Einde inhoudsopgave
Gerechtsdeurwaarderswet
Artikel 43 [Mogelijke beslissingen]
Geldend
Geldend vanaf 19-09-2018
- Bronpublicatie:
15-06-2018, Stb. 2018, 228 (uitgifte: 20-07-2018, kamerstukken: 34887)
- Inwerkingtreding
19-09-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-09-2018, Stb. 2018, 312 (uitgifte: 18-09-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Gerechtsdeurwaarder
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
1.
De beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders betreffende een tegen een gerechtsdeurwaarder gerezen bezwaar strekt tot niet-ontvankelijkverklaring, ongegrondverklaring of gegrondverklaring van het bezwaar. De beslissing is met redenen omkleed en wordt in het openbaar uitgesproken, alles op straffe van nietigheid.
2.
Indien de kamer voor gerechtsdeurwaarders het bezwaar geheel of gedeeltelijk gegrond verklaart, kan zij de navolgende maatregelen opleggen:
- a.
een waarschuwing;
- b.
een berisping;
- c.
een geldboete;
- d.
de ontzegging van de bevoegdheid tot het aanwijzen van een toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder, voor bepaalde of onbepaalde duur;
- e.
de schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van ten hoogste één jaar;
- f.
de ontzetting uit het ambt.
3.
De kamer voor gerechtsdeurwaarders kan het bezwaar ook gegrond verklaren zonder oplegging van een maatregel.
4.
De maatregel van een geldboete kan gelijktijdig worden opgelegd met een andere maatregel. Bij de beslissing tot oplegging van een maatregel als bedoeld in het tweede lid kan worden bepaald dat deze wordt openbaar gemaakt op een daarbij voorgeschreven wijze, indien enig door artikel 34, eerste lid, beschermd belang dat vordert.
5.
Tot de tenuitvoerlegging van een maatregel wordt eerst overgegaan na het onherroepelijk worden van de beslissing of op een in de beslissing bepaald later tijdstip.
6.
De geldboete, bedoeld het tweede lid, onderdeel c, bedraagt ten hoogste het bedrag van de vierde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Een beslissing tot oplegging van een geldboete bepaalt de termijn waarbinnen deze moet zijn voldaan. Op verzoek van de gerechtsdeurwaarder kan de voorzitter de termijn verlengen. Wordt de boete niet binnen de gestelde termijn voldaan, dan kan de kamer voor gerechtsdeurwaarders ambtshalve beslissen de gerechtsdeurwaarder, na hem in de gelegenheid te hebben gesteld te worden gehoord, op deze grond een of meer maatregelen als bedoeld in het tweede lid op te leggen. De opgelegde boete komt ten bate van de Staat.
7.
De secretaris van de kamer voor gerechtsdeurwaarders zendt haar beslissing onverwijld schriftelijk aan Onze Minister, het bestuur van de KBvG, het Bureau, de betrokken gerechtsdeurwaarder en de klager. De kamer kan in haar beslissing bepalen, dat aan de klager slechts kennis wordt gegeven van dat deel van de beslissing dat voor hem van belang is.
8.
In het geval waarin de kamer voor gerechtsdeurwaarders de ontzetting uit het ambt gelast, bepaalt zij tevens de termijn waarbinnen betrokkene niet tot waarnemer kan worden benoemd of aan een gerechtsdeurwaarder kan worden toegevoegd. Deze termijn bedraagt maximaal tien jaren.
9.
Artikel 195 van het Wetboek van Strafrecht is van toepassing.