Einde inhoudsopgave
Derdenbeslag (BPP nr. I) 2003/5.4.3.4.1
5.4.3.4.1 Vrijwillige deelneming: tussenkomst of voeging
Mr. L.P. Broekveldt, datum 31-03-2003
- Datum
31-03-2003
- Auteur
Mr. L.P. Broekveldt
- JCDI
JCDI:ADS394510:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Zie daarvoor Parl. Gesch. Wijz. Rv, p. 174 (MvT Inv. bij art. 476b lid 3).
Met name een verzoek tot tussenkomst waarbij de interveniënt tegen de derde-beslagene een vordering zou willen geldend maken, die helemaal niets met het derdenbeslag te maken heeft een zgn. 'vreemde' vordering derhalve - zou dan ook niet toelaatbaar moeten zijn; zie dáárover ook nr. 261 (vermeerdering van eis) en nr. 265 (eis in reconventie).
Zie daarover Ph. A.N.H. Houwing in zijn noot onder HR 3 oktober 1952, NJ 1953, 577 (Ontvanger/Noord-Brabant); zie ook G. Parser, preadvies NJV, 1932, § 51, p. 100; Vademecum Executie en Beslag (Van Oven), 2001, § 8.3.14. In de praktijk lijkt een en ander overigens niet tot problemen aanleiding te geven.
268. Onder vrijwillige deelneming aan een geding wordt hier verstaan, dat een derde uit eigen beweging zelfstandig besluit aan het geding, zoals dat aanhangig is tussen beslaglegger en derde-beslagene, te gaan deelnemen. Een derde die overweegt aan een geding tussen andere partijen deel te nemen, zal dat meestal doen omdat hij vreest anders in zijn rechten of belangen benadeeld te worden. In sommige gevallen zal zo'n derde, in het geval van een gelegd derdenbeslag en een daarop gevolgde verklaringsprocedure, het standpunt van de beslaglegger of dat van de derde-beslagene willen ondersteunen, maar soms ook zal hij een eigen vordering of aanspraak tegen de derde-beslagene als schuldenaar willen geldend maken. Zo zal bijv. degene aan wie de vordering vóór het beslag is overgedragen of verpand, veroordeling van de derde-beslagene tot betaling aan hém kunnen vorderen.
In ons burgerlijk procesrecht is de vrijwillige deelneming door een derde aan een geding, geregeld in de vorm van tussenkomst of voeging (art. 217). Deze processuele figuren zijn reeds in § 4.2.2 vrij uitvoerig besproken. Na eerst enige beschouwingen te hebben gewijd aan de mogelijkheden van tussenkomst of voeging in het algemeen, is daar met name ingegaan op de rechtspositie van de_beslagdebiteur. Zowel onder het oude als ook onder het huidige derdenbeslagrecht is de beslagdebiteur - zij het niet op grond van een uitdrukkelijke wetsbepaling - in beginsel de bevoegdheid ontzegd in het verklaringsgeding tussen te komen of zich te voegen aan de zijde van een der procespartijen (beslaglegger of derde-beslagene). Deze uitsluiting - die niet in alle opzichten juist lijkt - is overigens niet gebaseerd op de aard van de verklaringsprocedure als zodanig. De wetgever is voornamelijk van mening dat de beslagdebiteur niet door middel van interventie of anderszins de afwikkeling van het derden-beslag mag verstoren.1
Het voorgaande neemt echter niet weg dat anderen dan de beslagdebiteur, indien zij een voldoende belang hebben, wel degelijk de bevoegdheid hebben in het verklaringsgeding tussen te komen of zich daarin te voegen. De aard van dit geding verzet zich daar ook niet tegen, mits de tussenkomst of voeging een voldoende verband heeft met het gelegde derdenbeslag en de er door getroffen vorderingen of zaken. In elk geval dient de verklaringsprocedure als gevolg van de tussenkomst of voeging niet onnodig te worden vertraagd, wat, naar mate het belang meer verwijderd is, eerder het geval zal zijn.2 Bij anderen dan de beslagdebiteur zal met name gedacht moeten worden aan personen die stellen eigen rechten of belangen te hebben met betrekking tot de beslagen goederen, zoals een (stille) pandhouder, vruchtgebruiker of cessionaris van de vordering. Ook valt hier te denken aan een andere schuldeiser/beslaglegger van de beslagdebiteur, die meent dat deze geen schuld (meer) heeft aan de eerste beslaglegger. Of ook aan een partij die ten gunste van de beslagdebiteur en ten behoeve van de derde-beslagene uit eigen hoofde zekerheid (pand of hypotheek) heeft gesteld, en ongedaanmaking van dat beperkte recht wenst te verkrijgen in geval van betaling door de derde aan de beslaglegger.3 Al deze derde-belanghebbenden komt in beginsel de bevoegdheid toe langs de weg van met name tussenkomst, maar eventueel ook voeging, vrijwillig deel te nemen aan een van de procedures van art. 477a.