NJB 2017/1409
Ontucht plegen met minderjarige die aan de zorg en/of waakzaamheid van de pleger is toevertrouwd, art. 249 lid 1 Sr: de in deze bepaling opgenomen opsomming van door hun hoedanigheid ten opzichte van de dader aangeduide minderjarigen met wie het plegen van ontucht in deze bepaling strafbaar is gesteld, wordt hierdoor gekenmerkt dat die hoedanigheid telkens een min of meer grote mate van afhankelijkheid van de dader meebrengt, en dat de dader daaraan een zeker overwicht tegenover die minderjarigen kan ontlenen. De strekking van evengenoemde bepaling is dan ook bescherming te verlenen aan minderjarigen die als gevolg van die afhankelijkheid en dat overwicht minder weerstand aan de dader kunnen bieden dan anderen. In casu kon het hof aannemen dat de 16-jarige aangeefster gedurende die vakantie onder de hoede van de verdachte stond waardoor zij – mede omdat de verdachte tevens haar judoleraar was – zich tegenover de veel oudere verdachte in een afhankelijke positie heeft bevonden en zij onvoldoende weerstand heeft kunnen bieden aan diens, aan die afhankelijkheid ontleende overwicht op haar
HR 13-06-2017, ECLI:NL:HR:2017:1071
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
13 juni 2017
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, E.F. Faase
- Zaaknummer
15/05169
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:1071, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑06‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:431, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑04‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 25‑05‑2016
- Wetingang
(art. 249 Sr)
Essentie
Ontucht plegen met minderjarige die aan de zorg en/of waakzaamheid van de pleger is toevertrouwd, art. 249 lid 1 Sr: de in deze bepaling opgenomen opsomming van door hun hoedanigheid ten opzichte van de dader aangeduide minderjarigen met wie het plegen van ontucht in deze bepaling strafbaar is gesteld, wordt hierdoor gekenmerkt dat die hoedanigheid telkens een min of meer grote mate van afhankelijkheid van de dader meebrengt, en dat de dader daaraan een zeker overwicht tegenover die minderjarigen kan ontlenen. De strekking van evengenoemde bepaling is dan ook bescherming te verlenen aan minderjarigen die als gevolg van die ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.