NJB 2014/1359:Belastingheffing bovenmatige vertrekvergoeding bij werkgever. Eigendomsrecht. Overgangsrecht. (Materieel) terugwerkende kracht. Ontbreken tegenbewijsregeling. Discriminatieverbod. Omstandigheid dat de belasting in het onderhavige geval mede wordt berekend op basis van loon genoten vóór de invoering van de regeling levert geen strijd op met art. 1 EP EVRM (anders: het Hof). Omstandigheid dat afbreuk wordt gedaan aan het belang van belanghebbende om de fiscale gevolgen van haar (voorgenomen) handelingen tevoren te kunnen overzien, rechtvaardigt nog niet de gevolgtrekking dat de heffing een zodanige inbreuk maakt op gerechtvaardigde verwachtingen van belanghebbende dat die heffing in strijd is met artikel 1 EP. Deze bepaling verzet zich niet zonder meer tegen wetswijzigingen waarbij voor de berekening van een belastingschuld gevolgen worden verbonden aan feiten die zich hebben voorgedaan voordat de inhoud van die wetswijziging kenbaar werd. Alle factoren in aanmerking nemende bestaat er geen aanleiding voor het oordeel dat de wetgever met de regeling en het daarbij gehanteerde overgangsrecht geen legitiem doel heeft nagestreefd of daarbij de vereiste ‘fair balance’ niet in acht heeft genomen. De enkele omstandigheid dat met betrekking tot het loonbestanddeel een in absolute zin zeer omvangrijk bedrag wordt geheven, brengt niet mee dat sprake is van een individuele buitensporige last. Ontbreken tegenbewijsmogelijkheid levert evenmin schending art. 1 EP EVRM op. Ongelijke behandeling ten opzichte van aandelenoptierechten behelst geen schending discriminatieverbod