V-N 2020/19.13
Ruime rechterlijke beoordelingsvrijheid bij toekennen proceskostenvergoedingen in Wet Mulder-zaken
HR 07-04-2020, ECLI:NL:HR:2020:563, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
7 april 2020
- Magistraten
Van Schendel, Buruma, Boerlage
- Zaaknummer
19/03614
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS197425:1
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:563, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑04‑2020
ECLI:NL:PHR:2019:1201, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑11‑2019
- Wetingang
Essentie
De Hoge Raad oordeelt dat als de beslissing van de kantonrechter of de officier van justitie uit procedureel oogpunt wordt vernietigd, maar de verkeersboete niet, dan kan er aanleiding bestaan om de proceskostenvergoeding redelijkerwijs achterwege te laten.
Samenvatting
Aan X is een boete van € 177 opgelegd wegens het overschrijden van de maximumsnelheid. Volgens de kantonrechter is het beroep van X niet-ontvankelijk, omdat het beroepschrift geen gronden bevat en dit verzuim niet tijdig is hersteld. In hoger beroep betwist X dat een verzuimbrief is ontvangen. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden is er geen bewijs dat de brief daadwerkelijk is verzonden. Ondanks ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.