HR, 14-06-2013, nr. 13/01132
ECLI:NL:HR:2013:BZ9956
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14-06-2013
- Zaaknummer
13/01132
- Conclusie
Mr. P. Vlas
- LJN
BZ9956
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Internationaal publiekrecht (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:BZ9956, Uitspraak, Hoge Raad, 14‑06‑2013; (Cassatie)
In sprongcassatie op: ECLI:NL:RBSGR:2012:BZ0308, Niet ontvankelijk
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ9956
ECLI:NL:PHR:2013:BZ9956, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 26‑04‑2013
Rechtbankuitspraak waarvan sprongcassatie: ECLI:NL:RBSGR:2012:BZ0308
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:BZ9956
- Vindplaatsen
Uitspraak 14‑06‑2013
14 juni 2013
Eerste Kamer
13/01132
RM/TJ
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. C.A. Lucardie,
t e g e n
DE STAAT DER NEDERLANDEN (MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES, IMMIGRATIE- EN NATURALISATIEDIENST),
zetelende te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] en de Staat.
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak 408501/HA RK 11-742 van de rechtbank 's-Gravenhage van 13 december 2012.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft geen verweerschrift ingediend.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van het cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 3).
De Hoge Raad zal daarom - gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 14 juni 2013.
Conclusie 26‑04‑2013
Mr. P. Vlas
Partij(en)
Zaak 13/01132
Mr. P. Vlas
Zitting, 26 april 2013
Conclusie inzake art. 80a RO
[Verzoeker],
verzoeker tot cassatie
tegen
De Staat der Nederlanden (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Immigratie- en Naturalisatiedienst,
(hierna: de Staat)
1.
Bij beschikking van 13 december 2012 heeft de rechtbank 's-Gravenhage het verzoek van verzoeker tot vaststelling van de Nederlandse nationaliteit op de voet van art. 17 Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) afgewezen. Tegen deze beschikking heeft verzoeker tijdig beroep in cassatie ingesteld.
2.
Bij KB van 13 oktober 2000 is aan verzoeker, van Sierraleoonse nationaliteit, het Nederlanderschap verleend. Bij brief van 29 oktober 2009 heeft de IND bericht dat verzoeker nimmer de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen, omdat hij in de naturalisatieprocedure gebruik heeft gemaakt van een valse identiteit, aangezien hij niet afkomstig zou zijn uit Sierra Leone maar uit Gambia. De rechtbank heeft onder verwijzing naar HR 30 juni 2006 (LJN: AV0054, NJ 2007/551, m.nt. G.R. de Groot) overwogen dat nu het naturalisatiebesluit dateert van vóór 1 april 2003, beoordeeld moet worden of verzoeker het naturalisatiebesluit heeft verkregen met gebruikmaking van valse of fictieve persoonsgegevens en, zo dat het geval is, of bijzondere omstandigheden kunnen meebrengen dat verzoeker wel voldoende geïdentificeerd was. De rechtbank heeft overwogen dat sprake is van valse of fictieve persoonsgegevens en dat niet is gebleken van bijzondere omstandigheden als bedoeld in de beschikking van de Hoge Raad van 30 juni 2006.
3.
De aangevoerde klachten rechtvaardigen geen behandeling in cassatie, omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. Daartoe geldt het volgende. Middel 1, waarin wordt betoogd dat verzoeker steeds de juiste persoonsgegevens heeft verstrekt, faalt omdat het betrekking heeft op een beoordeling van de feiten waarvoor in cassatie geen plaats is. Het oordeel van de rechtbank dat verzoeker de Gambiaanse nationaliteit heeft, is niet onbegrijpelijk en evenmin onvoldoende gemotiveerd. Middel 2 betoogt dat de rechtbank een onjuiste uitleg heeft gegeven aan art. 14 RWN. Dit middel faalt, omdat de rechtbank art. 14 RWN niet heeft toegepast, nu het een naturalisatie betreft van vóór 1 april 2003 (rov. 4.1). Middel 3 betoogt dat de rechtbank een onbegrijpelijk oordeel heeft gegeven door te overwegen dat niet is gesteld of gebleken van bijzondere omstandigheden als bedoeld in de beschikking van de Hoge Raad van 30 juni 2006. Dit middel faalt, omdat in de gedingstukken bij de rechtbank geen beroep is gedaan op dergelijke bijzondere omstandigheden.
4.
De conclusie strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van het cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
A-G