Einde inhoudsopgave
Regeling voertuigen
Artikel 5.3.10b
Geldend
Geldend vanaf 20-05-2018
- Bronpublicatie:
11-05-2017, Stcrt. 2017, 27126 (uitgifte: 12-05-2017, regelingnummer: IENM/BSK-2017/117058)
- Inwerkingtreding
20-05-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-05-2017, Stcrt. 2017, 27126 (uitgifte: 12-05-2017, regelingnummer: IENM/BSK-2017/117058)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Voertuigeisen
Vervoersrecht / Bijzondere onderwerpen
Eisen | Wijze van keuren | |
---|---|---|
1. | Indien de bedrijfsauto is voorzien van een waterstofinstallatie, moet deze, onverminderd het bepaalde in artikel 5.3.9, voldoen aan de in de volgende leden gestelde eisen. | – |
2. | De waterstoftank mag geen deuken vertonen. | Visuele controle, zo nodig terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. |
3. | De waterstoftank mag niet in de motorruimte zijn geplaatst. | Visuele controle. |
4. | De waterstoftank moet, indien het voertuig in gebruik is genomen na 31 december 2014, zijn voorzien van een deugdelijke gasdichte behuizing die in de buitenlucht moet uitmonden, tenzij de tank in de open lucht is geplaatst. | De wijze van keuren bij het tweede lid is van toepassing. |
5. | De vervaldatum van de goedkeuring, en indien van toepassing van de herkwalificatie, van een waterstoftank mag niet verstreken zijn. | Visuele controle. Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport. |
6. | De onderdelen van de waterstofinstallatie moeten vrij zijn van ernstige beschadigingen en mogen niet door corrosie zijn aangetast, met uitzondering van corrosie van het oppervlak. | Leden 6 tot en met 9: de wijze van keuren bij het tweede lid is van toepassing. |
7. | De leidingen en gasvoerende slangen mogen geen knikken vertonen. | |
8. | De gasvoerende slangen mogen geen beschadiging vertonen waarbij het wapeningsmateriaal zichtbaar is. | |
9. | De vulaansluiting moet: a. zijn geplaatst aan de buitenzijde van het voertuig; b. zijn voorzien van een stofkap, tenzij de vulaansluiting is beschermd tegen vuil en water. | |
10. | Bedrijfsauto’s met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg voorzien van een waterstofinstallatie, moeten zowel in de motorruimte als in de nabijheid van de tankverbinding of het aansluitpunt zijn voorzien van een weerbestendige sticker met één van de volgende herkenningstekens: | Leden 10 en 11: visuele controle. |
11. | Bedrijfsauto’s met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg voorzien van een waterstofinstallatie, moeten zowel aan de voor- en achterzijde als in de nabijheid van de tankverbinding of het aansluitpunt zijn voorzien van een weerbestendige sticker met één van de volgende herkenningstekens: |