Hof Arnhem, 05-02-2010, nr. 21-000073-09
ECLI:NL:GHARN:2010:BL2346
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
05-02-2010
- Zaaknummer
21-000073-09
- LJN
BL2346
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2010:BL2346, Uitspraak, Hof Arnhem, 05‑02‑2010; (Hoger beroep)
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2011:BP2741
Cassatie: ECLI:NL:HR:2011:BP2741, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 05‑02‑2010
Inhoudsindicatie
Op 5 februari 2010 heeft de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Arnhem, een 47 jarige vrouw, A.P. B., veroordeeld wegens moord. Verdachte werd ervan verdacht in de periode van 19 tot en met 20 juni 2008 te Arnhem haar veertienjarige dochter met voorbedachten rade van het leven te hebben beroofd door toediening van medicijnen en het opendraaien van een gasfles handelspropaan. Verdachte heeft verklaard dat zij geen herinneringen heeft aan de gebeurtenissen op 19 en 20 juni 2008. De raadsman heeft aangevoerd dat als er niet kan worden vastgesteld wat er precies is gebeurd, vrijspraak dient te volgen. Het hof heeft de conclusie dat de vrouw verminderd toerekeningsvatbaar was overgenomen. De gedragsdeskundigen hebben geconcludeerd dat onvoldoende argumenten zijn om een persoonlijkheidsstoornis te diagnosticeren, maar wel van een gebrekkige ontwikkeling harer geestvermogens. Verder wordt het recidiverisico van een soortgelijk feit klein geacht. Het hof heeft, gelet op de bijzondere ernst van het bewezenverklaarde misdrijf en de mate van toerekeningsvatbaarheid, de vrouw veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaar.
Partij(en)
Gerechtshof ARNHEM
Sector strafrecht
Parketnummer: 21-000073-09
Uitspraak d.d.: 5 februari 2010
TEGENSPRAAK
Promis
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Arnhem van 31 december 2008 in de strafzaak tegen
verdachte,
geboren in 1962,
thans verblijvende in de PI Noord Holland.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 22 januari 2010 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman, mr J. Boksem, naar voren is gebracht.
De raadsman van verdachte heeft bij pleidooi verzocht een nader onderzoek te laten verrichten naar de feitelijke toedracht. Daartoe is gesteld dat het hof zou kunnen constateren dat het onderzoek niet volledig is geweest en dat er wellicht nog mogelijkheden zijn om achter de ware toedracht te komen door een hypnoseverhoor van verdachte dan wel een confrontatie van verdachte met de plaats delict te gelasten.
Op grond van de in het dossier aanwezige stukken en het ter terechtzitting verhandelde acht het hof zich voldoende voorgelicht omtrent de aan verdachte verweten gedragingen. Een hypnoseverhoor kan niet bijdragen aan de waarheidsvinding, nu niet met zekerheid gezegd kan worden dat een dergelijk verhoor nauwkeurige en betrouwbare geheugendetails zal opleveren. Daarnaast heeft verdachte op de terechtzitting van het hof aangegeven dat zij het strafdossier diverse malen en op verschillende wijze heeft gelezen. Het hof gaat er vanuit dat verdachte ook kennis heeft genomen van de in het dossier bevindende foto's van de plaats delict. Kennelijk hebben deze foto's bij verdachte geen herinneringen aan het gebeurde op 20 juni 2008 opgeroepen, zoals uit het verhoor van de verdachte op die terechtzitting is gebleken. De verzoeken worden daarom afgewezen.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is, nadat de tenlastelegging in eerste aanleg is gewijzigd, tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks de periode van 19 tot en met 20 juni 2008 te Arnhem opzettelijk en met voorbedachte rade het slachtoffer/haar dochter van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit, die dochter heeft gedrogeerd en/of verdoofd, door die dochter medicijnen/medicamenten in te laten nemen en/of toe te dienen bevattende de stoffen zolpidem, fluvoxamine en paroxetine en/of andere stoffen, althans haar in een verdoofde en/of hulpeloze toestand heeft gebracht en/of gehouden en/of een gasfles handelspropaan (bestaande uit propaan en/of iso-butaan en/of n-butaan en/of isobuteen en/of methylbutaan en/of n-pentaan) heeft opengedraaid, tengevolge waarvan die dochter is overleden;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs1
De vaststaande feiten
Op 20 juni 2008 omstreeks 10.40 uur kwam er bij de Centrale meldkamer Groep van de politieregio Gelderland Midden een melding binnen dat de bewoonster van een perceel in Arnhem suïcidaal was en dat zij haar dochter van 14 jaar ook bij zich had.
De bewoners van genoemd perceel zijn: verdachte en haar dochter.2
Op 20 juni 2008 omstreeks 09.30 uur zag een vriendin van verdachte dat er aan haar op 20 juni 2008 omstreeks 03.00 uur een sms-bericht was gestuurd met als boodschap dat "mama weer een briefje had geschreven en er stond ook in dat ze niet meer gereanimeerde wilde worden". (Van het briefje zit een foto in het dossier gevoegd.3) Deze vriendin zag dat verdachtes dochter de afzender van het sms'je was. De vriendin heeft de buurvrouw van verdachte gebeld voor de sleutel van de woning van verdachte. Bij de woning aangekomen, hoorde zij van de buurvrouw dat deze geprobeerd had met de sleutel de deur van de woning te openen maar dat die aan de binnenzijde op slot zat. Omdat zij de woning niet binnen konden, heeft de vriendin de politie gewaarschuwd.4 Twee politieambtenaren kwamen op 20 juni 2008 om 10.11 uur ter plaatse. Zij zagen dat de woning aan de voorzijde was afgesloten. Verbalisant J. heeft zich naar de achterzijde van de woning begeven en zag, door het woonkamerraam aan de achterzijde van de woning, twee personen onder een gekleurde deken onder het raam bij elkaar liggen. Verbalisant J. zag op het eerste oog geen ademhaling en op kloppen werd niet geregeerd. Tevens hoorde hij een sissend geluid vanuit de woning komen. Als de politie vervolgens het kattenluikje van de achterdeur openbreekt, ruiken zij direct een sterke gaslucht. De brandweer en de ambulance worden gewaarschuwd. De verbalisanten zagen dat de gehele achterzijde van de woning was afgesloten. Zij zagen dat de achterdeur van de woning tevens was afgesloten middels het nachtslot. Op 20 juni 2008 om 10.26 uur is de brandweer ter plaatse gekomen. Door de brandweer werden de ruiten en deuren van de woning aan zowel de voor- als achterzijde van de woning verbroken. In de woning werd door de brandweer een gasfles aangetroffen. De verbalisanten zagen dat de brandweer korte tijd later beide slachtoffers naar buiten brachten via de achterdeur. Even later hoorden zij van het ambulancepersoneel dat de dochter reeds was overleden en dat de moeder inmiddels zelfstandig ademhaalde.5 Een van de aanwezige brandweermannen heeft verklaard dat hij na het verbreken van de rolluiken en de ruiten aan de voorzijde van de woning zag dat er twee personen naast elkaar op de bank lagen. Even daarna zag hij dat twee andere brandweermannen bezig waren beide personen, dat waren een meisje en een vrouw, vanaf de bank naar buiten te dragen. Hij zag meteen naast die bank een grijze gasfles. Hij zag dat de onderste helft van de gasfles voorzien was van een ijslaagje dat wit was uitgeslagen. Hij zag dat bovenop de gasfles een koperkleurige kraan zat en dat de opening van de kraan in de richting van de twee slachtoffers wees. Hij kon horen dat er gas uit die kraan kwam, hij kon die kraan horen blazen. Hij zag dat een collega brandweerman meteen naar die gasfles liep. Even later liep hij terug naar die collega, die de gasfles in zijn handen had. Hij hoorde geen gas meer uit de kraan komen.6
Op 20 juni 2008 te 12.50 uur werd door de arts Heutz, lijkschouwer van de gemeente Arnhem de schouw verricht van verdachtes dochter. Hij verklaart er niet van overtuigd te zijn, dat de dood als gevolg van een natuurlijke oorzaak is ingetreden.7
In het sectierapport van dr B. Kubat staat onder andere vermeld: Bij de sectie werd geen anatomische doodsoorzaak gevonden en er waren geen aanwijzingen voor inwerking van uitwendig mechanisch geweld dat het intreden van de dood zou kunnen verklaren. Er waren geen aanwijzingen voor ziekelijke orgaanafwijkingen die het intreden van de dood zouden kunnen verklaren of hiervoor van betekenis geweest zouden kunnen zijn. Het toxicologisch onderzoek heeft propaan aangetoond in het bloed zodat vast staat dat het slachtoffer gas heeft ingeademd. Tevens werden versuffende stoffen (medicijnen) in het bloed aangetoond. Het rapport houdt als conclusie in: De bevindingen bij de sectie op het lichaam van verdachtes dochter zijn verenigbaar met, doch niet bewijzend voor, plotse dood ten gevolge van toxische werking van inademing van propaangas al dan niet in combinatie met de inname van medicijnen. Een andere doodsoorzaak is bij de sectie niet gebleken.8
Het rapport betreffende het toxicologisch onderzoek, opgemaakt door dr K.J. Lusthof houdt onder meer als voorlopige conclusie in dat in het bloed en de urine van verdachtes dochter Zolpidem, Fluvoxamine en Paroxetine zijn aangetoond. In het longweefsel van verdachtes dochter zijn propaan, isobutaan en n-butaan aangetoond. Verder staat in het rapport vermeld dat Zolpidem wordt toegepast voor de kortdurende behandeling van slapenloosheid en dat Fluvoxamine en Paroxetine antidepressiva zijn.9
Het rapport betreffende het onderzoek naar de inhoud van een gasfles, opgemaakt door ing. L.J.C. Peschier houdt onder meer in: Het vloeibare gas in de gasfles bestaat voornamelijk uit propaan. Daarnaast zijn er kleinere hoeveelheden aangetoond van componenten iso-butaan en n-butaan en sporen van componenten van isobuteen, methylbutaan en n-pentaan. De gemeten samenstelling van de inhoud van de gasfles komt overeen met die van handelspropaan.10
Bij de huiszoeking op 20 juni 2008 in het perceel in Arnhem werden onder andere aangetroffen:
- -
Een bijsluiter over het geneesmiddel Zolpidem afgedrukt 19 juni 2008 ten name van verdachte en
- -
Een uitleg over slaapmiddelen afgedrukt door de Kringapotheek Velperweg 17 juni 2008, eveneens ten name van verdachte.
De apotheker van de Kringapotheek Velperweg heeft verklaard dat zowel van verdachte als van haar dochter een geneesmiddelenpaspoort is opgemaakt. Op het geneesmiddelenpaspoort van verdachte stond onder andere vermeld dat op 19 juni 2008 zeven stuks Zolpidem en vijftien stuks Paroxetine waren verstrekt en op 17 juni 2008 eveneens zeven stuks Zolpidem. De apotheker heeft voorts aangegeven dat Zolpidem een slaapmiddel is en Paroxetine een antidepressiva.11
Het standpunt van verdachte
De verdachte heeft op de terechtzitting van het hof verklaard dat zij geen herinneringen heeft aan de gebeurtenissen op 19 en 20 juni 2008.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft -kort gezegd- aangevoerd dat er voor alle scenario's en varianten daarvan in het dossier aanknopingspunten te vinden zijn en dat als er niet kan worden vastgesteld wat er precies is gebeurd, vrijspraak dient te volgen. De raadsman heeft daarbij aangevoerd dat op grond van de feiten en omstandigheden niet kan worden vastgesteld dat verdachte medicijnen aan haar dochter heeft toegediend of verstrekt en/of de kraan van de gasfles heeft opengedraaid. De raadsman heeft geopperd dat de mogelijkheid open is gebleven dat verdachtes dochter zelf de aan verdachte verweten gedragingen heeft gepleegd.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat op grond van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen het door hem zo genoemde zesde scenario dat verdachte zelf dood wilde en dat zij haar dochter daarin opzettelijk heeft meegenomen, bewijsbaar is en dat er voorts sprake is van voorbedachte rade, zodat moord bewezen dient te worden verklaard.
Het oordeel van het hof
Ten aanzien van de vraag of verdachte, haar dochter of een derde strafrechtelijk betrokken is bij de dood van de dochter.
Vaststaat dat toen de hulpdiensten op 20 juni 2008 bij de woning arriveerden, deze woning geheel was afgesloten en dat zowel in het slot van de voordeur als in het slot van de achterdeur de sleutels aan de binnenkant van de cilinder staken. Van beide sloten was eveneens de nachtschoot uitgeschoven, hetgeen bij de aangetroffen situatie alleen van binnen uit gerealiseerd kon worden.12 Ook overigens is niet gebleken van een mogelijkheid voor derden om de woning te betreden zonder dat verdachte en het slachtoffer hier iets van zouden hebben gemerkt, zodat uitgesloten kan worden dat een derde verantwoordelijk is voor de dood van verdachtes dochter.
Een getuige heeft verklaard dat hij in de week voor 20 juni 2008 MSN-gesprekken met verdachtes dochter heeft gevoerd.13 De politie heeft uit de computer van verdachte en haar dochter een aantal zogenaamde MSN-gesprekken veiliggesteld. Uit een van die MSN-gesprekken is gebleken dat de dochter op 18 juni 2008 een gesprek heeft gevoerd met deze getuige, in welk gesprek zij onder andere zegt "volgens mij heeft mijn moeder mijn eten vergiftigd. Ik moest namelijk kwark eten gister. 't Smaakte heel vies en was niet over de datum maar ik wou niet meer. Maar ze deed er alles aan dat ik het (zou) opeten. Toen was ik dus duizelig en heeft ze me iets heel vies gegeven. Ze zei dat het medicijnen waren maar zo smaakte het niet en smaakte naar cement. Maar kon het niet zien want was te slap en ook niet vast houden. Toen heeft ze me (zoals ze vertelde) een slaappil gegeven".14
Voorts heeft de broer van verdachte op 3 juli 2008 bij de politie verklaard: "Verdachte heeft mij gefragmenteerd verteld over hetgeen er die bewuste nacht/avond is gebeurd. Verdachte en haar dochter hadden beiden chocolademelk gedronken met 'jetlagpillen' in de chocolademelk."15 Op de foto's 113a en 113b genomen van het aanrecht in de keuken van de woning van verdachte is waar te nemen dat er een kartonnen pak chocomel op dat aanrecht staat.16 Op verzoek van het psychiatrisch ziekenhuis in Wolfheze hebben verbalisanten op 21 juni 2008 aan verdachte meegedeeld dat haar dochter was overleden. Verdachte zegt daarop onder meer: We zouden samen gaan en nu is het niet gelukt; ik kon haar niet alleen achterlaten met een vader als klootzak.17
Uit de zoekvragen van de computer, aangetroffen in de woning van verdachte, blijkt dat diverse malen naar zelfmoord is gezocht en dat op 17 juni 2008, vanaf 07.50 uur gezocht is naar onder andere "dodelijke combinaties medicijnen"(07.50 uur), "zelfmoord" (07.52 uur), paroxetine 07.58 uur) "bijwerkingen met melatonine bij kinderen" (08.32 uur), "dodelijke bijwerking slaaptabletten" (08.44 uur), "zelfdoding" (08.46 uur).18 Verdachte heeft verklaard dat alleen zijzelf en haar dochter van die computer gebruik maakten.19 Uit de absentielijst van de school van verdachtes dochter blijkt dat zij op dat moment niet afwezig was gemeld van school.20
De dochter had zelf in de gaten dat haar moeder bezig was met zelfmoordplannen, haarzelf en mogelijk ook haar dochter aangaande, hetgeen blijkt uit nog meer MSN-gesprekken en sms-berichten die de dochter aan vrienden stuurde, die gelet op de inhoud aangemerkt kunnen worden als noodkreten. Aldus bijvoorbeeld het MSN-gesprek woensdag 18 juni 2008, 11.10 uur:
- L.
ze heeft me gister slaappillen gegeven, L., overal in huis briefjes voor wie wat is. Mijn galajurk en juwelen op een stapel daarnaast mama's galajurk
(L.: Hoe bedoel je?)
Dit willen verdachtes dochter en ik graag dragen en kaarsjes om ons altaar. Er staat een gasfles naast mijn moeder. ... Kun je alsjeblieft iemand voor me bellen? ... L., ik wil niet dood. 21
Op de foto's 142b en 142c is te zien dat er een stapeltje kleren op een stoel ligt met daarop een briefje waarop onder andere staat: dit zouden verdachtes dochter en ik graag willen dragen in de kist. 22
En bijvoorbeeld het sms-bericht verzonden op 18-06-2008 om 11.46 uur:
Verdachtes vriendin kun je ajb na school naar hier komen ... mama had me iets gegeven en een slaappil ze is zelf nu heel erg duf en ik draai helemaal en ze heeft overal briefjes op geplakt voor wie welke spullen zijn ... ook een gasfles naast haar ... ik ben bang vriendin kom na je werk hier heen ik weet niet wat er gebeurt.23
Voorts staat op grond van deskundigenonderzoek vast dat de geschreven (afscheids)briefjes (nr 1002, 1003b, 1003d, 1003h, 1003j, 1003n en 1104) die verspreid in de woning zijn gevonden, met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid geschreven zijn door verdachte.24 Op die briefjes (nrs 1003j en1003n) staat onder meer geschreven: "Ik hoop dat ik (heel egoïstisch) mezelf en mijn dochter voor een hoop ellende behoed en gespaard heb. Liefs verdachte, ook namens mijn dochter, hoop ik" en "Ik kan het mijn dochter niet aandoen alleen achter te blijven (en zeker met zo'n vader) dus vandaar".25
De verdachte heeft ten overstaan van het hof verklaard dat zij in 1997 de bewuste gasfles heeft gekocht, dat deze gasfles destijds is meeverhuisd naar de woning en dat deze bij haar in de schuur of in de garage heeft gestaan.26 Zoals hiervoor is aangegeven is deze gasfles door de brandweer in de woonkamer van de woning van verdachte aangetroffen.
Ten aanzien van die gasfles heeft verdachtes vriendin verklaard dat verdachtes dochter haar op 18 juni 2008 heeft verteld dat er op haar slaapkamer een gasfles stond en dat haar moeder aan die gasfles zat. Daarnaar gevraagd zei verdachte dat ze de gasfles voor haar werk nodig had en dat die gasfles op de slaapkamer stond omdat er verder geen ruimte voor was, maar dat zij de gasfles inmiddels naar boven had gebracht.27 In een afscheidsbriefje aan deze vriendin (nr 1003n) schrijft verdachte vervolgens "sorry, sorry, sorry, dat ik je zo voor de gek heb gehouden".28
Gelet op het bovenstaande, met name de inhoud van de door de dochter gestuurde sms'jes en MSN-berichten, de door verdachte geschreven briefjes, de tijdstippen dat er op 17 juni 2008 op internet is gezocht, en dit alles tezamen en in onderlinge samenhang met elkaar bezien, is het hof van oordeel dat uitgesloten kan worden dat de dochter de handelingen die tot haar dood hebben geleid, heeft verricht. Bewezen kan worden dat verdachte de haar verweten gedragingen die tot de dood van de dochter hebben geleid, heeft verricht.
Voorbedachte rade.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat verdachte gedurende meerdere dagen plannen heeft gemaakt om zichzelf en ook haar dochter van het leven te beroven. Het hof acht dit met name bewezen op grond van de in de woning aangetroffen briefjes van verdachte, het internetgedrag van verdachte en het in de woning brengen van een gasfles door verdachte. Daarbij komt dat op verschillende dagen de medicijnen Zolpidem en Paroxetin bij de apotheek zijn verzameld. Weliswaar staat niet vast dat de medicijnen Zolpidem en Paroxetin door verdachte bij de apotheek zijn opgehaald, maar wel staat vast dat bedoelde medicijnen op het geneesmiddelenpaspoort van verdachte stonden vermeld, zodat eveneens vaststaat dat de onderliggende recepten op naam van verdachte zijn uitgeschreven.
Uit het voorgaande leidt het hof af dat verdachte op vele momenten de tijd en de gelegenheid heeft gehad zich te beraden op haar besluit om zichzelf en haar dochter van het leven, zodat er gelegenheid was tot nadenken over de betekenis en gevolgen van haar voorgenomen plan en zich daarvan rekenschap te geven. Daarmee heeft verdachte gehandeld met voor bedachte rade.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 19 tot en met 20 juni 2008 te Arnhem opzettelijk en met voorbedachte rade haar dochter van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, die dochter heeft gedrogeerd en/of verdoofd, door die dochter medicijnen/medicamenten in te laten nemen en/of toe te dienen bevattende de stoffen zolpidem, fluvoxamine en paroxetine en een gasfles handelspropaan (bestaande uit propaan en/of iso-butaan en/of n-butaan en/of isobuteen en/of methylbutaan en/of n-pentaan) heeft opengedraaid, tengevolge waarvan die dochter is overleden;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Moord.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld wegens moord tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar en de maatregel van terbeschikkingstelling, met bevel dat zij van overheidswege zal worden verpleegd.
De rechtbank Arnhem heeft de verdachte veroordeeld wegens moord tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld wegens moord tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaar.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt:
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft haar veertienjarige dochter om het leven gebracht en daarmee haar, een tiener die nog een hele toekomst voor zich had, haar meest waardevolle bezit, haar leven, ontnomen. Verdachte heeft daarmee ook het vertrouwen dat haar dochter in haar als moeder mocht hebben, in hoge mate geschonden. Daarbij acht het hof met de rechtbank van belang dat uit de diverse MSN en sms-berichten van verdachtes dochter in de week voorafgaand aan haar overlijden blijkt dat de dochter in doodsangst heeft verkeerd om het leven van haar moeder en uiteindelijk om dat van zichzelf. Daarnaast heeft verdachte onherstelbaar leed toegebracht aan de vader van de dochter en aan andere nabestaanden.
Het is bijzonder wrang te moeten bedenken dat de dochter, die in de laatste dagen en uren van haar leven via telefoon en MSN om hulp van vrienden en bekenden smeekte, haar moeder toen niet in de steek heeft gelaten, omdat zij zich naar alle waarschijnlijkheid verantwoordelijk voelde voor het welzijn van haar moeder, en dat juist dat haar zelf fataal is geworden.
Tegen deze achtergrond is het hof van oordeel dat oplegging van een langdurige gevangenisstraf een gerechtvaardigde sanctie is.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op de omtrent verdachte opgemaakte rapportages, te weten:
- -
een briefrapportage, opgemaakt op 26 juni 2008 door psychiater B. Gotink van het NIFP te Arnhem; en
- -
een briefrapport, opgemaakt op 10 december 2008 door dr M. Jelicic, Universitair hoofddocent, Faculteit der Psychologie en Neurowetenschappen van de Universiteit Maastricht; en
- -
een pro justitia rapportage (triple onderzoek), opgemaakt op 12 december 2008 door H.T.J. Boerboom, psychiater, I.M. van Woudenberg, klinisch psycholoog en W. van Kreel, forensisch milieuonderzoeker; en
- -
een pro justitia rapportage (aanvullend Neuropsychologisch onderzoek), opgemaakt op 16 december 2008 door drs G.J.W. Pol. psycholoog; en
- -
een rapport, op 21 oktober 2009 opgemaakt door M.J.T. Harmelink, psychiater, en C.M. van Deutekom, klinisch psycholoog, beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum (PBC).
Uit het PBC-rapport komt het volgende naar voren.
De rapporteurs zijn van mening dat verdachte ten tijde van het plegen van het haar tenlastegelegde feit weliswaar de ongeoorloofdheid hiervan heeft kunnen inzien, doch in mindere mate dan de gemiddeld normale mens in staat is geweest haar wil in vrijheid -overeenkomst een dergelijk besef- te bepalen.
De rapporteurs hebben geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het plegen van het haar tenlastegelegde feit lijdende was aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling harer geestvermogens, dat dit feit haar slechts in verminderde mate kan worden toegerekend.
Het hof neemt deze conclusie over en maakt deze tot de zijne.
Het PBC-rapport houdt verder onder meer in:
Verdachte, die wat betreft haar intelligentie functioneert op begaafd niveau, heeft zich laten kennen als een vrouw met wie in emotioneel opzicht moeilijk contact is te maken. Zij heeft weinig voeling met haar eigen emoties en er is bij haar sprake van veel (onrijpe) afweer. Verdachte beschikt over een zwakke identiteit, waarbij zij gebrekkige integratieve vermogens heeft: zij kan moeilijk haar gevoelens, gedachten en gedrag integreren. Terwijl in gesprekscontacten vooral snelle wisselingen van emoties zichtbaar zijn, waarbij haar emoties vaak een dramatische en ongedifferentieerde indruk maken, blijkt uit het testpsychologisch onderzoek dat er bij verdachte onderliggend sprake is van een grote mate van agressie. Hiermee heeft zij zelf nauwelijks enige voeling. De agressie van verdachte uit zich aan de oppervlakte vooral op passieve wijze, onder meer door middel van cynisme.
Er zijn voldoende aanwijzingen om aan te nemen dat het hierbij om lang bestaande problematiek gaat. In die zin kan worden geconcludeerd dat er bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling.
Deze gebrekkige ontwikkeling heeft tijdens het grootste deel van haar leven echter niet geleid tot een grote mate van disfunctioneren. Verdachte heeft naast haar kwetsbaarheden ook een aantal mogelijkheden om met stress om te gaan, die in zekere zin beschermend werken, zoals haar begaafde intelligentieniveau. Ook bieden haar afweermechanismen en emotieregulatievaardigheden, hoewel deze grotendeels onrijp zijn te noemen, toch tot op zekere hoogte voldoende mogelijkheden om spanningen in het dagelijks leven weg te laten vloeien. Wanneer spanningen echter te hoog oplopen, schieten deze mechanismen tekort en is er gedragsmatig bij verdachte meer pathologie zichtbaar. Vooral de laatste jaren lijkt hiervan sprake te zijn, waarbij er vooral een toename van emotionele labiliteit en devaluerend gedrag zichtbaar is. Dit is begrijpelijk vanuit de oplopende spanningen die een aantal life-events, zoals de relatiebreuk met de vader van haar dochter, de toenemende stress rondom de omgang met hem en haar dochter, de financiële moeilijkheden en de terugkerende kanker bij verdachte hebben veroorzaakt.
Aangezien verdachte jarenlang redelijk goed lijkt te hebben gefunctioneerd en de beschreven aspecten van de gebrekkige ontwikkeling meestal niet tot disfunctioneel gedrag hebben geleid, zijn de rapporteurs van mening dat er onvoldoende argumenten zijn om een persoonlijkheidsstoornis te diagnosticeren. Wel kan worden gesteld dat, in classificerend diagnostisch opzicht, bij verdachte op gedragsniveau in wisselende mate -afhankelijk van de omstandigheden en spanningen- theatrale, narcistische en borderline persoonlijkheidstrekken zichtbaar zijn. Zeker tijdens de laatste jaren lijkt hiervan in toenemende mate sprake te zijn geweest.
De gebrekkige ontwikkeling van verdachte was ook aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde en heeft hierbij een rol gespeeld. Hoewel de aanloop naar het tenlastegelegde -als gevolg van het geheugenverlies hiervoor van verdachte- niet kon worden besproken met haar, is wel duidelijk dat een aantal aspecten van haar gebrekkige ontwikkeling evident zichtbaar zijn in hetgeen over deze periode bekend is. Het gaat dan onder meer om haar gebrekkige integratieve vermogens. Zo lijken er in de dagen voorafgaand aan het tenlastegelegde twee verschillende werelden naast elkaar te bestaan: één waarin verdachte wanhopig is en zoekt naar een manier om zich te suïcideren en één waarin het dagelijks leven zijn gewone gang lijkt te gaan, zij opgewekt is tegen buitenstaanders en verdachtes dochter nog meegaat op een schoolreisje. Verdachte is -inherent aan haar problematiek- niet in staat om haar emoties te integreren in haar dagelijks leven en bijvoorbeeld hierbij steun te zoeken bij anderen. Ook is aannemelijk dat een grote mate van boosheid/agressie, die verdachte onvoldoende kon hanteren (gerelateerd aan haar gebrekkige ontwikkeling) na de relatiebreuk met haar partner, een rol heeft gespeeld bij het tenlastegelegde. Verder hebben ook zeer waarschijnlijk haar neiging tot splitsen, denken in termen van goed of fout (en hierdoor haar sterke neiging tot devalueren) een rol heeft gespeeld bij de totstandkoming van het tenlastegelegde.
Met betrekking tot het recidivegevaar houdt het PBC-rapport onder meer het volgende in:
Het recidiverisico van een soortgelijk feit wordt klein geacht. Mogelijk kan zich de bovenbeschreven dynamiek herhalen onder stresserende omstandigheden, in de zin van een toename van zwart-wit denken en moeite met het omgaan met boosheid en verdriet bij oplopende spanningen. De kans dat verdachte opnieuw agressie op anderen zal richten wordt echter klein geschat. Zij heeft dit nooit eerder op dergelijke wijze gedaan, en eerder dan haar agressie op anderen uit ageren zal zij zich bij oplopende spanningen terugtrekken. Ook uit het huidig onderzoek en de observaties zijn er geen aanwijzingen dat verdachte snel agressie op anderen zal richten.
Gezien het gering ingeschatte recidiverisico wordt geen aanleiding aanwezig geacht om te adviseren verdachte een behandeling binnen een gedwongen kader op te leggen.
De bijzondere ernst van het bewezenverklaarde misdrijf, de moord op haar veertienjarige dochter, en de mate van toerekeningsvatbaarheid brengen het hof tot het oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van acht jaar, zoals eveneens door de advocaat-generaal is gevorderd, aangewezen is. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de persoon van verdachte, zoals deze in het PBC-rapport staat omschreven, en met de omstandigheid dat verdachte -door eigen toedoen- haar dochter heeft verloren en de rest van haar leven met dat verlies geconfronteerd zal worden.
Het hof heeft echter geconstateerd dat de verdachte, met uitzondering van hetgeen bij de eerste confrontatie met de gevolgen van haar daden uit haar mond is opgetekend, op geen enkel moment op een geloofwaardige en invoelbare wijze blijk heeft gegeven van inzicht in de ernst van het feit dat thans bewezen is verklaard. Het hof kent bij het achterwege blijven van dat inzicht geen bijzonder gewicht toe aan het feit dat de verdachte heeft volgehouden aan geheugenverlies te lijden. Immers, ook als -al is het slechts veronderstellenderwijze- wordt aangenomen dat verdachte geen herinnering meer heeft aan de periode waarin het feit heeft plaatsgevonden, dan nog zou dat inzicht zich in voorwaardelijke zin hebben kunnen openbaren. Als gezegd zijn uitingen die daarop duiden achterwege gebleven. Ook het tijdsverloop na de veroordeling in eerste aanleg heeft aan het tot uiting komen van dat inzicht niet bijgedragen, zoals blijkt uit de nadien opgemaakte PBC-rapportage en uit hetgeen het hof bij indringende bespreking met verdachte van de gebeurtenissen rond het bewezenverklaarde is gebleken. Dat maakt dat door het hof bij de oplegging van de straf groot gewicht is toegekend aan de bijzondere ernst van het feit. Aldus acht het hof -met de advocaat-generaal- een strafverhoging ten opzichte van de straf die door de rechtbank is opgelegd aangewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren.
Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door
mr M. Otte, voorzitter,
mr A.E. Harteveld en mr R. Prakke-Nieuwenhuizen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mw M.C.L. Roelofs, griffier,
en op 5 februari 2010 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
- 1.
Voor zover hier wordt verwezen naar processen-verbaal, wordt telkens verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal dossier nummer 08-004265, op 18 september 2008 gesloten en getekend door de regiopolitie Gelderland-Midden (pag 8 e.v.), tenzij anders vermeld. De bij het stamproces-verbaal als bijlagen gevoegde schriftelijke bescheiden worden telkens gebezigd in samenhang met de inhoud van het stamproces-verbaal.
- 2.
Zie het onder 1 genoemd stamproces-verbaal, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant op pagina 8.
- 3.
Zie foto 195 van de fotomap (ordner Technische recherche, bijlage 01).
- 4.
Zie het proces-verbaal nr PL0789/08-086596 op 20 juni 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de regiopolitie Gelderland Midden (pag 258-263), voor zover inhoudende de verklaring van verdachtes vriendin.
- 5.
Zie het proces-verbaal nr PL078C/08-086596 op 20 juni 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de regiopolitie Gelderland Midden (pag 91-94), voor zover inhoudende het relaas van genoemde verbalisanten.
- 6.
Zie het proces-verbaal op 24 juni 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de regiopolitie Gelderland Midden (pag 221-223), voor zover inhoudende de verklaring van de brandwacht bij de Brandweer van de gemeente Arnhem.
- 7.
Zie het verslag als bedoeld in artikel 10 Wet op de Lijkbezorging van 22 juni 2008, opgemaakt door W.M.J.M. Heutz, arts, lijkschouwer van de gemeente Arnhem (ordner Technische recherche, bijlage 06a).
- 8.
Zie het deskundigenrapport met bijlage van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), zaaknummer 20080620084 van 24 september 2008, opgemaakt door de beëdigde deskundige dr B. Kubat, arts en patholoog (ordner Technische recherche, bijlage 13a), inhoudende het obductieverslag.
- 9.
Zie het deskundigenrapport van het NFI, zaaknummer 2008.06.20.084 van 25 september 2008, opgemaakt door de beëdigde deskundige dr K.J. Lusthof, apotheker- toxicoloog, (ordner Technische recherche, bijlage 13a), inhoudende de voorlopige conclusie van genoemde deskundige.
- 10.
Zie het deskundigenrapport van het NFI, zaaknummer 2008.06.20.084 van 25 september 2008, opgemaakt door de beëdigde deskundige Ing. L.J.C. Peschier (bijlage E van het proces-verbaal nr 08-086596 op 2 december 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de politieregio Gelderland Midden ), inhoudende het onderzoek naar de inhoud van een gasfles.
- 11.
Zie het proces-verbaal nr PL078C/08-086596 op 4 juli 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de regiopolitie Gelderland Midden (pag 499-501), voor zover inhoudende het relaas van genoemde verbalisanten.
- 12.
Zie het proces-verbaal nr 08-086596 op 17 september 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de regiopolitie Gelderland Midden (ordner Technische recherche, bijlage 07b), voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten.
- 13.
Zie het proces-verbaal op 8 juli 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de regiopolitie Gelderland Midden (pag 418-421), voor zover inhoudende de verklaring van de getuige.
- 14.
Zie het proces-verbaal nr Bps 08-086596 op 24 juni 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de regiopolitie Gelderland Midden (ordner Bijlagen van het stamproces-verbaal pag 1-7, met name pag 6), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant.
- 15.
Zie het proces-verbaal op 4 juli 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de regiopolitie Gelderland Midden (pag 352-355, met name pag 354), voor zover inhoudende de verklaring van verdachtes broer.
- 16.
Zie foto's 113a en 113b van de fotomap (ordner Technische recherche, bijlage 01).
- 17.
Zie het proces-verbaal nr PL0789/08-086596 op 22 juni 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de regiopolitie Gelderland Midden (pag 180-182), voor zover inhoudende het relaas van genoemde verbalisanten.
- 18.
Zie het proces-verbaal nr PL0789/08-086596 op 26 juli 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de regiopolitie Gelderland Midden (pag 473-475), voor zover inhoudende het relaas van genoemde verbalisant.
- 19.
Zie het proces-verbaal op 14 september 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de regiopolitie Gelderland Midden (pag 197-210, met name pag 205), voor zover inhoudende de op 13 augustus 2008 afgelegde verklaring van verdachte.
- 20.
Zie de lijst "Melding van afwezigheid" (pag 392-394), die als bijlage is gevoegd bij het proces-verbaal nr PL078C/08-086596 op 26 juni 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de regiopolitie Gelderland Midden.
- 21.
Zie het proces-verbaal nr Bps 08-086596 op 24 juni 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de regiopolitie Gelderland Midden (ordner Bijlagen van het stamproces-verbaal pag 1-7, met name pag 3), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant.
- 22.
Zie foto's 142b en 142c van de fotomap (ordner Technische recherche, bijlage 01).
- 23.
Zie het proces-verbaal nr Bps 08-086596 op 20 juni 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de regiopolitie Gelderland Midden, betreffende de GSM-telefoon van verdachtes vriendin (ordner Bijlagen van het stamproces-verbaal pag 1-6, met name pag 4), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant.
24Zie het deskundigenrapport met bijlage van het Nederlands Forensisch Instituut, zaaknummer 2008.06.20.084 van 25 september 2008, opgemaakt door de beëdigde deskundige ing C. Verhulst, (bijlage D van het proces-verbaal nr 08-086596 op 2 december 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de regiopolitie Gelderland Midden), inhoudende het vergelijkend handschriftonderzoek.
25 Zie bij het stamproces-verbaal gevoegde documenten (pag 149 en pag 153-154).
26 Zie het proces-verbaal van de terechtzitting van het hof van 12 januari 2010, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
27 Zie het proces-verbaal nr PL0789/08-086596 op 20 juni 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de regiopolitie Gelderland Midden (pag 258-263, met name pag 261-262), voor zover inhoudende de verklaring van verdachtes vriendin.
28 Zie het bij het stamproces-verbaal gevoegde briefje (pag 153).