Hof Leeuwarden, 09-04-2008, nr. 0700032
ECLI:NL:GHLEE:2008:BC9235
- Instantie
Hof Leeuwarden
- Datum
09-04-2008
- Zaaknummer
0700032
- LJN
BC9235
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHLEE:2008:BC9235, Uitspraak, Hof Leeuwarden, 09‑04‑2008; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2010:BM8883, Bekrachtiging/bevestiging
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2010:BM8883
- Wetingang
art. 611 Burgerlijk Wetboek Boek 7
- Vindplaatsen
JIN 2008/312
AR-Updates.nl 2008-0272
VAAN-AR-Updates.nl 2008-0272
Uitspraak 09‑04‑2008
Inhoudsindicatie
EMCO heeft naar 's hofs oordeel voldoende aannemelijk gemaakt dat [geïntimeerde] zijn werkzaamheden uitvoerde in een - aanvankelijk semi-afgesloten, en later meer afgescheiden - aparte lasruimte binnen de ruimte waarin hij en een veertiental collega's werkzaam waren. EMCO heeft daarbij aangegeven dat de lasruimte is ingericht in verband met de hinder die de collega's van [geïntimeerde] ondervonden van de laswerkzaamheden, en niet andersom. [geïntimeerde] heeft dit laatste niet weersproken. Bovendien heeft EMCO onvoldoende weersproken gesteld dat niet steeds alle 15 werknemers tegelijkertijd in de werkruimte werkzaam waren. Of de ruimte waarin [geïntimeerde] de onderhavige functie vervulde op het toetsings-moment, 1 januari 1999, voldeed aan de daaraan te stellen arbo-eisen kan in het midden blijven, omdat dit punt door de bezwarencommissie niet in het advies is betrokken. Het advies gaat uit van een combinatie van hinder veroorzakende factoren in een ruimte waar gedurende een groot deel van de werktijd vijftien medewerkers tegelijk werkzaam zijn. Door EMCO is echter voldoende aannemelijk gemaakt dat het advies op dit punt zeker nuancering behoeft.
Partij(en)
Arrest d.d. 9 april 2008
Rolnummer 0700032
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
de rechtspersoonlijkheid bezittende gemeenschappelijke regeling EMCO-GROEP,
gevestigd te Emmen,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: EMCO,
procureur: mr. J.V. van Ophem,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats geïntimeerde],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
procureur: mr. G. Machiels.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 1 november 2006 door de rechtbank Assen, sector kanton, locatie Emmen (hierna: de kantonrechter).
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 3 januari 2007 heeft EMCO hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 17 januari 2007.
De conclusie van de memorie van grieven (met producties) luidt:
"(...) het door de rechtbank Assen, sector kanton, locatie Emmen, op 1 november 2006 onder zaaknr. 184424/06/2775 gewezen vonnis te vernietigen en opnieuw rechtdoende geintimeerde in zijn vorderingen niet ontvankelijk te verklaren althans hem die te ontzeggen met veroordeling van geintimeerde om al hetgeen appellante ter uitvoering van het bestreden vonnis aan geintimeerde heeft voldaan, aan haar terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag van terugbetaling alsmede met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van de procedure die in eerste aanleg daaronder begrepen."
Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde] verweer gevoerd met als conclusie:
"(...) bij arrest voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad het vonnis waarvan beroep te bevestigen en de Emco-Groep te veroordelen in de kosten van beide instanties."
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
EMCO heeft vier grieven opgeworpen.
De beoordeling
- 1.
Nu de weergave door de kantonrechter van de vaststaande feiten in overweging 2. (2.1 t/m 2.5) in het vonnis waarvan beroep noch door grieven noch anderszins is bestreden, zal ook het hof van die feiten uitgaan.
Met betrekking tot het geschil en de beslissing in eerste aanleg
- 2.
[geïntimeerde] is, sedert 20 juni 1994, voor onbepaalde tijd in dienst bij (de rechtsvoor-ganger van) EMCO, laatstelijk in de functie van lasser/constructiebankwerker. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO voor de Sociale Werkvoorziening van toepassing. Op 1 januari 1999 is de Regeling functiebeschrijving en -waardering voor SW- en ambtelijk personeel (productie 2 bij het verweer van EMCO in eerste aanleg) van kracht geworden. Op basis van die regeling is EMCO de functies van alle medewerkers binnen haar organisatie met terugwerkende kracht tot 1 januari 1999 gaan beschrijven en waarderen.
Bij (hernieuwd) besluit van 25 juni 2005 heeft EMCO de functiebeschrijving en
- -
waardering ten aanzien van [geïntimeerde] vastgesteld. Na door [geïntimeerde] tegen dat besluit gemaakt bezwaar en na advies van de Bezwaren- en Geschillencommissie, heeft EMCO bij brief van 8 september 2005 meegedeeld het advies van de commissie over te nemen. De uitwerking hiervan is neergelegd in een hernieuwd besluit van 6 oktober 2005 met bijlagen (producties 12, 13 en 14 bij het verweer van EMCO in eerste aanleg).
[geïntimeerde] heeft tegen laatstbedoeld besluit bezwaar gemaakt bij de onafhankelijke landelijke Bezwarencommissie Functiewaardering Sociale Werkvoorziening (hierna: bezwarencommissie). Deze commissie heeft geadviseerd het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren. EMCO heeft bij besluit van 21 februari 2006 [geïntimeerde] meegedeeld het advies van de bezwarencommissie (slechts) gedeeltelijk over te nemen, met gevolg dat de in het besluit van 6 oktober 2005 toegekende score voor de functie (270 punten) en de indeling in loonschaal D2 ongewijzigd blijven.
- 3.
[geïntimeerde] heeft EMCO gedagvaard en gevorderd haar te veroordelen a) het
advies van de bezwarencommissie geheel over te nemen, zodat uitgekomen wordt op een totaal score van 295 punten, b) [geïntimeerde] ingaande 1 januari 1999 in te delen
in loonschaal E, c) [geïntimeerde] vanaf 1 januari 1999 het bij loonschaal E behorende loon te betalen, vermeerderd met de wettelijke verhoging en wettelijke rente vanaf de vervaldata, d) tot betaling van de buitengerechtelijke inkassokosten ad € 300,-- netto en e) tot betaling van de proceskosten.
EMCO heeft de vorderingen weersproken.
Bij vonnis waarvan beroep, dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, heeft de kantonrechter de vordering van [geïntimeerde] toegewezen.
Met betrekking tot de grieven
- 4.
De grieven I en II strekken - in de kern - ten betoge dat de kantonrechter de status van het advies van de bezwarencommissie heeft miskend en zich ten onrechte niet heeft beperkt tot een marginale toetsing van het functiewaarderingsbesluit van EMCO d.d. 21 februari 2006. Grief III is gericht tegen de toewijzing van de wettelijke verhoging van 50%. Met grief IV komt EMCO op tegen het toewijzen van de vordering van [geïntimeerde]. Met de grieven, die het hof gezamenlijk zal behandelen, legt EMCO de zaak in volle omvang aan het hof voor.
- 5.
Het hof stelt voorop dat (een besluit tot) functiewaardering slechts mogelijk is aan de hand van de weging van een veelheid van factoren. Aan de werkgever die een dergelijk besluit neemt, komt dan ook een zekere beleidsvrijheid toe. Met die beleidsvrijheid is niet te verenigen dat de rechter een dergelijk besluit ten volle zou toetsen. Volgens vaste rechtspraak (vergelijk HR 13 september 1996,
NJ 1997, 38, HR 14 maart 2003, NJ 2003, 312 en HR 2 mei 2003, NJ 2003, 442) heeft de rechter wanneer een geschil over een besluit tot functiewaardering aan hem wordt voorgelegd te beoordelen of de werkgever binnen de grenzen van het toepasselijke functiewaarderingssysteem is gebleven en, indien dat het geval is, of de werkgever in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.
- 6.
Wanneer in het kader van de functiewaardering een advies is uitgebracht door de daartoe ingestelde bezwarencommissie, zoals in dit geval, en de werkgever van dat advies is afgeweken, speelt bij het antwoord op de vraag of de werkgever in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen, een belangrijke rol of de werkgever zijn besluit (om af te wijken van het advies) behoorlijk gemotiveerd heeft. Aan de motiveringsplicht van de werkgever mogen dan ook zekere eisen gesteld worden en de rechter mag toetsen of de door de werkgever gegeven motivering de afwijking van het advies van de bezwarencommissie in redelijkheid kan dragen.
- 7.
Ten behoeve van de bepaling van de zwaarte van de inhoud van de functie van [geïntimeerde] is EMCO uitgegaan van de functieomschrijving lasser/constructiebank-werker met functiecode 0273, gedateerd september 2005. De inhoud van de functie is door EMCO vastgesteld en gewaardeerd op basis van de uitgangspunten van het in bijlage 2 van de CAO voor de Sociale Werkvoorziening gehanteerde FC/SW-functiewaarderingssysteem. Ook [geïntimeerde] heeft hieraan gerefereerd. De bezwarencommissie heeft de inhoud van de functie eveneens aan dit functiewaarderingssysteem getoetst. Aangenomen moet dan ook worden dat EMCO binnen de grenzen van het toepasselijke functiewaarderingssysteem is gebleven, nu ook [geïntimeerde] dit niet gemotiveerd heeft bestreden.
- 8.
Het functiewaarderingssysteem onderscheidt voor wat betreft de inhoud van een functie een aantal kenmerken, waaraan elk afzonderlijk een score wordt toege-kend. De totaalscore van de kenmerken tezamen bepaalt vervolgens de indeling in loonschaal.
De inhoud van de functie van [geïntimeerde] is gewaardeerd voor de volgende kenmerken:
- a)
kennis (opleiding en/of ervaring);
- b)
samengesteldheid (mate van zelfstandigheid);
- c)
afbreukrisico (mate van verantwoordelijkheid);
- d)
contact (eigenschappen vereist voor het onderhouden van contacten);
- e)
arbeidsomstandigheden (omstandigheden waaronder moet worden gewerkt,
onderverdeeld in de aspecten: atmosfeer, houding, krachtsuitoefening en
persoonlijk risico);
- f)
aard en omvang van het toezicht (leidinggevende capaciteiten).
- 9.
Zoals blijkt uit de bij het besluit van 6 oktober 2005 behorende bijlage "functiewaardering" heeft EMCO ten aanzien van de functie van [geïntimeerde] aan de hiervoor genoemde kenmerken respectievelijk de volgende scores toegekend:
- a)
= 100, b) = 90, c) = 35, d) = 20, e) = 25 (aspecten atmosfeer: 20 en persoonlijk risico: 5) en f) = 0. De totaalscore bedraagt aldus 270, hetgeen resulteert in een indeling in loongroep D2.
- 9.1.
Het tegen genoemd besluit van 6 oktober 2005 ingebrachte bezwaar van [geïntimeerde] beperkte zich tot de vraag of de toegekende scores bij de kenmerken kennis, samengesteldheid, contact en arbeidsomstandigheden op de juiste wijze zijn bepaald.
- 9.2.
De bezwarencommissie heeft zich bij de toetsing van de inhoud van de functie van [geïntimeerde] ook tot de behandeling van die kenmerken beperkt. In afwijking van het door [geïntimeerde] bestreden besluit van 6 oktober 2005 heeft de bezwaren-commissie aan de kenmerken samengesteldheid en arbeidsomstandigheden de scores van 100 respectievelijk 40 (aspecten atmosfeer: 35 en persoonlijk risico: 5) toegekend.
- 9.3.
In haar advies van 1 februari 2006 heeft de bezwarencommissie geadviseerd het bezwaar tegen de toegekende scores bij de kenmerken kennis, contact en arbeidsomstandigheden (de aspecten houding, krachtsuitoefening en persoonlijk risico) ongegrond te verklaren en ten aanzien van de kenmerken samengesteldheid en arbeidsomstandigheden (het aspect atmosfeer) gegrond te verklaren en de functie van [geïntimeerde] te waarderen met 295 punten en in te delen in loonschaal E, hetgeen de bezwarencommissie heeft geleid tot de conclusie dat het bezwaar van [geïntimeerde] tegen de indeling van de functie in loonschaal D2 gegrond is.
- 10.
EMCO heeft, zoals blijkt uit haar besluit van 21 februari 2006, het advies van de bezwarencommissie overgenomen met betrekking tot de bezwaren ten aanzien van de kenmerken en aspecten welke door de commissie ongegrond zijn verklaard. EMCO heeft het advies niet overgenomen ten aanzien van de door de bezwarencommissie toegekende scores voor wat betreft het kenmerk samengesteldheid en het aspect atmosfeer als onderdeel van het kenmerk arbeidsomstandigheden.
- 10.1.
Namens [geïntimeerde] heeft zijn gemachtigde bij brief d.d. 13 april 2006 EMCO verzocht terug te komen op het besluit van 21 februari 2006 en het advies van de bezwarencommissie op de aspecten samengesteldheid en atmosfeer alsnog over te nemen en de functie van [geïntimeerde] overeenkomstig te waarderen. Op dit verzoek heeft EMCO bij brief van 2 mei 2006 afwijzend gereageerd.
- 11.
Het is aan het hof te onderzoeken of EMCO in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen om [geïntimeerde], in afwijking van het advies van de bezwaren-commissie, in te delen in loongroep D2 en, in dat kader, of zij haar besluit voor zover dat afwijkt van het advies van de bezwarencommissie, behoorlijk heeft gemotiveerd.
- 12.
Met betrekking tot het kenmerk samengesteldheid heeft EMCO in haar besluit van 21 februari 2006 puntsgewijs gemotiveerd aangegeven op grond van welke overwegingen zij is afgeweken van het advies van de bezwarencommissie. Met de door haar per onderdeel gegeven beschrijving van de door [geïntimeerde] uit te voeren werkzaamheden heeft EMCO naar het oordeel van het hof genoegzaam aannemelijk gemaakt dat die werkzaamheden, anders dan (zeer) incidenteel, niet van een zodanig specialistisch niveau zijn dat daarom sprake kan zijn van niveau-verhogende werkzaamheden.
- 12.1.
De bezwarencommissie heeft aangaande dit kenmerk opgemerkt dat het element mondelinge en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid weliswaar in de functie ontbreekt, maar dat dit wordt gecompenseerd doordat [geïntimeerde] een grote mate van handelingsvrijheid heeft, die gezien de diverse disciplines in de functie leidt tot een controle op het werk die is beperkt tot alleen op hoofdpunten en alleen incidenteel plaatsvindt. EMCO heeft daarentegen in haar besluit overwogen dat werknemer "niet een grote mate van handelingsvrijheid [heeft], de werkzaamheden die uitgevoerd moeten worden, worden bepaald en door de leidinggevende afgestemd met de interne klant en vervolgens aan werknemer overgedragen".
- 12.2.
[geïntimeerde] heeft de juistheid van de feitelijke weergave door EMCO van de functie-elementen niet met zoveel woorden weersproken, maar volgens hem leiden die elementen tezamen tot een hogere waardering dan daaraan door EMCO is toegekend.
- 12.3.
Naar 's hofs oordeel heeft EMCO, gelet op het hiervoor in rechtsoverweging 5 geschetste kader, op dit onderdeel toereikend gemotiveerd waarom zij, in afwijking van het advies van de bezwarencommissie, op dit onderdeel van de functie van [geïntimeerde] minder punten heeft toegekend.
- 13.
Aangaande het aspect atmosfeer van het kenmerk arbeidsomstandigheden heeft de bezwarencommissie geoordeeld dat de werknemer gedurende een groot deel van de werkdag wordt geconfronteerd met verschillende hinderveroorzakende factoren. De uiteenlopende werkzaamheden en het aantal medewerkers, dat werkzaam is in de ruimte waarin de werknemer de werkzaamheden verricht, maken dat sprake zal zijn van "hinder" in plaats van "enigszins hinder", aldus de bezwarencommissie. Omdat de hinder van de genoemde factoren tegelijkertijd en gedurende een groot deel van de werkdag door de werknemer wordt ondervonden, heeft de bezwarencommissie aan het aspect atmosfeer een score toegekend van 35 punten. [geïntimeerde] schaart zich achter dit advies.
- 13.1.
EMCO heeft ter motivering van haar van het advies ten aanzien van het aspect atmosfeer afwijkend besluit overwogen dat [geïntimeerde] het grootste deel van de werktijd als enige medewerker werkzaam is in een eigen lasafdeling, waarbinnen wordt voldaan aan de arbo-normen, en dat overlast van de genoemde factoren in combinatie in minder dan 10% van de werktijd voorkomt. EMCO is op grond hiervan van mening dat sprake is van "enigszins hinder gedurende een groot deel van de werktijd", hetgeen volgens haar leidt tot een score van 20 punten.
- 13.2.
EMCO heeft naar 's hofs oordeel voldoende aannemelijk gemaakt dat [geïntimeerde] zijn werkzaamheden uitvoerde in een - aanvankelijk semi-afgesloten, en later meer afgescheiden - aparte lasruimte binnen de ruimte waarin hij en een veertiental collega's werkzaam waren. EMCO heeft daarbij aangegeven dat de lasruimte is ingericht in verband met de hinder die de collega's van [geïntimeerde] ondervonden van de laswerkzaamheden, en niet andersom. [geïntimeerde] heeft dit laatste niet weersproken.
Bovendien heeft EMCO onvoldoende weersproken gesteld dat niet steeds alle
15 werknemers tegelijkertijd in de werkruimte werkzaam waren.
Of de ruimte waarin [geïntimeerde] de onderhavige functie vervulde op het toetsings-moment, 1 januari 1999, voldeed aan de daaraan te stellen arbo-eisen kan in het midden blijven, omdat dit punt door de bezwarencommissie niet in het advies is betrokken.
Het advies gaat uit van een combinatie van hinder veroorzakende factoren in een ruimte waar gedurende een groot deel van de werktijd vijftien medewerkers tegelijk werkzaam zijn. Door EMCO is echter voldoende aannemelijk gemaakt dat het advies op dit punt zeker nuancering behoeft.
- 13.3.
Naar het oordeel van het hof behelst het besluit van EMCO ten aanzien van het aspect atmosfeer, bezien in het kader van het aan te houden toetsingscriterium, dan ook een voldoende motivering om daarmee de afwijking van het advies van de bezwarencommissie te rechtvaardigen.
Slotsom
- 14.
De slotsom is dat EMCO haar besluit om ten aanzien van het kenmerk samen-gesteldheid en het aspect atmosfeer af te wijken van het advies van de bezwarencommissie toereikend heeft gemotiveerd en aldus de stellingen van [geïntimeerde] voldoende heeft weerlegd.
Dit betekent dat het besluit van EMCO om [geïntimeerde] in te delen in loongroep D2 in rechte stand houdt.
- 15.
De grieven slagen. Het vonnis waarvan beroep kan derhalve niet in stand blijven.
Opnieuw rechtdoende zal het hof de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog afwijzen en hem veroordelen tot terugbetaling van hetgeen EMCO ter uitvoering van het beroepen vonnis heeft voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente.
[geïntimeerde] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in beide instanties (waarbij de kosten van het geding in hoger beroep worden begroot op 1 procespunt, tarief II).
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep
en opnieuw rechtdoende
wijst de vorderingen van [geïntimeerde] af;
veroordeelt [geïntimeerde] om aan EMCO terug te betalen al hetgeen zij ter uitvoering van het vonnis waarvan beroep aan [geïntimeerde] heeft voldaan, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van betaling tot die van terugbetaling;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van EMCO:
- -
in eerste aanleg op nihil, en
- -
in hoger beroep op € 318,85 aan verschotten en € 894,-- aan salaris voor de procureur.
Gewezen door mrs. Zuidema, voorzitter, Kuiper en Rowel-van der Linde, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 9 april 2008 in bijzijn van de griffier.