RvdW 2017/1032
In redelijkheid mocht de verdachte er niet op vertrouwen dat de instemming van de A-G met de beëindiging van de zaak ook betrekking had op feit 1 (rijden onder invloed). HR: art. 81 lid 1 RO.
HR 26-09-2017, ECLI:NL:HR:2017:2467
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
26 september 2017
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, Y. Buruma, V. van den Brink
- Zaaknummer
16/00834
- Conclusie
A-G mr. A.J. Machielse
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:2467, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑09‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:947, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑06‑2017
Essentie
In redelijkheid mocht de verdachte er niet op vertrouwen dat de instemming van de A-G met de beëindiging van de zaak ook betrekking had op feit 1 (rijden onder invloed). HR: art. 81 lid 1 RO.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 4 februari 2016, nummer 21/000802-14, in de strafzaak tegen: [verdachte], adv.: mr. J. Boksem, te Leeuwarden.
Conclusie
Conclusie A-G mr. A.J. Machielse:
1.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden, heeft verdachte op 4 februari 2016 vrijgesproken van feit 2 en voor feit 1: overtreding ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.