NJ 2018/396
Arbeidsrecht. Wwz. Ontbinding arbeidsovereenkomst op voet art. 7:669 lid 3 onder d BW (ongeschiktheid werknemer). Toepasselijkheid wettelijke bewijsregels; toelaten tot leveren tegenbewijs.
HR 29-06-2018, ECLI:NL:HR:2018:1045, m.nt. E. Verhulp
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
29 juni 2018
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, G. Snijders, M.V. Polak, C.E. du Perron, M.J. Kroeze
- Zaaknummer
17/04022
- Conclusie
plv. P-G mr. F.F. Langemeijer
- Noot
E. Verhulp
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS124590:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:1045, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 29‑06‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:398, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑04‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑08‑2017
- Wetingang
Art. 7:669 lid 3 onder d BW
Essentie
Arbeidsrecht. Wwz. Ontbinding arbeidsovereenkomst op voet art. 7:669 lid 3 onder d BW (ongeschiktheid werknemer). Toepasselijkheid wettelijke bewijsregels; toelaten tot leveren tegenbewijs.
De wettelijke bewijsregels zijn van overeenkomstige toepassing in procedures strekkende tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst. De werkgever moet feiten en omstandigheden die hij aan zijn ontbindingsverzoek ten grondslag heeft gelegd, bij voldoende gemotiveerde betwisting door de werknemer, bewijzen. De werknemer die bewijs heeft aangeboden van door hem aangevoerde feiten en omstandigheden die zich lenen voor bewijslevering en tot een ander oordeel kunnen leiden, moet tot levering van dat tegenbewijs worden toegelaten.
Samenvatting
De kantonrechter heeft ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.