Verdrag inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2004
- Bronpublicatie:
23-11-2001, Trb. 2004, 290 (uitgifte: 30-11-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-11-2001, Trb. 2004, 290 (uitgifte: 30-11-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / ICT
Internationaal strafrecht / Internationale misdrijven
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
Verdrag van 23 november 2001
Preambule
De lidstaten van de Raad van Europa en de overige Staten die dit Verdrag hebben ondertekend,
Overwegende dat het doel van de Raad van Europa is het tot stand brengen van een grotere eenheid tussen zijn leden;
De waarde erkennende van het bevorderen van samenwerking met de andere Staten die Partij zijn bij dit Verdrag;
Overtuigd van de noodzaak om bij voorrang een gemeenschappelijk strafrechtelijk beleid na te streven, gericht op de bescherming van de samenleving tegen strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken, onder andere door het invoeren van passende wetgeving en het bevorderen van internationale samenwerking;
Zich bewust van de ingrijpende veranderingen die zijn teweeggebracht door de digitalisering, de convergentie en de voortschrijdende mondialisering van computernetwerken;
Bezorgd over het risico dat computernetwerken en elektronische informatie eveneens kunnen worden gebruikt voor het begaan van strafbare feiten en dat het bewijs met betrekking tot dergelijke strafbare feiten door middel van deze netwerken kan worden opgeslagen en overgedragen;
In het besef van de noodzaak van samenwerking tussen Staten en privé-ondernemingen bij het bestrijden van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken en van de noodzaak van bescherming van legitieme belangen bij het gebruik en de ontwikkeling van informatietechnologie;
Van mening dat voor een doeltreffende bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken een versterkte, snelle en goed functionerende internationale samenwerking in strafzaken vereist is;
Ervan overtuigd dat dit Verdrag noodzakelijk is ter afschrikking van handelingen gericht tegen de vertrouwelijkheid, de integriteit en de beschikbaarheid van computersystemen, netwerken en computergegevens, en ter afschrikking van misbruik van deze systemen, netwerken en gegevens, door te voorzien in strafbaarstelling van dergelijk gedrag, zoals omschreven in dit Verdrag, en in de introductie van toereikende bevoegdheden voor de doeltreffende bestrijding van deze strafbare feiten, door het ontdekken, onderzoeken en vervolgen van deze feiten zowel op nationaal als op internationaal niveau te vergemakkelijken en door te voorzien in regelingen voor snelle en betrouwbare internationale samenwerking;
Indachtig de behoefte aan een juist evenwicht tussen de belangen van rechtshandhaving en eerbiediging van de fundamentele rechten van de mens zoals vastgelegd in het Verdrag van de Raad van Europa van 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, het Internationaal Verdrag van de Verenigde Naties van 1966 inzake burgerrechten en politieke rechten en andere toepasselijke internationale mensenrechtenverdragen, die steeds bevestigen het recht van een ieder om zonder inmenging een mening te koesteren, alsmede het recht op vrijheid van meningsuiting, met inbegrip van de vrijheid inlichtingen en denkbeelden van welke aard dan ook te vergaren, te ontvangen en door te geven, ongeacht grenzen, en de rechten betreffende de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
Mede indachtig het recht op de bescherming van persoonsgegevens zoals, bijvoorbeeld, toegekend door het Verdrag van de Raad van Europa van 1981 tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens;
Gezien het Verdrag van de Verenigde Naties van 1989 inzake de rechten van het kind en het Verdrag van de Internationale Arbeidsorganisatie van 1999 betreffende het verbod op en de onmiddellijke actie voor de uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid;
Gelet op de bestaande verdragen van de Raad van Europa inzake samenwerking op strafrechtelijk terrein, alsmede soortgelijke verdragen tussen de lidstaten van de Raad van Europa en andere Staten, en benadrukkend dat het onderhavige Verdrag bedoeld is om die verdragen aan te vullen teneinde strafrechtelijke onderzoeken en procedures met betrekking tot strafbare feiten die verband houden met computersystemen en computergegevens, doeltreffender te maken en de vergaring van bewijs van strafbare feiten in elektronische vorm mogelijk te maken;
De recente ontwikkelingen toejuichend die het internationale begrip en de internationale samenwerking bij de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken bevorderen, met inbegrip van de door de Verenigde Naties, de OESO, de Europese Unie en de G8 ondernomen activiteiten;
In herinnering roepend de Aanbevelingen van het Comité van Ministers Nr. R (85) 10 inzake de praktische toepassing van het Europees Verdrag inzake wederzijdse bijstand in strafzaken met betrekking tot rogatoire commissies voor het aftappen van telecommunicatie, Nr. R (88) 2 inzake piraterij op het gebied van auteursrechten en naburige rechten, Nr. R (87) 15 ter regulering van het gebruik van persoonsgegevens in de politiesector, Nr. R (95) 4 inzake de bescherming van persoonsgegevens op het gebied van telecommunicatiediensten, in het bijzonder telefoondiensten, alsmede Nr. R (89) 9 inzake computercriminaliteit, waarin richtlijnen worden aangereikt voor de nationale wetgeving betreffende de omschrijving van bepaalde computerdelicten en Nr. R (95) 13 betreffende problemen op het gebied van strafvordering die samenhangen met informatietechnologie;
Gelet op Resolutie Nr. 1, aangenomen door de Europese ministers van Justitie tijdens hun 21e Conferentie (Praag, 10 en 11 juni 1997), waarin het Comité van Ministers wordt aanbevolen de door het Europees Comité voor strafrechtelijke vraagstukken (CDPC) verrichte werkzaamheden op het gebied van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken te ondersteunen teneinde de nationale strafrechtelijke bepalingen nader tot elkaar te brengen en het gebruik van doeltreffende middelen voor onderzoek naar zodanige delicten mogelijk te maken, alsmede Resolutie Nr. 3, aangenomen tijdens de 23e Conferentie van de Europese Ministers van Justitie (Londen, 8 en 9 juni 2000), waarin de onderhandelende partijen worden aangemoedigd hun inspanningen voort te zetten teneinde passende oplossingen te vinden om een zo groot mogelijk aantal Staten de gelegenheid te bieden partij bij het Verdrag te worden en waarin de behoefte wordt erkend aan een snel en doeltreffend systeem van internationale samenwerking, dat recht doet aan de specifieke behoeften bij de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken;
Tevens gelet op het Actieplan, aangenomen door de staatshoofden en regeringsleiders van de Raad van Europa tijdens hun Tweede Top (Straatsburg, 10 en 11 oktober 1997), om te komen tot gemeenschappelijke antwoorden op de ontwikkeling van de nieuwe informatietechnologieën, gebaseerd op de normen en waarden van de Raad van Europa;
Zijn als volgt overeengekomen:
Verdragpartijgroep