NTM/NJCM-bull. 2008, p. 18
HET RELATIVITEITSVEREISTE BIJ OVERHEIDSAANSPRAKELIJKHEID IN HET VREEMDELINGENRECHT
HR 13-04-2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ8751, m.nt. Marcel Reurs (Iraanse vluchtelinge)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
13 april 2007
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, F.B. Bakels, C.A. Streefkerk
- Zaaknummer
C06/081HR
- Noot
Marcel Reurs
- LJN
AZ8751
- Roepnaam
Iraanse vluchtelinge
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS917546:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2007:AZ8751, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑04‑2007
ECLI:NL:HR:2007:AZ8751, Uitspraak, Hoge Raad, 13‑04‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 08‑03‑2006
Essentie
HET RELATIVITEITSVEREISTE BIJ OVERHEIDSAANSPRAKELIJKHEID IN HET VREEMDELINGENRECHT
Samenvatting
Het relativiteitsvereiste (artikel 6:163 BW) staat in de weg aan een verplichting tot vergoeding van vermogensschade aan een vreemdeling wiens aanvraag om toelating als vluchteling ten onrechte is afgewezen, omdat de toelating als vluchteling niet strekt tot bescherming van enig vermogensrechtelijk belang van de vreemdeling, zoals het recht om in Nederland inkomen uit betaalde arbeid te verwerven. Dat recht - zoals gewaarborgd in artikel 17 Vluchtelingenverdrag - ontstaat pas nadat de vreemdeling ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.