde een rationele ontwikkeling van de interne markt voor die producten te waarborgen.
- (6)
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA), ingesteld bij Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (4) heeft twee adviezen opgesteld over de welzijnsaspecten van de meest gebruikte methoden voor het bedwelmen en doden van bepaalde diersoorten, te weten het advies over de welzijnsaspecten met betrekking tot de meest gebruikte methoden voor het bedwelmen en doden van de belangrijkste commerciële diersoorten (2004) en het advies over de welzijnsaspecten met betrekking tot de meest gebruikte methoden voor het bedwelmen en doden die toegepast worden op voor commerciële doeleinden gehouden herten, geiten, konijnen, struisvogels, eenden, ganzen en kwartels (2006). De communautaire wetgeving op dit gebied dient geactualiseerd te worden om met deze wetenschappelijke adviezen rekening te kunnen houden. De aanbevelingen om het gebruik van koolstofdioxide voor varkens en het gebruik van waterbadbedwelmers voor pluimvee geleidelijk uit te bannen zijn niet in deze verordening opgenomen, omdat uit de effectbeoordeling is gebleken dat die uitbanning op dit moment in de Europese Unie economisch nog niet haalbaar is. Het is evenwel van belang deze besprekingen in de toekomst voor te zetten. Daartoe zou de Commissie over de verschillende bedwelmingsmethoden voor pluimvee, en met name over collectieve waterbadbedwelmers, een verslag moeten opstellen dat zij aan het Europees Parlement en de Raad voorlegt. Daarnaast hoeven ook een aantal andere aanbevelingen geen deel van deze verordening uit te maken, aangezien zij op technische parameters betrekking hebben die aan de orde dienen te komen in de uitvoeringsmaatregelen of in communautaire richtsnoeren. De aanbevelingen voor kweekvissen zijn niet in deze verordening opgenomen omdat hiervoor eerst nog een wetenschappelijk advies en een economische evaluatie vereist zijn.
- (7)
In 2007 heeft de Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE) de Gezondheidscode voor landdieren (Terrestrial Animal Health Code) aangenomen, die onder meer richtsnoeren omvat voor het slachten en het doden van dieren ter bestrijding van besmettelijke ziekten. Die internationale richtsnoeren bevatten aanbevelingen voor de behandeling, fixatie, bedwelming en verbloeding van dieren in slachthuizen en over het doden van dieren bij een uitbraak van besmettelijke ziekten. Die internationale normen dienen eveneens meegenomen te worden in deze verordening.
- (8)
Sinds het aannemen van Richtlijn 93/119/EG is de communautair wetgeving inzake de voedselveiligheid die van toepassing is op slachthuizen, ingrijpend gewijzigd door de goedkeuring van Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (5) en Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (6). In die verordeningen wordt de verantwoordelijkheid van exploitanten van levensmiddelenbedrijven voor het waarborgen van de voedselveiligheid onderstreept. Daarnaast zijn slachthuizen onderworpen aan een voorafgaande goedkeuringsprocedure waarbij de bouw, indeling en apparatuur door de bevoegde autoriteit worden onderzocht om te waarborgen dat zij aan de toepasselijke technische voorschriften voor de voedselveiligheid voldoen. Er dient bij slachthuizen, bij hun bouw en indeling en bij de gebruikte apparatuur meer rekening te worden gehouden met aspecten die van belang zijn voor het dierenwelzijn.
- (9)
Ook de officiële controles op de voedselketen zijn herzien, en wel door de goedkeuring van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (7) en Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (8).
- (10)
De omstandigheden waaronder dieren die voor landbouwdoeleinden worden gehouden, worden gedood, hebben een direct of indirect effect op de markt voor levensmiddelen, diervoeders en andere producten en op het concurrentievermogen van de betrokken bedrijfsexploitanten. Derhalve dient het doden van die dieren door de communautaire wetgeving gereguleerd te worden. Traditionele landbouwhuisdieren zoals paarden, ezels, rundvee, schapen, geiten en varkens kunnen ook voor andere doeleinden worden gehouden, bijvoorbeeld als gezelschapsdier of als dieren die in shows, voor het werk of voor sportieve activiteiten worden gebruikt. Wanneer door het doden van deze categorie dieren voedsel of andere producten worden voortgebracht, dienen dergelijke activiteiten binnen het toepassingsgebied van deze verordening te vallen. Dat betekent dat het doden van wilde of zwerfdieren met het oog op de populatiecontrole niet binnen het toepassingsgebied van deze verordening dient te vallen.
- (11)
Vissen verschillen in fysiologisch opzicht aanmerkelijk van landdieren, en kweekvissen worden ook binnen een zeer afwijkende context geslacht en gedood, met name wat het inspectieproces betreft. Bovendien is het onderzoek naar de bedwelming van vissen veel minder ver gevorderd dan voor andere landbouwhuisdieren. Daarom dienen er afzonderlijke nomen vastgesteld te worden voor de bescherming van vissen bij het doden. Dat betekent dat de voorschriften die van toepassing zijn op vissen, vooralsnog zoveel mogelijk tot de essentie beperkt moeten blijven. Toekomstige initiatieven van de Gemeenschap dienen te worden genomen op basis van een wetenschappelijke beoordeling door de EFSA van de risico's die verbonden zijn aan het slachten en doden van vissen; bij die beoordeling dienen ook de sociale, economische en administratieve effecten in aanmerking te worden genomen.
- (12)
Het is een ethische plicht om productieve dieren die veel pijn lijden te doden indien er geen economisch haalbare manier is om die pijn te verlichten. In de meeste gevallen kunnen dieren gedood worden met inachtneming van adequate welzijnsregels. Onder uitzonderlijke omstandigheden, bijvoorbeeld bij ongelukken op afgelegen locaties waar de dieren niet bereikt kunnen worden door vakbekwaam personeel met adequate apparatuur, zou het opvolgen van de optimale welzijnsregels het lijden van die dieren onnodig kunnen verlengen. In het belang van de dieren is het dan ook wenselijk dat het doden in noodsituaties niet onder het toepassingsgebied van bepaalde voorschriften van deze verordening valt.
- (13)
Af en toe kunnen dieren een gevaar voor mensen opleveren waarbij ook mensenlevens op het spel kunnen staan, ernstig letsel veroorzaakt kan worden of een besmetting met een dodelijke ziekte kan plaatsvinden. Het voorkomen van dergelijke risico's geschiedt meestal door de betreffende dieren adequaat te fixeren, maar in bepaalde omstandigheden kan het noodzakelijk zijn gevaarlijke dieren te doden om die risico's weg te nemen. Omdat het een noodsituatie betreft, kan het doden niet altijd onder de beste welzijnsomstandigheden worden uitgevoerd. Derhalve is het noodzakelijk om in die gevallen een uitzondering toe te staan op de verplichting om de dieren te bedwelmen of onmiddellijk te doden.
- (14)
De jacht of de recreatievisserij speelt zich af in een context waarin de situatie rond het doden sterk afwijkt van die welke geldt voor landbouwhuisdieren. De jacht is dan ook onderworpen aan specifieke wetgeving. Het is derhalve wenselijk dat het doden van dieren tijdens de jacht of de recreatievisserij niet onder het toepassingsgebied van deze verordening valt.
- (15)
In Protocol nr. 33 wordt de noodzaak onderstreept om bij het opstellen en uitvoeren van het communautaire beleid inzake onder andere de landbouw en de interne markt, de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen en gebruiken van de lidstaten te respecteren met betrekking tot religieuze riten, culturele tradities en regionaal erfgoed. Het is derhalve wenselijk om culturele evenementen van het toepassingsgebied van deze verordening uit te sluiten indien de naleving van de vereisten voor het dierenwelzijn een negatief effect zou hebben op het wezenlijke karakter van het betreffende evenement.
- (16)
Daarnaast hebben culturele tradities betrekking op geërfde, ingeburgerde of gebruikelijke denk-, handelings- of gedragspatronen, hetgeen in feite vergelijkbaar is met het concept van gebruiken die zijn overgedragen door of zijn overgenomen van een voorganger. Die tradities leveren een bijdrage aan het in stand houden van oude, gevestigde sociale banden tussen generaties. Mits dergelijke activiteiten niet van invloed zijn op de markt voor producten van dierlijke oorsprong en zij niet ingegeven zijn door productiedoeleinden, is het wenselijk dat het doden van dieren in het kader van dergelijke evenementen niet onder het toepassingsgebied van deze verordening valt.
- (17)
Pluimvee, konijnen en hazen worden niet op zodanige schaal voor particulier huishoudelijk verbruik geslacht dat dit het concurrentievermogen van commerciële slachthuizen aantast. Dat betekent ook dat de noodzakelijke inspanningen die van overheidsinstanties worden vereist om dergelijke activiteiten te traceren en te controleren, niet evenredig zouden zijn aan de potentiële problemen die opgelost moeten worden. Het is derhalve wenselijk dat dergelijke activiteiten niet onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen.
- (18)
In Richtlijn 93/119/EG is een uitzondering toegestaan voor het bedwelmen bij religieuze slachtingen die in slachthuizen plaatsvinden. Aangezien de communautaire voorschriften die van toepassing zijn op religieus slachten, afhankelijk van de nationale contexten verschillend zijn omgezet en gezien het feit dat in de nationale regels rekening wordt gehouden met dimensies die verder gaan dan het doel van deze verordening, is het van belang dat de uitzondering op het bedwelmen voorafgaand aan het slachten gehandhaafd blijft; hierbij behouden de lidstaten echter een bepaalde mate van subsidiariteit. Deze verordening respecteert derhalve de vrijheid van godsdienst, evenals het recht voor iedereen om zijn godsdienst te belijden of overtuiging tot uitdrukking te brengen in erediensten, in onderricht, in de praktische toepassing ervan en in het onderhouden van geboden en voorschriften zoals verankerd in artikel 10 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
- (19)
Er bestaat voldoende wetenschappelijk bewijs dat aantoont dat gewervelde dieren gevoelige wezens zijn waarop deze verordening derhalve ook van toepassing dient te zijn. Reptielen en amfibieën zijn echter geen dieren die doorgaans binnen de Gemeenschap worden gehouden en het is dan ook niet wenselijk of evenredig om deze dieren in het toepassingsgebied op te nemen.
- (20)
Veel methoden om dieren te doden zijn pijnlijk. Bedwelming is dan ook noodzakelijk om het bewustzijn en de gevoeligheid uit te schakelen vóór of op het moment van het doden. Het meten of het bewustzijn en de gevoeligheid bij dieren uitgeschakeld zijn, is een complexe activiteit die met wetenschappelijk goedgekeurde methoden uitgevoerd dient te worden. Om de efficiëntie van de procedure in de praktijk te evalueren, dient een monitoring plaats te vinden op basis van indicatoren.
- (21)
Het monitoren van de efficiëntie van de bedwelming is voornamelijk gebaseerd op de beoordeling van het bewustzijn en de gevoeligheid van de dieren. Het bewustzijn van een dier bestaat in wezen uit het vermogen om emoties te voelen en de vrijwillige motoriek de controleren. Ondanks enkele uitzonderingen, zoals elektro-immobilisaties of andere geïnduceerde verlammingen, kan ervan worden uitgegaan dat een dier bewusteloos is wanneer het zijn natuurlijke staande positie verliest, niet wakker is en geen tekenen van positieve of negatieve emoties vertoont, zoals angst of opwinding. De gevoeligheid van een dier bestaat in wezen uit zijn vermogen om pijn te voelen. In het algemeen kan ervan worden uitgegaan dat een dier niets meer voelt wanneer het geen reflexen of reacties op stimuli vertoont, zoals geluid, geur, licht of fysiek contact.
- (22)
Om de nieuwe uitdagingen van de landbouw- en vleesindustrie te kunnen aangaan, worden er regelmatig nieuwe bedwelmingsmethoden ontwikkeld en op de markt gebracht. Het is dan ook belangrijk dat de Commissie de bevoegdheid krijgt om nieuwe bedwelmingsmethoden goed te keuren met inachtneming van een uniform en hoog niveau van dierenbescherming.
- (23)
Communautaire richtsnoeren zijn een nuttig instrument om bedrijfsexploitanten en bevoegde autoriteiten van specifieke informatie te voorzien over de parameters die gebruikt moeten worden om een hoog beschermingsniveau voor dieren te waarborgen, en tegelijkertijd de gelijke mededingingsomstandigheden voor bedrijfsexploitanten te handhaven. Het is dan ook noodzakelijk dat de Commissie de bevoegdheid krijgt om dergelijke richtsnoeren op te stellen.
- (24)
Afhankelijk van de wijze waarop zij bij het slachten of doden gebruikt worden, kunnen sommige bedwelmingsmethoden tot de dood van dieren leiden op een manier die geen pijn en zo weinig mogelijk spanning en lijden bij het dier veroorzaakt. Andere bedwelmingsmethodes leiden niet altijd tot de dood en de dieren kunnen gedurende een verdere pijnlijke behandeling opnieuw tot bewustzijn komen of opnieuw gevoelig worden. Die methoden dienen daarom te worden aangevuld met andere technieken die tot een zekere dood leiden voordat de dieren weer bijkomen. Het is derhalve van essentieel belang aan te geven welke bedwelmingsmethoden moeten worden aangevuld met een methode voor het doden.
- (25)
De omstandigheden waaronder dieren bedwelmd worden en het resultaat van deze bedwelmingen lopen in de praktijk als gevolg van allerlei factoren uiteen. Daarom dienen de resultaten van bedwelmingen regelmatig beoordeeld te worden. Hiertoe dienen bedrijfsexploitanten een representatieve steekproef vast te stellen voor het controleren van de efficiëntie van hun bedwelmingsmethoden, waarbij rekening wordt gehouden met de homogeniteit van de groep dieren en met andere kritieke factoren, zoals de gebruikte apparatuur en het betrokken personeel.
- (26)
Van sommige bedwelmingsprotocollen kan misschien worden aangetoond dat zij voldoende betrouwbaar zijn om in alle omstandigheden, mits de specifieke cruciale parameters worden toegepast, dieren met zekerheid te doden. In die gevallen lijkt het controleren van de bedwelming overbodig en onevenredig. Derhalve is het dienstig te voorzien in de mogelijkheid om afwijkingen van de verplichtingen betreffende het controleren van de bedwelming toe te staan indien er voldoende wetenschappelijk bewijs voorhanden is dat een bepaald bedwelmingsprotocol onder bepaalde commerciële voorwaarden tot een zekere dood leidt van alle dieren.
- (27)
Het welzijn van dieren wordt grotendeels bepaald door de wijze waarop de dagelijkse activiteiten georganiseerd zijn; er kunnen uitsluitend betrouwbare resultaten verkregen worden indien bedrijfsexploitanten monitoringinstrumenten ontwikkelen om het effect van die activiteiten te evalueren. Daarom dienen er standaardwerkwijzen ontwikkeld te worden voor alle fasen van de productiecyclus, waarbij de potentiële risico's het uitgangspunt dienen te vormen. Die procedures dienen onder andere te voorzien in duidelijke doelstellingen, verantwoordelijke personen, modus operandi, meetbare criteria en monitoring- en registratieprocedures. Voor elke bedwelmingsmethode dienen de cruciale parameters zodanig te worden gespecificeerd dat zij een adequate bedwelming teweegbrengen van alle dieren die de behandeling ondergaan.
- (28)
Goed opgeleid, vakkundig personeel heeft een positief effect op de omstandigheden waaronder dieren worden behandeld. Vakbekwaamheid met betrekking tot dierenwelzijn impliceert kennis van de primaire gedragspatronen en van de behoeften van de betreffende diersoort; ook moeten signalen in verband met het bewustzijn en de gevoeligheid adequaat worden geïnterpreteerd. Die vakbekwaamheid omvat ook technische expertise met betrekking tot de gebruikte bedwelmingsapparatuur. Personeel dat bepaalde slachtverrichtingen uitvoert en mensen die toezicht houden op het seizoensgebonden doden van pelsdieren, dienen daarom over een getuigschrift van vakbekwaamheid te beschikken dat geldt voor de activiteiten die zij uitvoeren. Het verplicht stellen van getuigschriften van vakbekwaamheid voor ander personeel dat betrokken is bij het doden van dieren, zou echter niet in verhouding staan tot de nagestreefde doelen.
- (29)
Van personeel met een aantal jaren ervaring mag worden verwacht dat het over een bepaald expertiseniveau beschikt. Voor dergelijk personeel dient dan ook in een overgangsbepaling te worden voorzien met betrekking tot de vereisten voor het getuigschrift van vakbekwaamheid.
- (30)
Bedwelmingsapparatuur wordt ontwikkeld en ontworpen om binnen een specifieke context efficiënt te functioneren. Ter waarborging van een optimaal dierenwelzijn dienen producenten gebruikers dan ook gedetailleerde instructies te geven over de manier waarop de apparatuur gebruikt en onderhouden dient te worden.
- (31)
Om een efficiënte werking te waarborgen, dient de bedwelmings- en fixatieapparatuur adequaat te worden onderhouden. Voor apparatuur die intensief wordt gebruikt, kan het nodig zijn bepaalde onderdelen regelmatig te vervangen; apparatuur die slechts incidenteel wordt gebruikt, kan als gevolg van corrosie of andere omgevingsfactoren juist minder efficiënt werken. Andere apparatuur moet weer nauwkeurig worden gekalibreerd. Dat betekent dat bedrijfsexploitanten of bij het doden van dieren betrokken personen voor die apparatuur onderhoudsprocedures dienen te volgen.
- (32)
Het fixeren van dieren is nodig voor de veiligheid van de operatoren en de goede uitvoering van sommige bedwelmingstechnieken Het fixeren veroorzaakt echter waarschijnlijk spanning bij de dieren en moet daarom van een zo kort mogelijke duur zijn.
- (33)
Wanneer er iets fout gaat bij bedwelmingsprocedures, kunnen dieren daaronder te lijden hebben. In deze verordening dient dan ook bepaald te worden dat er adequate backup-apparatuur beschikbaar dient te zijn om bij de dieren zo weinig mogelijk pijn, spanning en lijden te veroorzaken.
- (34)
De schaal waarop pluimvee, konijnen en hazen worden geslacht voor rechtstreekse levering van kleine hoeveelheden vlees aan de eindverbruiker of aan de plaatselijke detailhandel die dergelijk vlees rechtstreeks als vers vlees aan de eindverbruiker levert, varieert per lidstaat vanwege de nationale voorschriften voor deze activiteit overeenkomstig artikel 1, lid 3, onder d), en artikel 4 van Verordening (EG) nr. 853/2004. Het is echter belangrijk ervoor te zorgen dat ook voor deze activiteit bepaalde minimumvereisten voor het dierenwelzijn gelden.
- (35)
Met betrekking tot het slachten van bepaalde andere categorieën dieren dan pluimvee, konijnen en hazen voor particulier huishoudelijk verbruik, bestaan er reeds bepaalde communutaire[lees: communautaire] minimumvereisten zoals voorafgaande bedwelming, alsook nationale voorschriften. Derhalve is het dienstig ook minimumvoorschriften voor het dierenwelzijn in deze verordening vast te stellen.
- (36)
In Verordening (EG) nr. 854/2004 is een lijst van inrichtingen opgenomen van waaruit gespecificeerde producten van dierlijke oorsprong in de Gemeenschap ingevoerd mogen worden. Ten behoeve van die lijst dienen de algemene en de aanvullende eisen die van toepassing zijn op slachthuizen, in aanmerking te worden genomen.
- (37)
De Gemeenschap streeft ernaar wereldwijd hoge normen voor het dierenwelzijn te bevorderen, vooral in het kader van de handel. Zij steunt de specifieke normen en aanbevelingen inzake dierenwelzijn van de Werelddiergezondheidsorganisatie, ook die met betrekking tot het slachten van dieren. Deze normen en aanbevelingen moeten in aanmerking worden genomen wanneer er met het oog op invoer moet worden gezorgd voor gelijkwaardigheid met de communautaire voorschriften uit hoofde van deze verordening.
- (38)
Gidsen voor goede praktijken die zijn opgesteld door organisaties van bedrijfsexploitanten zijn waardevolle instrumenten om bedrijfsexploitanten te helpen bepaalde voorschriften van deze verordening na te leven, bijvoorbeeld met betrekking tot de ontwikkeling en toepassing van operationele standaardwerkwijzen.
- (39)
Slachthuizen en de apparatuur die daarin wordt gebruikt, zijn ontworpen voor bepaalde categorieën dieren en hebben een bepaalde capaciteit. Indien die capaciteit wordt overschreden of indien de apparatuur voor een doel wordt ingezet waarvoor zij niet is ontworpen, kan dit een negatief effect op het welzijn van dieren hebben. De bevoegde autoriteiten dienen daarom de beschikking te krijgen over informatie over deze aspecten, die tevens geïntegreerd moet worden in de erkenningsprocedure voor slachthuizen.
- (40)
Door het gebruik van mobiele slachthuizen wordt het transport van dieren over lange afstanden teruggedrongen, hetgeen een bijdrage kan leveren aan het waarborgen van het dierenwelzijn. Door hun relatieve technische beperkingen verschillen mobiele slachthuizen echter van vaste inrichtingen, wat betekent dat de technische voorschriften dienovereenkomstig aangepast moeten worden. In deze verordening dient daarom de mogelijkheid te worden gecreëerd om uitzonderingen vast te stellen op basis waarvan mobiele slachthuizen vrijgesteld kunnen worden van de verplichtingen die gelden voor de indeling, de bouw en apparatuur van normale slachthuizen. Zolang deze uitzonderingen niet zijn vastgesteld, is het passend de lidstaten toe te staan nationale regels inzake mobiele slachthuizen vast te stellen of te handhaven.
- (41)
Met betrekking tot de bouw, indeling en apparatuur van slachthuizen wordt er regelmatig wetenschappelijke en technische vooruitgang geboekt. Het is dan ook belangrijk dat de Commissie de bevoegdheid krijgt tot het wijzigen van de voorschriften die van toepassing zijn op de bouw, indeling en apparatuur van slachthuizen, waarbij een uniform en hoog niveau van dierenbescherming gehandhaafd wordt.
- (42)
Communautaire richtsnoeren zijn nuttig om de bedrijfsexploitanten en de bevoegde autoriteiten van specifieke informatie te voorzien over de bouw, indeling en apparatuur van slachthuizen teneinde een hoog beschermingsniveau voor dieren te waarborgen zonder dat dit ten koste gaat van de gelijke mededingingsvoorwaarden voor bedrijfsexploitanten. Het is dan ook noodzakelijk dat de Gemeenschap de Commissie de bevoegdheid geeft om dergelijke richtsnoeren vast te stellen.
- (43)
Het slachten zonder bedwelming vereist dat de halssnede accuraat met een scherp mes wordt toegebracht om het lijden zoveel mogelijk te bekorten. Bij dieren die na de uitvoering van de halssnede niet mechanisch gefixeerd zijn, zal het verbloeden bovendien waarschijnlijk langer duren, waardoor hun lijden onnodig wordt verlengd. Vooral runderen, schapen en geiten worden volgens deze methode geslacht. Herkauwers die zonder bedwelming worden geslacht, dienen dan ook elk afzonderlijk mechanisch gefixeerd te worden.
- (44)
Met betrekking tot het behandelen en fixeren van dieren in slachthuizen wordt regelmatig wetenschappelijke en technische vooruitgang geboekt. Het is dan ook van belang dat de Gemeenschap de Commissie de bevoegdheid geeft om de voorschriften die van toepassing zijn op het behandelen en fixeren van dieren vóór het slachten aan te passen, met inachtneming van een hoog niveau van dierenbescherming.
- (45)
Communautaire richtsnoeren zijn nuttig om de bedrijfsexploitanten en de bevoegde autoriteiten van specifieke informatie te voorzien over het behandelen en fixeren van dieren vóór het slachten, teneinde een hoog beschermingsniveau voor dieren te waarborgen zonder dat dit ten koste gaat van de gelijke mededingingsvoorwaarden voor bedrijfsexploitanten. Het is dan ook noodzakelijk dat de Gemeenschap de Commissie de bevoegdheid geeft om dergelijke richtsnoeren vast te stellen.
- (46)
Uit de ervaring die in een aantal lidstaten is opgedaan, blijkt dat het aanstellen van een specifieke, gekwalificeerde persoon als functionaris voor het dierenwelzijn om het uitvoeren van operationele procedures voor het dierenwelzijn in slachthuizen te coördineren en daar follow-up aan te geven, een positief effect op dat welzijn heeft. Deze maatregel dient dan ook in de gehele Gemeenschap te worden ingevoerd. De functionaris voor het dierenwelzijn dient over voldoende bevoegdheden en technische vaardigheden te beschikken om het slachtpersoneel op de werkvloer de benodigde begeleiding te kunnen geven.
- (47)
Kleine slachthuizen die zich voornamelijk bezighouden met de directe verkoop van levensmiddelen aan eindgebruikers, hebben geen complex beheersysteem nodig om de algemene beginselen van deze verordening toe te passen. De eis om een functionaris voor het dierenwelzijn aan te stellen zou dan ook niet in verhouding staan tot de doelstellingen die middels deze verordening worden nagestreefd; derhalve dient deze verordening wat die eis betreft in een uitzondering voor dergelijke situaties te voorzien.
- (48)
Ruimingsoperaties vereisen vaak crisisbeheer waarbij meerdere prioriteiten naast elkaar een rol spelen, zoals diergezondheid, volksgezondheid, milieu en dierenwelzijn. Hoewel het belangrijk is dat de regels voor het dierenwelzijn in alle fasen van het ruimingsproces in acht worden genomen, kan het in uitzonderlijke omstandigheden gebeuren dat door de naleving van die voorschriften de volksgezondheid gevaar loopt of het proces om een ziekte uit te bannen aanzienlijk wordt vertraagd, waardoor nog meer dieren het risico lopen ziek te worden of dood te gaan.
- (49)
Derhalve dienen de bevoegde autoriteiten de mogelijkheid te hebben om in bepaalde gevallen van sommige bepalingen van deze verordening af te wijken wanneer met het oog op de diergezondheid het doden van dieren in noodsituaties vereist is en/of geen geschikte alternatieven voorhanden zijn om een optimaal welzijn voor die dieren te waarborgen. Dergelijke uitzonderingen mogen echter nimmer in de plaats komen van een adequate planning. Dat betekent dat de planning verbeterd dient te worden en dat het dierenwelzijn effectief geïntegreerd moet worden in rampenplannen voor besmettelijke ziekten.
- (50)
Voor de toepassing van de procedures inzake melding van dierziektes wordt informatie over het uitbreken van dierzieken als bedoeld in Richtlijn 82/894/EEG van de Raad van 21 december 1982 inzake de melding van dierziekten in de Gemeenschap (9), gemeld door middel van het Systeem voor de melding van dierziekten (ADNS). Momenteel verschaft het ADNS geen specifieke informatie over dierenwelzijn, maar die functie kan in de toekomst worden ontwikkeld. Derhalve moet bij ruiming worden voorzien in afwijkingen van de meldingsplicht inzake dierenwelzijn, zodat een verdere ontwikkeling van het ADNS kan worden overwogen.
- (51)
De moderne bedwelmings- en fixatieapparatuur wordt steeds ingewikkelder en geavanceerder, hetgeen specifieke expertise en analyse vereist. De lidstaten dienen er dan ook voor te zorgen dat aan de bevoegde autoriteit voldoende wetenschappelijke steun ter beschikking wordt gesteld, waarnaar functionarissen kunnen doorverwijzen indien bedwelmingsapparatuur of -methoden beoordeeld moeten worden.
- (52)
De efficiëntie van elke bedwelmingsmethode is gebaseerd op de controle van cruciale parameters en de periodieke evaluatie ervan. Er moeten gidsen voor goede praktijken worden opgesteld over operationele en monitoringprocedures die bij het doden van dieren moeten worden gevolgd, zodat bedrijfsexploitanten adequaat worden begeleid op het gebied van dierenwelzijn. De evaluatie van deze gidsen vergt wetenschappelijke kennis en praktijkervaring, en moet het resultaat zijn van een compromis tussen de belanghebbenden. In elke lidstaat zou deze taak dan ook door een referentiecentrum of netwerk uitgevoerd moeten worden, in samenwerking met de relevante betrokken partijen.
- (53)
Het verstrekken van getuigschriften van vakbekwaamheid dient aan uniforme voorwaarden gebonden te zijn. Organen of entiteiten die deze getuigschriften verstrekken, dienen derhalve geaccrediteerd te worden op basis van consistente normen, die wetenschappelijk geëvalueerd moeten worden. Zo ook dient het orgaan dat overeenkomstig artikel 20 wetenschappelijke ondersteuning moet verlenen, waar nodig, advies uit te brengen over het vermogen en de geschiktheid van organen en entiteiten die getuigschriften van vakbekwaamheid verstrekken.
- (54)
In Verordening (EG) nr. 882/2004 is vastgelegd dat de bevoegde autoriteit bij het niet naleven van de wetgeving bepaalde maatregelen moet treffen, met name met betrekking tot de welzijnsvoorschriften. In deze verordening behoeft daarom uitsluitend in aanvullende specifieke maatregelen te worden voorzien.
- (55)
In Verordening (EG) nr. 178/2002 is vastgelegd dat de EFSA de vorming van netwerken van organisaties die werkzaam zijn op de gebieden die tot de opdracht van de Autoriteit behoren, dient te bevorderen, met het oog op een betere wetenschappelijke coördinatie, de uitwisseling van informatie, de ontwikkeling en uitvoering van gezamenlijke projecten en de uitwisseling van expertise en beste praktijken op het gebied van de levensmiddelenwetgeving.
- (56)
Het verstrekken van getuigschriften van vakbekwaamheid en het verzorgen van opleidingen dient op uniforme wijze plaats te vinden. In deze verordening dienen dan ook niet alleen de verplichtingen van de lidstaten op dit gebied te worden vastgelegd, maar ook de voorwaarden die gelden voor het verstrekken, schorsen of intrekken van getuigschriften van vakbekwaamheid.
- (57)
De Europese burgers verwachten dat tijdens het slachten van dieren minimale voorschriften inzake welzijn in acht worden genomen. In bepaalde sectoren hangt de houding ten aanzien van dieren ook af van de nationale perceptie en in sommige lidstaten wil men uitgebreidere voorschriften voor dierenwelzijn handhaven of aannemen dan die welke in op het niveau van de Gemeenschap zijn overeengekomen. In het belang van het dier en op voorwaarde dat de werking van de interne markt niet in het gedrang komt, is het passend om de lidstaten enige speelruimte toe te staan om uitgebreidere nationale voorschriften te handhaven of op bepaalde gebieden in te voeren.
Het is van belang erop toe te zien dat dergelijke voorschriften niet door de lidstaten worden gebruikt op een wijze die nadelig is voor de goede werking van de interne markt.
- (58)
Op een aantal gebieden die binnen de werkingssfeer van deze verordening vallen, heeft de Raad behoefte aan meer wetenschappelijke, sociale en economische informatie voordat nadere regels kunnen worden vastgesteld, met name wat kweekvis betreft en het ondersteboven fixeren van runderen. De Commissie dient de Raad deze informatie dan ook eerst te verstrekken, voordat zij wijzigingen voorstelt met betrekking tot de werkingssfeer van deze verordening.
- (59)
De indeling, bouw, en apparatuur van slachthuizen vergt een langetermijnplanning en langetermijninvesteringen. Deze verordening moet dan ook in een adequate overgangsperiode voorzien in verband met de tijd die de sector nodig heeft om zich aan de desbetreffende voorschriften van deze verordening aan te passen. Gedurende die periode dienen de voorschriften die in Richtlijn 93/119/EG zijn vastgelegd voor de indeling, bouw, en apparatuur van slachthuizen, van toepassing te blijven.
- (60)
De lidstaten dienen regels vast te stellen betreffende de sancties die gelden voor inbreuken op de bepalingen van deze verordening, en moeten ervoor zorgen dat die worden toegepast. Die sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.
- (61)
Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk het waarborgen van een geharmoniseerde aanpak ten aanzien van de normen voor het welzijn van dieren bij het doden, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve, vanwege de omvang en de gevolgen van deze verordening, beter door de Gemeenschap wordt verwezenlijkt, kan de Gemeenschap maatregelen nemen, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel bedoeld in artikel 5 van het Verdrag. Overeenkomstig het in dat artikel vastgestelde evenredigheidsbeginsel is het met het oog op het verwezenlijken van die doelstelling noodzakelijk en passend om specifieke regels vast te stellen voor het doden van dieren en daarmee verband houdende activiteiten ten behoeve van de productie van levensmiddelen, wol, huiden, pelzen of anderen producten. Deze verordening gaat niet verder dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.
- (62)
De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (10),
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
Advies van 6 mei 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
Advies van 25 februari 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
PB L 340 van 31.12.1993, blz. 21.
PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.
PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1.
PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55.
PB L 191 van 28.5.2004, blz. 1.
PB L 226 van 25.6.2004, blz. 83.
PB L 378 van 31.12.1982, blz. 58.
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.