V-N 2018/59.16
Unierechtelijk verdedigingsbeginsel in casu niet van toepassing bij opleggen IB/PVV-aanslagen
HR 09-11-2018, ECLI:NL:HR:2018:2082, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
9 november 2018
- Magistraten
Punt, Overgaauw, Van Loon, Van Kalmthout, Van Hilten
- Zaaknummer
16/02230
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS24659:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht / Algemene rechtsbeginselen en abbb
Inkomstenbelasting / Winst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:2082, Uitspraak, Hoge Raad, 09‑11‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:1056, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑09‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑04‑2016
- Wetingang
art. 3.25 Wet IB 2001
Essentie
De Hoge Raad oordeelt dat het verdedigingsbeginsel niet van toepassing is. Er is namelijk geen sprake van een situatie die zich binnen de materiële werkingssfeer van het VWEU afspeelt.
Samenvatting
Belanghebbende, X, is dga van E bv. E bv houdt de aandelen in F bv. F bv is begin 2008 failliet verklaard. Naar aanleiding van een FIOD-onderzoek naar btw-fraude is een strafrechtelijke procedure tegen X gestart. De inspecteur legt vervolgens aan X IB/PVV-(navorderings)aanslagen op voor de jaren 2008-2011 en voorlopige aanslagen IB/PVV en Zvw voor het jaar 2011. De aanslagen zijn op die dag per deurwaardersexploten betekend en ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.