Verdrag betreffende de burgerlijke rechtsvordering
Artikel 6
Geldend
Geldend vanaf 27-04-1909
- Bronpublicatie:
17-07-1905, Stb. 1909, 120 (uitgifte: 22-05-1909, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
27-04-1909
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-07-1905, Stb. 1909, 120 (uitgifte: 22-05-1909, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal privaatrecht / Internationaal erkennings- en executierecht
1.
Door de bepalingen der voorgaande artikelen wordt geene inbreuk gemaakt op:
- 1°
De bevoegdheid om stukken rechtstreeks over de post toe te zenden aan de in het buitenland zich bevindende belanghebbenden;
- 2°
De bevoegdheid der belanghebbenden om beteekeningen rechtstreeks te doen verrichten door de deurwaarders (officiers ministériels) of bevoegde ambtenaren in het land van bestemming;
- 3°
De bevoegdheid van elken Staat om beteekeningen aan in het buitenland zich bevindende personen rechtstreeks door de zorg van zijne diplomatieke of consulaire ambtenaren te doen geschieden
2.
In elk dezer gevallen bestaat de bedoelde bevoegdheid alleen, indien overeenkomsten tusschen de betrokken Staten gesloten dit veroorloven, of indien, bij gebreke van zoodanige overeenkomsten, de Staat, op wiens grondgebied de beteekening moet geschieden, zich daartegen niet verzet. Die Staat kan zich daartegen niet verzetten, indien, in het geval van lid 1, n°. 3, het stuk zonder rechtsdwang moet worden beteekend aan een onderdaan van den verzoekenden Staat.