RvdW 2018/273
Wet Bopz. Voorlopige machtiging. Recht op rechtsbijstand in procedures over voortzetting, schorsing of beëindiging vrijheidsbeneming; mondelinge behandeling zonder rechtsbijstand; afstand van recht op rechtsbijstand?; maatstaf.
HR 02-02-2018, ECLI:NL:HR:2018:146
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
2 februari 2018
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, G. Snijders, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.H. Sieburgh
- Zaaknummer
17/04555
- Conclusie
plv. P-G mr. F.F. Langemeijer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:146, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 02‑02‑2018
ECLI:NL:PHR:2017:1504, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑11‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 26‑09‑2017
- Wetingang
Essentie
Wet Bopz. Voorlopige machtiging. Recht op rechtsbijstand in procedures over voortzetting, schorsing of beëindiging vrijheidsbeneming; mondelinge behandeling zonder rechtsbijstand; afstand van recht op rechtsbijstand?; maatstaf.
Uit de beginselen die ten grondslag liggen aan art. 5 EVRM vloeit voor betrokkenen, bijzondere omstandigheden daargelaten, het recht voort op rechtsbijstand in procedures over voortzetting, schorsing of beëindiging van hun vrijheidsbeneming. Dit geldt ook voor personen die onvrijwillig zijn of dreigen te worden opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Aan dit recht op rechtsbijstand is in art. 8 lid 3 Wet Bopz invulling gegeven. Het doen van afstand van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.