Zie het proces-verbaal van verhoor, doorgenummerde pagina's 84–85.
HR, 29-06-2010, nr. 07/11406 Hs
ECLI:NL:HR:2010:BL6669
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
29-06-2010
- Zaaknummer
07/11406 Hs
- Conclusie
Mr. Fokkens
- LJN
BL6669
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BL6669, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 29‑06‑2010; (Herziening)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BL6669
ECLI:NL:PHR:2010:BL6669, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑03‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BL6669
- Vindplaatsen
Uitspraak 29‑06‑2010
Inhoudsindicatie
Herziening. Geurproef.
29 juni 2010
Strafkamer
nr. 07/11406 Hs
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 30 juli 2004, nummer 21/000952-04, ingediend door mr. A.M.R. van Ginneken, advocaat te Utrecht, namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984, domicile kiezende ten kantore van zijn raadsvrouwe.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Utrecht van 27 januari 2004, voor zover aan het oordeel van het Hof onderworpen - de aanvrager ter zake van 1. "diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak", veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien weken.
2. De aanvrage tot herziening
2.1. De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrager voert daartoe aan dat zijn zaak destijds niet zou hebben geleid tot een veroordeling ter zake van genoemd feit, indien de rechter bekend zou zijn geweest met de omstandigheid dat sprake is van gerede twijfel aan de betrouwbaarheid en de wijze van uitvoering van de geuridentificatieproef.
3. De conclusie van de Procureur-Generaal
De Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage ongegrond zal verklaren.
4. Achtergrond van de aanvrage
Het is de Hoge Raad ambtshalve bekend dat door het openbaar ministerie aan een groot aantal onherroepelijk veroordeelden bij brief een mededeling is gedaan omtrent mogelijk onjuist uitgevoerde geuridentificatieproeven in de periode van september 1997 tot en met maart 2006 door de geurhondendienst van Noord- en Oost-Gelderland. In deze periode zou de speurhondengeleider tijdens het afnemen van de geuridentificatieproef regelmatig, in afwijking van het vastgestelde protocol, vooraf op de hoogte zijn geweest van de sorteervolgorde van de geurbuisjes. Volgens het openbaar ministerie zou ook in de zaak van de aanvrager gebruik zijn gemaakt van een dergelijke geuridentificatieproef. De onderhavige aanvrage is kennelijk naar aanleiding van deze mededeling ingediend.
5. Aan de beoordeling van de aanvrage voorafgaande beschouwing
5.1. De Hoge Raad heeft eerder geoordeeld dat in de gevallen waarin in de periode van september 1997 tot en met maart 2006 een geuridentificatieproef door de geurhondendienst Noord- en Oost-Gelderland in de desbetreffende strafzaak is uitgevoerd, dit onderzoek - behoudens concrete aanwijzingen van het tegendeel - moet worden geacht te hebben plaatsgevonden in strijd met het voorschrift dat de hondengeleider de volgorde van de geurdragers niet kent, hetgeen met zich brengt dat ervan moet worden uitgegaan dat het resultaat van die geuridentificatieproef in die gevallen niet als voldoende betrouwbaar kan gelden en dat aldus moet worden aangenomen dat het resultaat van de geuridentificatieproef niet zou zijn gebruikt voor het bewijs indien de rechter met de opgetreden onregelmatigheid bekend was geweest (vgl. HR 22 april 2008, LJN BC8789, NJ 2008, 591).
5.2. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat onder een "minder zware strafbepaling" in de zin van art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv moet worden verstaan een strafbepaling die een minder zware straf bedreigt. Daaronder wordt niet verstaan de oplegging door de rechter van een andere (minder zware) sanctie.
5.3. Ingeval het resultaat van een onregelmatige geuridentificatieproef voor het bewijs van het desbetreffende tenlastegelegde feit is gebezigd en het niet aannemelijk is dat zonder deze uitkomst van de geuridentificatieproef de feitenrechter op grond van het beschikbare bewijsmateriaal tot een bewezenverklaring zou zijn gekomen, levert dat een ernstig vermoeden op dat de rechter de aanvrager terzake zou hebben vrijgesproken. In dat geval is derhalve sprake van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv.
6. Beoordeling van de aanvrage
6.1. Ten laste van de aanvrager is bij het arrest waarvan herziening wordt gevraagd, bewezenverklaard dat hij:
"op 19 oktober 2003 te Breukelen tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een apotheek heeft weggenomen zes computers en communicatieapparatuur (een ISDN schakelkast) en weegapparatuur (een weegschaal), toebehorende aan [A], waarbij verdachte en / of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door braak."
6.2. De bewezenverklaring steunt, blijkens de aanvulling op het arrest als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv, op de bewijsmiddelen waarvan de inhoud is weergegeven in de conclusie van de Procureur-Generaal onder 6.
6.3. Het Hof heeft in een nadere bewijsoverweging voorts nog overwogen hetgeen is weergegeven in de conclusie van de Procureur-Generaal onder 5.
6.4. De aanvrage steunt op de opvatting dat indien het resultaat van de in bewijsmiddel 11 vermelde geuridentificatieproef - inhoudende dat de desbetreffende speurhond een geurovereenkomst waarnam tussen de aanvrager en de combinatietang die in de apotheek was aangetroffen - niet voor het bewijs zou zijn gebezigd, de aanvrager niet zou zijn veroordeeld voor het tenlastegelegde feit.
6.5. Ook zonder het resultaat van de geuridentificatieproef kan echter de betrokkenheid van de aanvrager bij het tenlastegelegde feit redelijkerwijs uit het beschikbare bewijsmateriaal worden afgeleid. Daarbij worden tevens in aanmerking genomen de uit het dossier blijkende feiten en omstandigheden, zoals vermeld in de conclusie van de Procureur-Generaal onder 7.
6.6. Dit betekent dat zich hier niet het hiervoor onder 5.3 bedoelde geval voordoet, zodat geen sprake is van een ernstig vermoeden dat het Hof de aanvrager van het tenlastegelegde feit zou hebben vrijgesproken.
De aanvrage is dus ongegrond en moet worden afgewezen.
7. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvrage tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 29 juni 2010.
Conclusie 02‑03‑2010
Mr. Fokkens
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Aanvrager]
1.
Het Gerechtshof te Arnhem heeft aanvrager bij onherroepelijke uitspraak van 30 juli 2004 wegens 1. ‘diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak’, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 weken. Blijkens een verklaring van de gerechtssecretaris is het arrest onherroepelijk.
2.
De raadsvrouw van aanvrager heeft namens hem herziening gevraagd van dat arrest. Die aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2o Sv. Wat de raadsvrouw daartoe aanvoert komt erop neer dat de vervolging in deze zaak destijds niet zou hebben geleid tot een veroordeling ter zake van feit 1, indien de rechter bekend zou zijn geweest met de omstandigheid dat sprake is van gerede twijfel aan de betrouwbaarheid en wijze van uitvoering van de geuridentificatieproef.
3.
Voor wat betreft de aanleiding van het verzoek verwijs ik naar wat in HR 22 april 2008, LJN BC9637, NJ 2008, 592 in rubriek 4 ten aanzien van soortgelijke zaken is vermeld. In die uitspraak heeft de Hoge Raad verder overwogen dat hij tegen de achtergrond van wat in zijn arrest eerder was vastgesteld aanneemt:
‘dat in de gevallen waarin in de periode van september 1997 tot en met maart 2006 een geuridentificatieproef door de geurhondendienst Noord- en Oost-Gelderland in de desbetreffende strafzaak is uitgevoerd, dit onderzoek — behoudens concrete aanwijzingen van het tegendeel — heeft plaatsgevonden in strijd met het voorschrift dat de hondengeleider de volgorde van de geurdragers niet kent. Dat brengt mee dat ervan moet worden uitgegaan dat het resultaat van die geuridentificatieproef in die gevallen niet als voldoende betrouwbaar kan gelden’.
In de onderhavige zaak is door genoemde geurhondendienst op 19 mei 2005 een geuridentificatieproef gehouden.
4.
Ten laste van aanvrager is bij het vonnis waarvan herziening wordt verzocht bewezen verklaard dat:
‘hij op 19 oktober 2003 te Breukelen tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een apotheek heeft weggenomen zes computers en communicatieapparatuur (een ISDN schakelkast) en weegapparatuur (een weegschaal), toebehordende aan [A], waarbij verdachte en / of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door braak.’
5.
Een nadere bewijsoverweging van het Hof ten aanzien van het tenlastegelegde feit houdt het volgende in:
‘Verdachte werd diep in de nacht c.q. in de vroege ochtend van 19 oktober 2003 door de politie aangehouden. Verdachte zat op dat moment samen met [betrokkene 1] in een kleine witte auto, gelijksoortig aan een eerder die nacht bij een inbraak in de [A] gesignaleerde auto. Beiden voldeden aan het signalement van de aldaar waargenomen personen. De aanhouding vond plaats op het afgelegen Zandpad te Breukelen. Even daarvoor waren op hetzelfde Zandpad te Breukelen medeverdachten [betrokkene 2] en [betrokkene 3], die daar zonder jas liepen, aangehouden. Zij voldeden aan het signalement van de personen die uit de (gestolen) Opel Kadett waren gestapt na een achtervolging door de politie, welke auto die nacht was gesignaleerd bij [A] en waarin de gestolen goederen zijn aangetroffen. Uit onderzoek bleek dat verdachte en medeverdachte [betrokkene 2] diverse malen telefonisch contact hebben gehad en voorts dat beiden over en weer met nummer en naamaanduiding in elkaars mobiele telefoontoestel waren opgenomen. Bij een geurproef bleek dat op de in de [A] gevonden combinatietang, die bij de inbraak was gebruikt, verdachtes geurspoor droeg. Het hof leidt uit het bovenstaande af dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de telastegelegde diefstal in vereniging door middel van braak.
Het hof merkt op dat verdachte voor al deze vermelde feiten en omstandigheden geen (andere) aannemelijke verklaring heeft gegeven.’
6.
De aanvulling op het arrest houdt het volgende in:
‘1.
het als bijlage bij het stamproces-verbaal van 21 oktober 2003, nummer PL0971/03-018233, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1], brigadier van politie regio Utrecht, district Rijn en Venen, gevoegde proces-verbaal van 19 oktober 2003, nummer PL0971/03-357573, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 2] en [verbalisant 3], beiden brigadier van politie regio Utrecht, district Rijn en Venen (blz. 43 e.v.), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten dan wel van één van hun, zakelijk weergegeven:
Op zondag 19 oktober 2003, omstreeks 03.59 uur, werden wij verbalisanten gezonden naar de Heycoplaan te Breukelen, alwaar door enkele jongens met stokken tegen de ruiten van de aldaar gevestigde apotheek werd geslagen. Ter plaatse op de Heycoplaan zagen wij dat er ter hoogte van de apotheek een Opel Kadett met gedoofde verlichting de rijbaan ronddraaide en vervolgens wegreed.
Ik verbalisant [verbalisant 3] zag dat er vanuit de richting van de apotheek een persoon gekleed in een licht/witte broek wegliep in de richting van een kleine witte personenauto. Ik verbalisant [verbalisant 3] zag dat deze witte personenauto geparkeerd stond op de Heycoplaan.
Omdat de Opel met gedoofde verlichting van de apotheek vandaan reed, rees bij ons verbalisanten direct de gedachte dat dit voertuig mogelijk betrokken zou zijn geweest bij een inbraak in de apotheek. Hierop hebben wij verbalisanten de achtervolging op deze Opel Kadett ingezet. Wij gaven de bestuurder van de Opel Kadett een stopteken door middel van de verlichte transparant aan de voorkant van ons dienstvoertuig. Wij verbalisanten zagen dat de bestuurder van de Opel Kadett hierop niet reageerde en zijn voertuig niet tot stilstand bracht. Wij zagen dat de Opel Kadett voorzien was van het kenteken [AA-00-BB].
Wij verbalisanten zagen dat de bestuurder van de Opel Kadett op een gegeven moment zijn snelheid verhoogde en trachtte aan een controle door ons te ontkomen.
Op een gegeven moment zagen wij dat de Opel Kadett op een geparkeerd staande auto botste. Wij zagen dat de beide voertuigen hierdoor zwaar beschadigd raakten. Hierna zagen wij dat een persoon vanaf de bestuurderskant het voertuig verliet en dat een persoon aan de passagierskant uit de auto kwam. Wij zagen dat deze beide personen vervolgens hard wegrenden.
Wij verbalisanten zagen dat de persoon die aan de bestuurderszijde uitstapte, donker haar had en gekleed was in een donker shirt met lichte gymschoenen. Wij verbalisanten zagen dat de persoon die aan de passagierszijde was uitgestapt donker haar had een licht shirt en witte sportschoenen droeg. Wij verbalisanten hebben vervolgens te voet de achtervolging van de verdachten ingezet.
Ik verbalisant [verbalisant 3], zag vervolgens de collega's [verbalisant 4] en [verbalisant 5] in een opvallend dienstvoertuig aan komen rijden. Ik verbalisant [verbalisant 3] heb hun vervolgens verzocht om de achtervolging voort te zetten.
Na enige tijd waren wij het zicht op de beide verdachten kwijt.
Door mij verbalisant [verbalisant 2] werd een oppervlakkig onderzoek in de Opel Kadett ingesteld.
Ik [verbalisant 2] zag dat de achterbank van het voertuig naar voren was geklapt en dat er op deze naar voren geklapte achterbank een aantal computerkasten lagen. Ik [verbalisant 2] zag dat er ongeveer 5 computerkasten lagen. Ik zag dat op een aantal van deze kasten een sticker was geplakt met het opschrift [A].
Door mij verbalisant [verbalisant 2] werd de Opel Kadett voorzien van het kenteken [AA-00-BB] met inhoud ter plaatse inbeslaggenomen.
Wij verbalisanten kregen via de centrale meldkamer door dat er door een getuige twee jongens waren gezien, welke slechts gekleed waren in een shirt op het Zandpad te Breukelen. Volgens die getuige had een van de twee een licht shirt aan.
Wij verbalisanten zijn toen direct doorgereden naar het Zandpad te Breukelen. Toen wij omstreeks 05.10 uur daar reden, kregen wij van de collega's [verbalisant 6] en [verbalisant 7] door dat zij op de Nieuweweg, een zijstraat van het Zandpad, de twee jongens hadden aangetroffen.
Wij verbalisanten zijn vervolgens naar de genoemde collega's toegegaan en zagen dat de beide jongens pasten in het signalement van de beide jongens die wij bij de genoemde Opel Kadett hadden zien wegrennen.
Hierna werden deze beide personen aangehouden door de genoemde collega's.
2.
het als bijlage bij het onder 1 vermelde stamproces-verbaal gevoegde proces-verbaal van 20 oktober 2003, nummer PL0971/03-357573, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 6] en [verbalisant 7], respectievelijk hoofdagent en aspirant van politie regio Utrecht, district Rijn en Venen (blz. 47/48), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten dan wel van één van hun, zakelijk weergegeven:
Vandaag zondag 19 oktober 2003, omstreeks 03.55 uur surveilleerden wij, verbalisanten, in een opvallend dienstvoertuig en in uniform gekleed op de openbare weg te Maarssen. Omstreeks 03.59 uur hoorden wij via de mobilofoon de melding dat er ingebroken wordt in de apotheek gelegen aan de Heycoplaan te Breukelen.
De collega's [verbalisant 2] en [verbalisant 3] waren als eerste ter plaatse op de Heycopiaan. Zij zagen een auto van het merk Opel, type Kadett wegrijden. Op het moment dat de collega's de achtervolging in zetten zien zij een persoon, in het wit gekleed vanuit de richting van de apotheek komen rennen naar een kleine witte auto die daar geparkeerd stond. De jongen stapte in het voertuig en vervolgens reden zij weg in de richting van Maarssen. Wij zijn vervolgens naar Breukelen gereden. Tijdens het aanrijden hoorden wij via de mobilofoon van de collega's dat zij de Opel Kadett zagen stoppen en er twee jongens uit zagen stappen die hard weg liepen.
Vervolgens hebben wij met diverse eenheden de omgeving afgezocht.
Op een gegeven moment kwam er een melding van de regionale Meldkamer van de politie Regio Utrecht dat er zojuist twee mannen over het Zandpad zouden lopen in de richting van Maarssen. De jongens waren slechts gekleed in een trui, een licht en een donker.
Op dat moment zijn wij in de richting van het Zandpad gereden. Halverwege zijn wij omgekeerd en reden vervolgens over de Nieuwe weg te Breukelen. Op het moment dat wij de nieuwe weg opreden zagen wij niemand lopen. Vervolgens zijn wij gekeerd en zagen twee jongens lopen die aan het signalement voldeden, een trui licht en een trui donker. De Jongens zijn in eerste instantie staande gehouden in afwachting van de collega's [verbalisant 2] en [verbalisant 3] die de jongens gezien zouden hebben. De jongens voldeden aan het opgegeven signalement. Hierna hebben wij ze aangehouden en overgebracht naar bureau Maarssen.
3.
het als bijlage bij het onder 1 vermelde stamproces-verbaal gevoegde proces-verbaal van aanhouding van 19 oktober 2003, nummer PL0971/03-357573, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 7], aspirant, [verbalisant 2], brigadier, en [verbalisant 6], hoofdagent, allen van politie regio Utrecht, district Rijn en Venen, (blz. 16), voorzover inhoudende als relaas van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Verdachte:
Naam: [achternaam betrokkene 2],
Voornaam: [voornaam betrokkene 2],
Geboren: te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
is op zondag 19 oktober 2003 te 05.10 uur aangehouden op de Nieuweweg te Breukelen.
De aanhouding van verdachte vond plaats naar aanleiding van het volgende:
De verdachte voldeed aan een van de signalementen die eerder op de avond bij een inbraak werden genoemd door collega's.
4.
het als bijlage bij het onder 1 vermelde stamproces-verbaal gevoegde proces-verbaal van aanhouding van 19 oktober 2003, nummer PL0971/03-357573, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 7], aspirant, [verbalisant 2], brigadier, en [verbalisant 6], hoofdagent, allen van politie regio Utrecht, district Rijn en Venen, (blz. 23), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Verdachte:
Naam: [achternaam betrokkene 3]
Voornaam: [voornaam betrokkene 3],
Geboren: te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
is op zondag 19 oktober 2003 te 05.10 uur aangehouden op de Nieuweweg te Breukelen.
De aanhouding van verdachte vond plaats naar aanleiding van het volgende:
De verdachte voldeed aan een van de signalementen die eerder op de avond bij een inbraak werden genoemd door collega's.
5.
het als bijlage bij het onder 1 vermelde stamproces-verbaal gevoegde proces-verbaal van 19 oktober 2003, nummer PL0971/03-357573, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 3], voornoemd, (blz. 46), voorzover inhoudende als relaas van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Bij het overbrengen van de verdachte [betrokkene 2], vanaf de plaats van aanhouding te Breukelen naar het politiebureau te Maarssen, hoorde ik de telefoon van de verdachte herhaaldelijk overgaan.
Op het bureau aangekomen, heb ik de telefoon uit handen van de verdachte in beslag genomen. Door mij werd de telefoon onderzocht, en zag ik dat de verdachte [betrokkene 2] steeds was gebeld door ene [aanvrager].
Ten tijde dat ik de telefoon onderzocht, hoorde ik dat [verbalisant 8] en [verbalisant 9], respectievelijk brigadier en agent van politie Regio Utrecht, district Rijn en Venen, een witte personenauto controleerden nabij de plaats waar [betrokkene 2] was aangehouden.
Zij controleerden deze auto, omdat een op die auto lijkende auto was gezien bij de inbraak op de Heycoplaan te Breukelen.
Eén van de inzittenden van deze auto had bij deze controle een mobiele telefoon in zijn handen. Bij navraag bleek deze verdachte [aanvrager] te heten.
Deze [aanvrager] werd op deze aanwijzingen aangehouden. Zijn gegevens luiden [aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984, wonende te [woonplaats].
6.
het als bijlage bij het onder 1 vermelde stamproces-verbaal gevoegde proces-verbaal van 19 oktober 2003, nummer PL0971/03-357573, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 9] en [verbalisant 10], respectievelijk hoofdagent en surveillant van politie regio Utrecht, district Rijn en Venen (blz. 49 e.V.), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten dan wel van één van hun, zakelijk weergegeven:
Op zondag 19 oktober 2003, omstreeks 05:15 uur reden wij, verbalisanten, in uniform gekleed, in een opvallend politie voertuig.
Van de Regionale politiemeldkamer Utrecht kregen wij het verzoek te gaan naar het Zandpad te Maarssen, alwaar twee personen zouden lopen die mogelijk betrokken zou zijn bij een inbraak.
Na enige tijd zoeken werden de twee personen door een andere politie-eenheid aangehouden op de Nieuwe weg te Breukelen.
Op zondag 19 oktober 2003, omstreeks 05:15 uur reden wij, verbalisanten, over de Nieuwe weg te Breukelen, gemeente Breukelen. Wij reden ter hoogte van de T-splitsing met het Zandpad te Breukelen. Op dit moment zagen wij een witte personenauto, van het merk Suzuki, type Alto, over het Zandpad rijden, komende vanuit de richting van Breukelen en gaande in de richting van Maarssen. Omdat er eerder deze dienst bij een bedrijfsinbraak in Breukelen ook een kleine witte auto was gezien, besloten wij dit voertuig te controleren.
Op zondag 19 oktober 2003, omstreeks 05:16 uur hebben wij de bestuurder van dit voertuig een stopteken gegeven, waaraan hij voldeed. Dit was op de Zandweg te Maarssen.
Wij zagen dat de bestuurder van het voertuig een man was die later opgaf te zijn genaamd:
[betrokkene 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983, wonende te [woonplaats] aan de [a-straat 1].
Wij zagen dat de bijrijder een man was die later opgaf te zijn genaamd:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984, wonende te [woonplaats] aan de [b-straat 1].
Tijdens een gesprek met de bestuurder van het voertuig, [betrokkene 1], verklaarde hij verdwaald te zijn.
Door collega [verbalisant 8] werd tijdens de staandehouding telefonisch overlegd met de eenheid die bij de inbraak ter plaatse was geweest.
Toen bleek dat de beide inzittenden en het voertuig aan het opgegeven signalement voldeden, hebben wij verdachten aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij een inbraak.
7.
het als bijlage bij het onder 1 vermelde stamproces-verbaal gevoegde proces-verbaal van 19 oktober 2003, nummer PL0971/03-357573, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 8 en 9], respectievelijk brigadier en agent van politie regio Utrecht, district Rijn en Venen (blz. 52 e.V.), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten dan wel van één van hun, zakelijk weergegeven:
Op zondag 19 oktober 2003 omstreeks 03.59 uur hadden wij, verbalisanten [verbalisant 8] en de [verbalisant 9], de melding gekregen van de regionale meldkamer te Utrecht dat er twee personen over het Zandpad te Breukelen in de richting van Maarssen liepen die vermoedelijk bij een inbraak in de apotheek gelegen aan de Heycopiaan te Breukelen betrokken waren geweest. Door collega's [verbalisant 2], [verbalisant 3], [verbalisant 7] en [verbalisant 6] werden deze twee personen op zondag 19 oktober 2003 omstreeks 05.10 uur op de Nieuweweg te Breukelen aangehouden.
Ons, verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9], was bekend dat er bij diezelfde inbraak bij de voornoemde apotheek gevestigd aan de Heycoplaan te Breukelen ook een klein witkleurige personenauto was weggereden. Collega [verbalisant 9 en 10] reden op zondag 19 oktober 2003 omstreeks 05.15 uur vanaf de Nieuweweg, over het Zandpad in de richting van Maarssen. Collega [verbalisant 9 en 10] reden op het Zandpad te Maarssen achterop een personenauto van het merk Suzuki, type Alto, wit van kleur. In het voertuig zaten twee manspersonen. Door collega's [verbalisant 9 en 10] werd aan de bestuurder een stopteken gegeven waar hij aan voldeed.
Vervolgens namen wij verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9], plaats voor het gecontroleerde voertuig. Ik, verbalisant [verbalisant 8], nam via de portofoon contact op met collega [verbalisant 3] welke ter plaatse bij de inbraak had gezien dat er een kleine witte personenauto was weggereden. Collega [verbalisant 3] vertelde dat verdachte [betrokkene 2] meerdere malen tijdens de aanhouding en overbrenging op de mobiele telefoon welke [betrokkene 2] in zijn bezit had was gebeld. In het beeldscherm verscheen meerdere malen de naam ‘[aanvrager]’. Ik, verbalisant [verbalisant 8], hoorde dat collega [verbalisant 10] vertelde dat de bijrijder [aanvrager] was genaamd. Ik, verbalisant [verbalisant 8], zag dat de bijrijder in zijn handen een mobiele telefoon vast had. Ik, verbalisant [verbalisant 8], vertelde dat de nzittenden waren aangehouden als verdacht van het plegen van een inbraak. Hierop werden de verdachten aangehouden. Ik, verbalisant [verbalisant 8], heb direct de mobiele telefoon van de bijrijder genaamd [aanvrager], in beslag genomen. Ik, verbalisant [verbalisant 8], zag in het display van de in beslag genomen telefoon de naam [betrokkene 2] met het telefoonnummer 06[001] als laatst gebelde persoon was geregistreerd. Ik, verbalisant [verbalisant 8], heb op zondag 19 oktober 2003 omstreeks 05.22 uur en 05.32 twee maal met de mobiele telefoon van verdachte [aanvrager] naar dit mobiele nummer gebeld. Ik, verbalisant [verbalisant 8], zag bij aankomst aan het bureau dat in het display van verdachte [betrokkene 2] stond dat men oproepen had gemist.
8.
het als bijlage bij het onder 1 vermelde stamproces-verbaal gevoegde proces-verbaal van aangifte van 19 oktober 2003, nummer PL0971/03-357573, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 3], voornoemd, en [verbalisant 11], medewerkster service B (buitengewoon opsporingsambtenaar) van politie regio Utrecht, district Rijn en Venen (blz. 54 e.v.), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [betrokkene 4], zakelijk weergegeven:
Ik doe namens de [A], [c-straat 1] te Breukelen, aangifte van diefstal door middel van braak/verbreking. Het weggenomen goed behoort [A] geheel in eigendom toe. Ik ben als eigenaresse gemachtigd tot het doen van aangifte.
Niemand had het recht of de toestemming het goed weg te nemen noch om dit te doen door middel van braak, verbreking.
Op zaterdag 18 oktober 2003 omstreeks 18.30 uur heeft een werkneemster het pand afgesloten en in goede staat achtergelaten.
Op zondag 19 oktober 2003 omstreeks 4.00 uur kreeg ik thuis een telefoontje van de alarmcentrale dat het alarm van de apotheek was afgegaan.
Ik heb met de alarmcentrale afgesproken dat zij de politie zouden inschakelen.
Mijn man is vervolgens naar de apotheek gegaan om te kijken wat er aan de hand was.
Toen mijn man bij de apotheek kwam trof hij een ingeslagen ruit en een geforceerde deur aan. De politie was op het moment dat mijn man kwam al ter plaatse.
Mijn man heeft vervolgens samen met de politie een rondje door het pand gelopen om te kijken wat er uit het pand was weggenomen.
Hij zag dat er zes computers uit het pand waren weggenomen. Hij zag dat alle bedrading van deze computers was doorgeknipt.
In de publieksruimte, achter een van de toonbanken werd een kniptang aangetroffen, welke werd in beslag genomen.
9.
het als bijlage bij het onder 8 vermelde proces-verbaal van aangifte gevoegde goederenbijlage, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
benadeelde: [A],
soort: computer, merk Compaq, serienummer […];
soort: computer, merk Compaq, serienummer […];
soort: computer, merk Compaq, serienummer […];
soort: computer, merk Compaq, serienummer […];
soort: computer, merk Compaq, serienummer […];
soort: computer, merk Compaq, serienummer […];
soort: communicatieapparatuur, merk TELE 2, serienummer […];
soort: weegapparatuur, merk Metier, type PM4800, serienummer […].
10.
het als bijlage bij het onder 8 vermelde proces-verbaal van aangifte gevoegde proces-verbaal van 19 oktober 2003, nummer PL0971/03-357573, betreffende het onderzoek in perceel [c-straat 1] te Breukelen, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 13], brigadier van politie, werkzaam als technisch rechercheur bij de politie regio Utrecht (blz. 59 e.v.), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Door mij werden de daarvoor in aanmerking komende plaatsen en/of goederen op aanwezigheid van sporen onderzocht.
In de winkel lag een combinatietang, waarvan de aangeefster aangaf dat deze niet in de winkel hoorde.
De tang, spoornummer PL0971/03-35753/14/2, werd door mij op de daarvoor voorgeschreven wijze behandeld, gewaarmerkt, in beslaggenomen en overgebracht naar de afdeling Technische Recherche van de politie regio Utrecht.
11.
het als bijlage gevoegd aanvullend proces-verbaal van 29 oktober 2003, nummer 29.10.03.11.50, met de daarbij behorende bijlage, in dè wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 14], speurhondenbegeleider en tevens brigadier van politie, werkzaam bij de technische recherche van de regiopolitie Noord en Oost Gelderland, [verbalisant 15], brigadier van politie, werkzaam bij de technische recherche van de regiopolitie Twente en [verbalisant 16], brigadier van politie, werkzaam bij regiopolitie Utrecht, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Corpus delicti : combinatietang (Spoornr. 1630 03) veiliggesteld op 19 oktober 2003 door [verbalisant 13] technisch rechercheur te Utrecht.
Op 29 oktober 2003, omstreeks 11.50 uur, werd door mij, [verbalisant 14], speurhondengeleider, tevens brigadier van politie, werkzaam bij de technische recherche van de regiopolitie Noord en Oost Gelderland, een geuridentificatieproef uitgevoerd met de speurhond Max.
Met de hond Max haalde ik op 24 oktober 2002 een certificaat Politie speurhond menselijke geur, Identificatie taak, certificaatnummer 08/02.
Conclusie:
Gezien het gedrag en de werkwijze van Max bleek mij, [verbalisant 14], dat Max geurovereenkomst waarnam tussen, het corpus delicti (Combinatietang (Spoornr. 1630 03)), en de geurdragers welke waren vastgehouden door de verdachte:
[aanvrager]
De geuridentificatieproef is uitgevoerd volgens de voorschriften, genoemd in supplement 2 van het Keuringsregelement Politiespeurhond menselijke geur (sept 1997).’
7.
Het bewijsmiddel 11 komt te vervallen, nu het resultaat van de geurproef niet voor het bewijs gebruikt kan worden. De vraag is of het Hof op grond van de overige bewijsmiddelen ook tot een veroordeling zou zijn gekomen. Ik meen dat bij de beantwoording van die vraag ook betrokken mag worden hetgeen verder uit het dossier blijkt. De gevolgtrekking die het Hof aan de overgebleven bewijsmiddelen zou hebben verbonden, is namelijk mede afhankelijk van de overige inhoud van het dossier. Ik teken daarbij aan dat het Hof, als het niet de beschikking had gehad over de uitslag van de geurproef, mogelijk ander aanvullend bewijsmateriaal had gebezigd om tot een sluitende bewijsconstructie te komen.
In dat verband wijs ik er op dat uit het dossier nog het volgende blijkt.
- —
De aanvrager heeft op 19 oktober 2003 verklaard dat hij de hele avond in Maarssen is geweest.1. De mededader [betrokkene 2] heeft daarentegen verklaard dat hij de aanvrager die avond in Hilversum heeft zien rijden in een Suzuki Alto.2.
- —
Uit een onderzoek van de technische recherche in de apotheek is naar voren gekomen dat de daders gewerkt hadden met bedekte handen. Aan de sporen was te zien dat het zeer waarschijnlijk latex cq dunne plastic handschoenen zijn geweest.3. Tijdens de doorzoeking van de Suzuki Alto, waarin de aanvrager zat ten tijde van zijn aanhouding, werden op de achterbank onder andere plastic handschoenen aangetroffen.4.
- —
De mededader [betrokkene 1] heeft op 20 oktober 2003 verklaard dat het in de gestolen Opel Kadett aangetroffen stuk gereedschap hoort bij zijn gereedschapssetje dat in de Suzuki Alto is gevonden waarin aanvrager zat tijdens zijn aanhouding.5. De eigenaar van de gestolen Opel Kadett heeft verklaard dat er geen gereedschap in de Opel Kadett lag op het moment dat die auto ontvreemd werd.6.
- —
Mededader [betrokkene 2] heeft verklaard dat hij samen met [betrokkene 3] in een rode Volkswagen Golf naar Hilversum is gereden.7. [Betrokkene 3] heeft echter verklaard dat zij in een witte Toyota Sunny naar Hilversum zijn gereden.8.
8.
Het komt mij voor dat het op grond van al het voorgaande aannemelijk is dat het Hof ook zonder de uitkomst van de geuridentificatieproef op grond van het overige bewijsmateriaal tot een bewezenverklaring zou zijn gekomen. Nu het bewezenverklaarde aldus ook zonder de resultaten van de geuridentificatieproeven uit het beschikbare bewijsmateriaal kan worden afgeleid, is er geen sprake van een ernstig vermoeden dat het Hof de aanvrager van dat feit zou hebben vrijgesproken, indien het de resultaten van de geurproef niet had kunnen gebruiken.
9.
Ik concludeer dat de Hoge Raad de aanvrage ongegrond zal verklaren.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 02‑03‑2010
Zie het proces-verbaal van verhoor, doorgenummerde pagina's 71–72.
Zie het proces-verbaal van onderzoek technische recherche, doorgenummerde pagina's 59–60.
Zie het proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina's 52–53.
Zie het proces-verbaal van verhoor, doorgenummerde pagina's 91–94.
Zie het proces-verbaal van verhoor, doorgenummerde pagina 67.
Zie het proces-verbaal van verhoor, doorgenummerde pagina 73–75.
Zie het proces-verbaal van verhoor, doorgenummerde pagina 78–80.