RF 2018/8
Boetebeleid. Hoe dient het interne boetebeleid van de AFM bij de bepaling van draagkracht te worden toegepast? (Appellanten/AFM)
CBb 13-09-2017, ECLI:NL:CBB:2017:309
- Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum
13 september 2017
- Magistraten
Mrs. J.L.W. Aerts, W.A.J. van Lierop, M.M. Smorenburg
- Zaaknummer
16/523 en 16/524
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS229759:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financiële dienstverlening / Financieel toezicht
- Brondocumenten
ECLI:NL:CBB:2017:309, Uitspraak, College van Beroep voor het bedrijfsleven, 13‑09‑2017
ECLI:NL:CBB:2017:223, Uitspraak, College van Beroep voor het bedrijfsleven, 15‑06‑2017
- Wetingang
Art. 1:81 (oud), 2:60 Wft; art. 5:46 lid 2 Awb
Essentie
Consumentenkrediet. Boetebeleid. Draagkracht.
Hoe dient het interne boetebeleid van de AFM bij de bepaling van draagkracht te worden toegepast?
Samenvatting
Appellant bood in de periode van 29 oktober 2012 tot en met 22 augustus 2013 consumenten op haar website kredieten aan tussen € 50 en € 600 met een looptijd van 15 of 30 dagen. Appellant stelde een garantstelling verplicht, waarbij de consument de keus had tussen een kosteloze persoonlijke garantstelling of een garantstelling van een andere vennootschap. Voor een garantstelling moest een vergoeding worden betaald, waarvan de hoogte afhankelijk was van de kredietsom en de looptijd van het krediet. Volgens ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.