Rb. Oost-Nederland, 11-02-2013, nr. 825279 \ CV EXPL 12-5002 \ 51 WvE/ 53 GB
ECLI:NL:RBONE:2013:CA2466
- Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
- Datum
11-02-2013
- Zaaknummer
825279 \ CV EXPL 12-5002 \ 51 WvE/ 53 GB
- LJN
CA2466
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
Huurrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBONE:2013:CA2466, Uitspraak, Rechtbank Oost-Nederland (Kamer voor kantonzaken Arnhem), 11‑02‑2013; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 11‑02‑2013
Inhoudsindicatie
Verhuurder wordt niet-ontvankelijk verklaard in vordering tegen beschermingsbewindvoerder. De vordering betreft - onder meer - ontbinding van door de onderbewindgestelde/rechthebbende gesloten huurovereenkomst (met verhuurder) en tot ontruiming van het gehuurde.
vonnis
RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 825279 \ CV EXPL 12-5002 \ 51 WvE/ 53 GB
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
de rechtspersoonlijkheid bezittende stichting Stichting Vivare
gevestigd te Arnhem
eisende partij
gemachtigde Tijhuis & Partners Arnhem
tegen
[gedaagde], in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [betrokkene]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
gemachtigde mr. M.T.H.M.J. Aarts
Partijen worden hierna Vivare en [gedaagde] qq genoemd.
1. De procedure
1.1. Vivare heeft [gedaagde] qq gedagvaard en geconcludeerd conform de eis in de dagvaarding.
1.2. [gedaagde] qq heeft bij antwoord de exceptie van niet-ontvankelijkheid opgeworpen en voor zoveel nodig voorwaardelijk geantwoord.
1.3. Vivare heeft naar aanleiding van de exceptie van niet-ontvankelijkheid een nadere conclusie genomen.
1.4. De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2. Het geschil en de beoordeling daarvan.
2.1. Vast staat dat Vivare een huurovereenkomst heeft gesloten met [betrok[betrokkene], met betrekking tot de woning gelegen te [woonplaats] aan het [adres] 16 en dat de overeengekomen huurprijs € 373,63 per maand bedraagt. Niet in geschil is dat er sprake was en nog steeds is van een huurachterstand.
Bij beschikking d.d. 19 januari 2012 van de rechtbank in Arnhem (sector kanton) zijn de goederen van [betrokkene] onder bewind gesteld met benoeming van [gedaagde] qq tot bewindvoerder.
2.2. Vivare heeft [gedaagde] qq ter zake van de ontstane huurachterstand gedagvaard. Op basis van een onder meer door de kantonrechter in Nijmegen gewezen vonnis (in afschift bij de processtukken gevoegd) heeft Vivare haar vorderingen strekkende tot ontbinding van de huurovereenkomst met veroordeling tot ontruiming en met veroordeling tot betaling van de huurachterstand en buitengerechtelijke kosten tegen [gedaagde] qq ingesteld.
2.3. [gedaagde] qq voert verweer en voert voor alles aan Vivare (deels) niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen daar deze gericht hadden moeten zijn tegen de huurder/rechthebbende P. [betrokkene], voornoemd.
2.4. Naar het oordeel van de kantonrechter treft het formele verweer van [gedaagde] qq doel en moet Vivare niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vorderingen.
Motivering
Van belang is op te merken dat [betrokkene], de huurder, vanwege de onderbewindstelling van zijn goederen voor alles wat de uitoefening van dit bewind betreft een afgeleide woonplaats heeft ex art 1:12 lid 2 BW en dat, ingeval de onderbewindstelling bij een eisende partij zoals Vivare bekend is, de dagvaarding ten kantore van de bewindvoerder moet worden uitgebracht.
Het enkele feit dat de huurrechten van de woning in kwestie tot het “vermogen” van de rechthebbende gerekend kunnen worden – hetgeen overigens in een huurkwestie als de onderhavige, waarin sprake is van een huurder die in gebreke is met de betaling van vervallen huurtermijnen en er sprake is van een schuldenbewind, enkel theorie lijkt te zijn – betekent nog niet dat de bewindvoerder met uitsluiting van de rechthebbende de partij is die in een ontbindingsprocedure als de onderhavige door de verhuurder moet worden gedagvaard. Het voeren van verweer is in beginsel geen beheersdaad in de betekenis van artikel 1: 438 BW en in zoverre vertegenwoordigt de bewindvoerder de rechthebbende niet van rechtswege. De bewindvoerder kan desgewenst en in overleg met de huurder/rechthebbende, de rechthebbende wel bijstaan in de procedure, eventueel als diens gemachtigde.
Het enkele feit dat eerst na het aangaan van de huurovereenkomst de goederen van de huurder onder bewind zijn gesteld door de rechtbank met benoeming van een bewindvoerder, maakt de bewindvoerder qq nog geen procespartij in de onderhavige procedure, behoudens voor zover de bewindvoerder qq mede wordt gedagvaard met het oog op “het gehengen en het gedogen van de ontruiming”. Een dergelijke vordering wordt, voor zover de kantonrechter weet, sinds jaar en dag ook tegen curatoren in faillissementen geformuleerd in vrijwel identieke zaken, in ieder geval in zaken die in formele zin, voor wat betreft het antwoord op de vraag wie er gedagvaard moet worden, wezenlijk niet anders liggen (met uitzondering van huurschulden die als boedelschuld in de betekenis van de faillissementswet kunnen worden aangemerkt).
Wanneer de bewindvoerder, die op deze wijze over de procedure is geïnformeerd en daarin ook als partij betrokken is, aanleiding ziet de gronden van de vorderingen te betwisten, staat voor de bewindvoerder deze mogelijkheid open. Ingeval de bewindvoerder niet zou kunnen betwisten dat de huurder/rechthebbende in gebreke was en nog steeds is met de betaling van vervallen huurtermijnen, staat voor de bewindvoerder ook de mogelijkheid open met de verhuurder een regeling te treffen onder het verband van het vonnis. Het vonnis wordt “als stok achter de deur gebruikt”. Op deze wijze, die in de praktijk regelmatig wordt gevolgd, wordt evenwicht bereikt tussen de formele wettelijke regels die door de rechter ingeval van voordurende tekortkoming van de huurder moeten worden toegepast en de in de praktijk ontstane werkwijze, waarbij de kantonrechter doelt op het treffen van een regeling met de bewindvoerder onder het verband van het vonnis teneinde de tenuitvoerlegging te voorkomen.
Evenmin brengt het gegeven, dat er huurachterstand is ontstaan in de periode dat de goederen van de huurder onder bewind zijn gesteld, met zich mee dat de bewindvoerder qq aansprakelijk is of wordt tot betaling van deze achterstallige huurpenningen. In tegenstelling tot een faillissement is er bij onderbewindstelling geen afgescheiden vermogen en zijn er ook geen “boedelschulden” die verhaald kunnen worden op dat afgescheiden vermogen. Geen formele grond is dan ook aanwezig om de bewindvoerder qq aansprakelijk te stellen tot betaling van achterstallige huurtermijnen, vervallen na de datum waarop de onderbewindstelling is uitgesproken. In dit oordeel ligt besloten dat de huurder/rechthebbende als formele contractspartij aansprakelijk is en blijft voor betaling van de huurpenningen aan de verhuurder. Dat ligt vanzelfsprekend anders wanneer de huurovereenkomst op naam van de bewindvoerder wordt gesloten en de bewindvoerder als contractspartij en dus ook als procespartij moet worden aangemerkt. Daarvan is in deze zaak geen sprake.
In de lijn van het voorgaande ligt dan ook dat de vordering strekkende tot ontbinding van de huurovereenkomst en tot veroordeling tot betaling van de huurachterstand en bijkomende kosten niet tegen de bewindvoerder qq moeten worden gericht. Dat geldt overigens ook voor de vordering tot ontruiming van het gehuurde, daar, naar het oordeel van de kantonrechter ontruimen een feitelijke handeling is, die de huurder/rechthebbende moet verrichten en derhalve geen beheersdaad. Dat de bewindvoerder hem daartoe kan aansporen en daarbij kan begeleiden maakt de zaak niet anders.
Het vorenstaande samenvattend: op formele gronden treft het verweer van [gedaagde] qq doel en zal Vivare niet ontvankelijk worden verklaard in haar vorderingen.
2.5. De kantonrechter realiseert zich dat Vivare in verwarring verkeert nu er kennelijk binnen hetzelfde arrondissement verschillend gedacht wordt over de rol/positie van de bewindvoerder in dit soort kwesties. De kantonrechter kan zich voorstellen dat partijen behoefte hebben aan meer rechtseenheid. Om dat te bereiken staat de weg van het hoger beroep bij het gerechtshof open.
2.6. Vivare wordt tot slot als de in het ongelijk gestelde procespartij veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
3. De beslissing
De kantonrechter
rechtdoende
3.1. verklaart Vivare niet ontvankelijk in haar vorderingen;
3.2. veroordeelt Vivare tot betaling van de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] qq begroot op € 150,00 (salaris gemachtigde).
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. W.H. van Empel en in het openbaar uitgesproken op