NJ 2014/399
Onderzoek aan kleding?
HR 10-06-2014, ECLI:NL:HR:2014:1365, m.nt. T.M. Schalken
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
10 juni 2014
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu, H.A.G. Splinter-van Kan, E.S.G.N.A.I. van de Griend
- Zaaknummer
12/03285
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Noot
T.M. Schalken
- JCDI
JCDI:ADS97090:1
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:1365, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑06‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:514, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑02‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑02‑2013
- Wetingang
Art. 359 lid 1 en lid 3 Wetboek van Strafvordering; art. 9 lid 1 Opiumwet
Essentie
Verdachte, tegen wie ernstige bezwaren bestonden inzake overtreding van de Opiumwet, heeft zich moeten ontkleden tot aan zijn onderbroek en vervolgens heeft de verbalisant, door met zijn hand in die onderbroek te gaan, daaruit een etui gepakt. 's Hofs oordeel dat dat laatste onderzoek kan worden aangemerkt als onderzoek aan de kleding — en dus niet aan het lichaam — is niet zonder meer begrijpelijk. Het hof heeft in dat verband niet meer overwogen dan dat ‘de vorm van het etui in de onderbroek ook uitwendig zichtbaar moet zijn geweest’ en heeft in het midden gelaten op welke plaats ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.