NJF 2019/444
Procesrecht. Voorwaarden voor toewijzing van vordering tot oproeping in vrijwaring.
Rb. Den Haag 12-06-2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:6005
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
12 juni 2019
- Magistraten
Mr. L. Alwin
- Zaaknummer
C/09/528398 / HA ZA 17-273
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Arbitrage
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
- Brondocumenten
ECLI:NL:RBDHA:2022:8273, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 17‑08‑2022
ECLI:NL:RBDHA:2022:7684, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 27‑07‑2022
ECLI:NL:RBDHA:2021:3142, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 31‑03‑2021
ECLI:NL:RBDHA:2021:2532, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 17‑03‑2021
ECLI:NL:RBDHA:2019:10185, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 02‑10‑2019
ECLI:NL:RBDHA:2019:6005, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 12‑06‑2019
ECLI:NL:RBDHA:2019:4890, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 15‑05‑2019
ECLI:NL:RBDHA:2018:13141, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 12‑09‑2018
- Wetingang
Essentie
Procesrecht. Voorwaarden voor toewijzing van vordering tot oproeping in vrijwaring.
Samenvatting
In deze zaak stelt gedaagde dat hij in geval van een veroordeling in de hoofdzaak, uit hoofde van de Fenex-voorwaarden een regresvordering heeft op enkele met name genoemde derden. Eiseres voert verweer tegen de op deze grond ingestelde incidentele vordering tot oproeping van deze derden in vrijwaring en voert daartoe aan dat de rechtbank niet bevoegd is om kennis te nemen van de verzochte vrijwaringsprocedures in verband met een in de Fenex-voorwaarden opgenomen arbitragebeding. De rechtbank overweegt dat ten aanzien van één van de derden is voldaan aan ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.