HR, 04-10-2013, nr. 12/02752
ECLI:NL:HR:2013:CA3744
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
04-10-2013
- Zaaknummer
12/02752
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:CA3744, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 04‑10‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:CA3744, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2013:CA3744, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑06‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:CA3744, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 04‑10‑2013
Inhoudsindicatie
Vordering hoofdelijke veroordeling bestuurder en vennootschap tot betaling huurpenningen bedrijfsruimte. Bestuurder betwist echtheid handtekening; art. 159 lid 2 Rv. Uitleg bewijsaanbod.
Partij(en)
4 oktober 2013
Eerste Kamer
nr. 12/02752
EE/GB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
OXEYE B.V.,gevestigd te ’s-Gravenhage,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. K.T.B. Salomons,
t e g e n
[verweerder],wonende te Griekenland,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Oxeye en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaken 389252/04-1968 respectievelijk 612883/06-19165 van de kantonrechter te ’s-Gravenhage van 28 januari 2004 en 1 maart 2007;
b. de arresten in de zaak 105.006.537/01 van het gerechtshof te ’s-Gravenhage van 7 juni 2011 (tussenarrest) en 31 januari 2012 (eindarrest).
Het eindarrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het eindarrest van het hof heeft Oxeye beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot vernietiging en verwijzing.
De advocaat van [verweerder] heeft bij brief van 21 juni 2013 op de conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1
Oxeye vordert in deze procedure hoofdelijke veroordeling van Omega en [verweerder] tot betaling van € 136.069,13 alsmede van verschuldigde huurpenningen. Voorts vordert zij ontbinding van de tussen partijen gesloten huurovereenkomsten en ontruiming van het gehuurde.
Aan deze vorderingen heeft zij ten grondslag gelegd dat zij op 1 juli 2002 en 1 augustus 2002 overeenkomsten heeft gesloten met Omega met betrekking tot de verhuur van kantoorruimte. Volgens Oxeye is Omega tekortgeschoten in de voldoening van de huurpenningen en is [verweerder] mede aansprakelijk omdat hij zich als bestuurder van Omega hoofdelijk heeft verbonden voor al hetgeen Oxeye uit hoofde van de overeenkomsten te vorderen heeft van Omega.
3.2.1
De kantonrechter heeft de vorderingen bij verstek grotendeels toegewezen. In het verzet dat [verweerder] tegen dit vonnis heeft ingesteld, is hij niet-ontvankelijk verklaard door de kantonrechter.
3.2.2
Het hof heeft de vonnissen vernietigd en de vorderingen van Oxeye (voor zover gericht tegen [verweerder]) alsnog afgewezen. Het heeft daartoe onder meer het volgende overwogen.
“4. Beide overeenkomsten bevatten de bepaling dat [verweerder] hoofdelijk aansprakelijk is voor al hetgeen de verhuurder uit hoofde van de overeenkomst van Omega te vorderen heeft.
5. [verweerder] heeft voorts als verweer gevoerd, dat de handtekening onder beide overeenkomsten de zijne niet is, zodat de bepaling omtrent de hoofdelijkheid hem niet kan worden tegengeworpen.
6. Ingevolge art. 159 lid 2 Rv. kunnen beide schriftelijke overeenkomsten geen bewijs tegen [verweerder] opleveren, zolang niet bewezen is van wie de ondertekening afkomstig is. Het is aan Oxeye, die stelt dat de handtekening van [verweerder] afkomstig is, om de echtheid van de handtekening te bewijzen.
7. Oxeye biedt slechts aan te bewijzen dat [verweerder] de huurovereenkomsten ten behoeve van Omega is aangegaan. Het gaat echter niet (alleen) om de vraag of [verweerder] de overeenkomsten ten behoeve van Omega is aangegaan, maar bovenal om de vraag of [verweerder] hoofdelijk aansprakelijk is voor de daaruit ontstane schulden, zodat dit bewijsaanbod niet voldoende ter zake doend is. Het hof ziet geen aanleiding Oxeye ambtshalve toe te laten tot bewijsvoering.
8. Dat brengt mee, dat niet is komen vast te staan dat [verweerder] hoofdelijk aansprakelijk is voor de schulden van Omega die ontstaan zijn uit en samenhangen met de huurovereenkomsten. [verweerder] heeft dus succes met zijn appel. Het verstekvonnis wordt vernietigd en de vorderingen zullen alsnog worden afgewezen.(…).”
3.3
Het middel, dat opkomt tegen het oordeel van het hof in rov. 7 dat het bewijsaanbod van Oxeye “niet voldoende ter zake doend is”, is gegrond. Zoals het hof vaststelt, heeft [verweerder] zijn door Oxeye gestelde aansprakelijkheid bestreden door aan te voeren dat de handtekening onder de overeenkomsten de zijne niet is.In haar antwoordmemorie na tussenarrest heeft Oxeye in reactie hierop gesteld dat de huurovereenkomsten zijn gesloten met Omega en dat [verweerder] deze overeenkomsten voor Omega heeft ondertekend. Vervolgens heeft Oxeye in die memorie bewijs aangeboden dat [verweerder] ten behoeve van Omega deze overeenkomsten is aangegaan.
Het hof heeft in rov. 4 vastgesteld dat beide huurovereenkomsten de bepaling bevatten dat [verweerder] hoofdelijk aansprakelijk is voor de schulden van Omega uit die overeenkomsten. Nu Oxeye die hoofdelijke aansprakelijkheid ten grondslag heeft gelegd aan haar vordering jegens [verweerder] en [verweerder] die hoofdelijke aansprakelijkheid heeft betwist op de grond dat de handtekening onder de overeenkomsten niet de zijne is, kan het bewijsaanbod van Oxeye niet anders worden begrepen dan dat dit aanbod ziet op de instemming van [verweerder] met zijn hoofdelijke aansprakelijkheid (blijkende uit - de echtheid van – zijn handtekening onder de overeenkomsten). Het oordeel van het hof in rov. 7 dat Oxeye slechts heeft aangeboden te bewijzen dat [verweerder] de overeenkomsten ten behoeve van Omega is aangegaan en dat het bewijsaanbod niet ziet op de hoofdelijke aansprakelijkheid van [verweerder], is dan ook onbegrijpelijk.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof ’s-Gravenhage van 31 januari 2012;
verwijst het geding naar het gerechtshof Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt [verweerder] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Oxeye begroot op € 885,35 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens als voorzitter, C.E. Drion en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 4 oktober 2013.
Conclusie 07‑06‑2013
Inhoudsindicatie
Vordering hoofdelijke veroordeling bestuurder en vennootschap tot betaling huurpenningen bedrijfsruimte. Bestuurder betwist echtheid handtekening; art. 159 lid 2 Rv. Uitleg bewijsaanbod.
12/02752
Mr. E.B. Rank-Berenschot
Zitting: 7 juni 2013
CONCLUSIE inzake:
Oxeye B.V.,
eiseres tot cassatie,
advocaat: mr. K.T.B. Salomons,
tegen:
[verweerder],
verweerder in cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt.
In deze zaak gaat het in cassatie om de vraag of het hof een bewijsaanbod als onvoldoende ter zake doende heeft kunnen passeren.
1. Feiten en procesverloop
1.1 Bij inleidende dagvaarding van 8 januari 2004 heeft eiseres tot cassatie (hierna: Oxeye) Omega Personeelsdiensten B.V. (hierna: Omega) en verweerder in cassatie (hierna: [verweerder]) gedagvaard voor de rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton. De vorderingen van Oxeye strekten tot: 1) hoofdelijke veroordeling van Omega en [verweerder] tot betaling van een bedrag ad € 136.069,13 in hoofdsom, te vermeerderen met wettelijke rente, 2) hoofdelijke veroordeling van Omega en [verweerder] tot betaling van per 1 januari 2004 verschuldigde huurpenningen, 3) ontbinding van de tussen partijen gesloten huurovereenkomsten, en 4) een veroordeling tot ontruiming van het gehuurde.
1.2 Aan deze vordering heeft Oxeye ten grondslag gelegd dat zij op 1 juli 2002 en 1 augustus 2002 met Omega overeenkomsten heeft gesloten, strekkende tot verhuur van kantoorruimte. Volgens Oxeye is Omega tekortgeschoten in de voldoening van huurpenningen en de vergoeding van diverse kosten. [verweerder] is aansprakelijk omdat hij, bestuurder van Omega, zich tot zekerheid van de nakoming van de overeenkomsten als schuldenaar jegens Oxeye heeft verbonden.(1)
1.3 Aan de dagvaarding zijn twee exemplaren gehecht van een "Huurovereenkomst kantoorruimte" tussen Oxeye als verhuurder en Omega (vertegenwoordigd door haar bestuurder [verweerder]) als huurder. De overeenkomsten bevatten elk het volgende beding:
"Artikel 9. Hoofdelijk schuldenaar
Tot zekerheid van nakoming van de verplichtingen uit deze overeenkomst verklaart [verweerder], thans handelend voor zich, zich bij deze jegens verhuurder hoofdelijk schuldenaar en verbindt zich hoofdelijk jegens verhuurder voor al hetgeen verhuurder uit hoofde van voormelde overeenkomst te vorderen heeft of zal hebben van huurder. (...)"
De overeenkomsten zijn gedateerd 1 juli 2002 respectievelijk 1 augustus 2002 en zijn elk voorzien van drie handtekeningen, te weten namens (i) [verweerder] als 'bestuurder van huurder Omega', (ii) [verweerder] als 'hoofdelijk schuldenaar' en (iii) 'verhuurder Oxeye'.
1.4 Bij verstekvonnis van 28 januari 2004 heeft de kantonrechter de vorderingen grotendeels toegewezen.
1.5 [verweerder] is bij exploot van 20 juli 2006 van dit verstekvonnis in verzet gekomen. Bij vonnis van 1 maart 2007 heeft de kantonrechter [verweerder] niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzet op de grond dat [verweerder] onvoldoende feiten heeft gesteld die tot het oordeel kunnen leiden dat het verzet tijdig is ingesteld.
1.6 [verweerder] heeft tegen het verzetvonnis hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof 's-Gravenhage, onder aanvoering van één grief. Deze richt zich tegen de niet-ontvankelijkverklaring. Oxeye heeft verweer gevoerd.
1.7 In zijn tussenarrest van 7 juni 2011 oordeelde het hof dat [verweerder] ontvankelijk was in zijn verzet. Dit bracht mee dat de zaak alsnog inhoudelijk door het hof moest worden behandeld. Met het oog daarop zijn partijen in de gelegenheid gesteld tot het nemen van een memorie na tussenarrest.
1.8 Bij eindarrest van 31 januari 2012 heeft het hof de vonnissen van de kantonrechter vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van Oxeye afgewezen. Daartoe overwoog het hof onder meer als volgt:
"4. Beide overeenkomsten bevatten de bepaling dat [verweerder] hoofdelijk aansprakelijk is voor al hetgeen de verhuurder uit hoofde van de overeenkomst van Omega te vorderen heeft.
5. [verweerder] heeft voorts als verweer gevoerd, dat de handtekening onder beide overeenkomsten de zijne niet is, zodat de bepaling omtrent de hoofdelijkheid hem niet kan worden tegengeworpen.
6, Ingevolge art. 159 lid 2 Rv. kunnen beide schriftelijke overeenkomsten geen bewijs tegen [verweerder] opleveren, zolang niet bewezen is van wie de ondertekening afkomstig is. Het is aan Oxeye, die stelt dat de handtekening van [verweerder] afkomstig is, om de echtheid van de handtekening te bewijzen.
7. Oxeye biedt slechts aan te bewijzen dat [verweerder] de huurovereenkomsten ten behoeve van Omega is aangegaan. Het gaat echter niet (alleen) om de vraag of [verweerder] de overeenkomsten ten behoeve van Omega is aangegaan, maar bovenal om de vraag of [verweerder] hoofdelijk aansprakelijk is voor de daaruit ontstane schulden, zodat dit bewijsaanbod niet voldoende ter zake doend is. Het hof ziet geen aanleiding Oxeye ambtshalve toe te laten tot bewijsvoering.
8. Dat brengt mee, dat niet is komen vast te staan dat [verweerder] hoofdelijk aansprakelijk is voor de schulden van Omega die ontstaan zijn uit en samenhangen met de huurovereenkomsten. [verweerder] heeft dus succes met zijn appel. Het verstekvonnis wordt vernietigd en de vorderingen zullen alsnog worden afgewezen. (...)."
1.9 Oxeye heeft tegen het eindarrest tijdig(2) beroep in cassatie ingesteld. [verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. Partijen hebben hun standpunten schriftelijk laten toelichten en vervolgens gerepliceerd en gedupliceerd.
2. Beoordeling van het cassatieberoep
2.1 Het middel richt zich tegen het oordeel van het hof (in rov. 7) dat het bewijsaanbod van Oxeye niet voldoende ter zake doende is. Het valt uiteen in vier onderdelen.
2.2 Onderdeel a klaagt dat het hof, door in rov. 7 te overwegen dat "Oxeye (..) slechts (aanbiedt) te bewijzen dat [verweerder] de huurovereenkomsten ten behoeve van Omega is aangegaan" en dat "het (...) bovenal (gaat) om de vraag of [verweerder] hoofdelijk aansprakelijk is voor de daaruit ontstane schulden", miskent dat ingevolge art. 159 lid 2 Rv op Oxeye de bewijslast rustte van de echtheid van de handtekening van [verweerder] op de huurcontracten en dat zij niet gehouden was bewijs aan te bieden van de hoofdelijke aansprakelijkheid van [verweerder].
Onderdeel b berust op de lezing dat het hof het bewijsaanbod van Oxeye aldus uitlegt dat dit geen betrekking heeft op de vraag of de overeenkomsten door [verweerder] zijn ondertekend en klaagt dat die uitleg in het licht van het verweer van [verweerder] - dat de handtekening niet van hem afkomstig is - onbegrijpelijk is.
Onderdeel c klaagt dat het hof miskent dat het bewijsaanbod betreffende de echtheid van de handtekening tevens een bewijsaanbod betreffende de hoofdelijke aansprakelijkheid van [verweerder] impliceert.
Onderdeel d concludeert dat het bestreden oordeel rechtens onjuist althans onbegrijpelijk is, waaraan nog de klacht wordt toegevoegd dat het hof - nu in eerste aanleg geen inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden en geen getuigen zijn gehoord - te strenge eisen heeft gesteld aan het bewijsaanbod.
2.3 Bij de beoordeling van deze klachten is het volgende van belang. Tegenover de stelling van Oxeye dat [verweerder] zich bij de overeenkomsten hoofdelijk jegens Oxeye heeft verbonden en uit dien hoofde aansprakelijk is (inleidende dagvaarding, onder 2) heeft [verweerder] als verweer onder meer aangevoerd dat hij ontkent ooit huurovereenkomsten met Oxeye te zijn aangegaan. Hij stelt dat zijn handtekeningen onder de huurovereenkomsten moeten zijn vervalst en hij biedt daarvan getuigenbewijs aan (verzetdagvaarding, onder 3; conclusie van repliek in oppositie, onder 19; memorie na tussenarrest, onder 2 t/m 7, 10 en 12).
2.4 Daarop heeft Oxeye in haar antwoordmemorie na tussenarrest onder meer gesteld:
"Betwisting/de huurovereenkomsten.
3. (...) Het is volkomen juist dat dat de huurovereenkomsten m.b.t. de kantoorruimte (...) door Oxeye met Omega (...) zijn afgesloten en dat deze overeenkomsten door [verweerder] zijn ondertekend. (...) [verweerder] heeft zelf de huurovereenkomsten voor Omega ondertekend. (...)"
De huurovereenkomsten
11. (...) Uit de bij dagvaarding overgelegde huurovereenkomsten blijken handtekeningen die overduidelijk van [verweerder] zijn. (...)."
Bewijslevering en bewijsaanbod
12. (...) Oxeye biedt (...), met alle middelen rechtens, het bewijs aan dat [verweerder] t.b.v. Omega met haar de beide huurovereenkomsten is aangegaan."
2.5 In het licht van de voorafgaande rov. 4-6 - met name de conclusie van het hof dat het aan Oxeye is om de echtheid van de handtekening te bewijzen - moet rov. 7 kennelijk aldus worden begrepen dat het hof het bewijsaanbod van Oxeye niet als "niet voldoende ter zake doend" kwalificeert op de grond dat dit bewijsaanbod geen betrekking heeft op de echtheid van de handtekening, maar op de grond dat het aanbod betrekking heeft op de (aan die handtekening te ontlenen) gebondenheid van de verkeerde partij (te weten Omega in plaats van appellant [verweerder]). Nu echter Oxeye in de huurovereenkomsten met Omega (vertegenwoordigd door [verweerder]) heeft bedongen dat [verweerder] mede hoofdelijk aansprakelijk is (vgl. rov. 4), Oxeye dit beding aan haar vordering jegens [verweerder] ten grondslag heeft gelegd, [verweerder] de gestelde hoofdelijke aansprakelijkheid heeft betwist op de grond dat de handtekening onder de overeenkomsten vals c.q. niet de zijne is (vgl. rov. 5) en Oxeye vervolgens op dat verweer heeft gereageerd, kan het aanbod van Oxeye om te bewijzen dat "[verweerder] t.b.v. Omega met haar de beide overeenkomsten is aangegaan" in redelijkheid niet anders worden opgevat dan dat dit aanbod mede ziet op (de echtheid van de handtekening betreffende) de hoofdelijke aansprakelijkheid van [verweerder]. In het licht van dit een en ander is onbegrijpelijk dat naar het kennelijke oordeel van het hof door Oxeye niet mede is aangeboden te bewijzen dat [verweerder] (door ondertekening) hoofdelijk aansprakelijk is voor de schulden uit de huurovereenkomst. In zoverre zijn de klachten gegrond.
3. Conclusie
De conclusie strekt tot vernietiging en verwijzing.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
A-G
1 De inleidende dagvaarding onder 11 vermeldt als subsidiaire grondslag voor de aansprakelijkheid van [verweerder] een onrechtmatige daad, erin bestaande "dat er een overeenkomst is aangegaan met het oogmerk de daaruit voortvloeiende verplichting, de betaling, niet na te komen, dan wel dat er sprake is van betalingsonwil." Het hof heeft deze grondslag niet vermeld in de weergave van de vordering in rov. 1.3 van het arrest van 31 januari 2012.
2 De cassatiedagvaarding is uitgebracht op 1 mei 2012.