Hof Amsterdam, 26-04-2016, nr. 23-005026-14
ECLI:NL:GHAMS:2016:1600, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
26-04-2016
- Zaaknummer
23-005026-14
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2016:1600, Uitspraak, Hof Amsterdam, 26‑04‑2016; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:2640, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Uitspraak 26‑04‑2016
Inhoudsindicatie
GVS 8 jaar voor medeplegen in-/uitvoer cocaine via Nederlandse territoriale wateren, (medeplegen) witwassen, het gebruik van een niet op zijn naam gesteld reisdocument en overtreding 197 Sr. Bewijsoverwegingen.
parketnummer: 23-005026-14
datum uitspraak: 26 april 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 8 december 2014 in de strafzaak onder parketnummer
15/801444-13 tegen
[verdachte] ,
geboren te district Suriname (Suriname) op [geboortedag 1] 1964,
adres: [adres 1] (Suriname),
opgegeven postadres in Nederland: [adres 2],
thans gedetineerd in P.I. Ter Apel, Gevangenis te Ter Apel.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is door rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 april 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte, voor zover thans nog aan de orde, ten laste gelegd dat:
1:hij op of omstreeks 16 december 2013, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, (een) voorwerp(en), te weten een geldbedrag (ter waarde van circa 40.655,- euro), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van (een) voorwerp(en), te weten voornoemd geldbedrag gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk onmiddellijk of middellijk afkomstig was uit enig misdrijf;
3:hij op of omstreeks 16 december 2013, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam gesteld reisdocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht te weten een nationaal paspoort van Brazilië, op naam gesteld van [naam 1], geboren op [geboortedag 2] 1964 te [geboorteplaats], Brazilië, welk gebruik hierin bestond dat hij, verdachte, voornoemd document ter controle heeft aangeboden aan een ambtenaar belast met de uitoefening van grensbewaking, althans aan een persoon belast met enig toezicht op de Luchthaven Schiphol;
4:hij op of omstreeks 16 december 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard;
5:
hij in of omstreeks de periode van 29 november 2013 tot en met 30 november 2013, in de gemeente Vlissingen (via de Westerschelde en/of de Noordzee), in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 139,7 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
en/of
hij op of omstreeks 30 november 2013, in de gemeente Vlissingen, in elk geval in Nederland, althans via grensovergang plaatselijk gelegen op de Westerschelde, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 139.7 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
6:hij in of omstreeks de periode van 16 september 2013 tot en met 18 september 2013, te Amsterdam en/of Rotterdam, althans in Nederland, en/of Lissabon (Portugal) en/of Brazilië, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van een of meer voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) (van in totaal 108.620,- Euro),
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing (telkens) heeft/ hebben verborgen en/of verhuld, althans (telkens) heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een of meer voorwerp(en), te weten voornoemde gelbedrag(en), was/waren of wie bovenomschreven voorwerp(en) (telkens) voorhanden had/hadden
en/of
een of meer voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) (van in totaal 108.620,- Euro) (telkens) heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad, heeft/hebben overgedragen en/of omgezet, althans van een of meer voorwerp(en), te weten voornoemde geldbedrag(en), (telkens) gebruik heeft/hebben gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een (enigszins) andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep het verweer gevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde in- en uitvoer van cocaïne. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die in de periode van 3 tot en met 16 december 2013 met de profielnaam “[profielnaam 1]” de in het dossier vermelde pinggesprekken heeft gevoerd.
Voorts heeft de raadsman gesteld dat het niet meer dan een aanname is dat de genoemde pinggesprekken over cocaïne gingen en de deelnemer aan die gesprekken heeft geweten dat de container cocaïne bevatte. Voor zover uit de inhoud van de pinggesprekken kan volgen dat er wetenschap was van een illegale inhoud van de container hoeft dat niet zonder meer betrekking te hebben op cocaïne. Dat er daadwerkelijk cocaïne is aangetroffen in de container is een wetenschap die eerst achteraf bekend is geworden. Tot slot heeft de raadsman betoogd dat, voor zover kan worden aangenomen dat het de verdachte is geweest die de genoemde pinggesprekken heeft gevoerd, niet is gebleken dat hij handelingen heeft verricht die waren gericht op het in- en/of uitvoeren van cocaïne en als dit al het geval zou zijn, dat niet kan worden vastgesteld dat hij daardoor als medepleger van het ten laste gelegde kan worden aangemerkt.
Het hof verwerpt de verweren van de raadsman en overweegt daartoe als volgt.
De verdachte is op 16 december 2013 aangehouden op de luchthaven Schiphol. Hij had een geldbedrag van € 40.655 en 7 mobiele telefoons in zijn bezit. In één van deze telefoons (een Blackberry 9320 met pin [pin 1], hierna: telefoon ad50) zijn zogenoemde pinggesprekken aangetroffen die met die telefoon onder de profielnaam “[profielnaam 1]” zijn gevoerd met gesprekspartners die gebruik maakten van de profiel-namen “[profielnaam 2]” en “[profielnaam 3] [profielnaam 4]”. De pinggesprekken hebben plaatsgevonden tussen 3 december 2013 en 15 december 2013 (p. 246 e.v.). In een pinggesprek, gevoerd tussen [profielnaam 1] en [profielnaam 2] op 3 en 4 december 2013, is gesproken over een auto die er niet was en die al weg was van de binnenplaats. Vervolgens heeft [profielnaam 2] een cijfer/letterreeks doorgegeven aan [profielnaam 1], te weten: “[nummer 1]”. [profielnaam 2] heeft [profielnaam 1] daarbij duidelijk gemaakt dat deze op het internet moest kijken om te zien of “het” gisteren al naar het bedrijf was gegaan. [profielnaam 1] heeft hierop geantwoord dat het nummer dat [profielnaam 2] hem heeft gegeven het “bill of loading nummer” is en voorts dat om 03.00 uur twee van zijn vrienden opnieuw naar binnen zouden gaan “om er een voor de auto te geven”. Op 4 en 5 december 2013 heeft [profielnaam 1] pinggesprekken met [profielnaam 2] [profielnaam 3] [profielnaam 4] gevoerd waarin is gesproken over verzegelingen, over de naam [naam 2], over [nummer 2] en over het toegang krijgen tot ‘de binnenplaats’ en dat daar door [profielnaam 1] met anderen naar binnen is gegaan.
Voorts is op de daarop volgende dagen gesproken over een container en dat er niets in bleek te zitten, over de mogelijkheid dat de douane de container zou hebben meegenomen naar een andere plek en over het verkrijgen van informatie om “het” op te helderen. Tevens is gesproken over het feit dat het op het nieuws zou zijn als er door de douane iets gevonden zou zijn (p. 250-256).
Uit informatie van het Douane Informatiecentrum (p. 293-294) is gebleken dat het nummer [nummer 3] is gebruikt bij de rederij “[rederij]”. Vanuit Vitoria, Brazilië, was een zending verscheept in een container met nummer [nummer 4] met bestemming Antwerpen. Het schip dat de container vervoerde is op 30 november 2013, komende vanaf de Noordzee, de Nederlandse territoriale wateren binnengevaren en vervolgens via de Westerschelde naar Antwerpen (België) gevaren (p. 295 en 778 e.v.), alwaar het op 1 december 2013 is aangekomen. De verzender van de container was [verzender] te Brazilië. Op 3 december 2013 is de container opgehaald door het bedrijf [bedrijf] en vervolgens geplaatst op het omheinde terrein bedrijf van het bedrijf op het adres [adres 3] te Antwerpen. Op 5 december 2013 zijn daar bij het lossen van de container tussen zakken koffiebonen vijf sporttassen met daarin 139,7 kg – naar later bleek – cocaïne aangetroffen.
Drie van de telefoons die bij de verdachte bij zijn aanhouding zijn aangetroffen, waaronder telefoon ad50, hebben in de periode 30 november 2013 tot en met 6 december 2013 zendmasten in België aangestraald, met name in Antwerpen (dossier doorgenummerde p. 310-319 en 795). Daarnaast bleek de toegangscode van telefoon ad50 gelijk aan de toegangscode van twee andere bij de verdachte aangetroffen telefoons, waaronder een Blackberry 9320 met pinnummer [pin 2] (hierna: roze telefoon) (p. 263-264). De roze telefoon bleek evenals telefoon ad50 “[profielnaam 1]” als profielnaam te hebben.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij de “[profielnaam 1]” van de roze telefoon is en dat hij in ieder geval tot 2 of 3 december 2013 de gebruiker van de telefoon ad50 is geweest. In het bijzonder springt nog in het oog de omstandigheid dat de roze telefoon van de verdachte op 2 maart 2013 te 9.38 uur gebruik heeft gemaakt van een zendmast, uitgerekend op het adres [adres 3] te Antwerpen.
Het hof is van oordeel dat uit bovengenoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, blijkt dat de verdachte degene is die onder de naam [profielnaam 1] de pinggesprekken met [profielnaam 2] en [profielnaam 3] [profielnaam 4] heeft gevoerd. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep, inhoudende dat niet hij, maar een zekere ‘[betrokkene]’ van 2 of 3 december 2013 tot kort voor de aanhouding van de verdachte gebruik maakte van telefoon ad50 en dus onder de profielnaam “[profielnaam 1]” pinggesprekken heeft gevoerd, stelt het hof terzijde, nu op geen enkele wijze het bestaan van deze [betrokkene], laat staan diens betrokkenheid bij het ten laste gelegde, aannemelijk is geworden.
Verder staat buiten redelijke twijfel dat de pinggesprekken zagen op de container waarin de 139,7 kilogram cocaïne is aangetroffen. Het verweer dat de verdachte niet zou hebben geweten dat het om cocaïne zou gaan kan niet slagen, aangezien uit de pinggesprekken zonder meer blijkt dat de verdachte en de andere deelnemers aan die pinggesprekken op zoek waren naar de container en bezorgd waren dat de douane de inhoud van die container zou hebben onderschept. Voor de verdachte geldt nog in het bijzonder dat uit die gesprekken ook volgt dat hij de nodige inspanningen heeft verricht om op het terrein van [bedrijf] te geraken. Uit een en ander leidt het hof af dat de verdachte en zijn mededaders wisten welke waardevolle waar zich in die container bevond. In het andere geval laten de gesprekken en de moeite die de verdachte zich met betrekking tot de container heeft getroost zich simpelweg niet verklaren. Nu de inhoud van de container inderdaad cocaïne bleek te betreffen, kan niet anders worden geconcludeerd dan dat de verdachte (en zijn mededaders) wist(en) dat er zich een partij cocaïne in de container bevond. Daarbij kan ook nog worden aangetekend dat de verdachte geen concrete verklaring heeft afgelegd over welke andere waar hij dan in de container veronderstelde aanwezig te zijn.
Gelet op de hoeveelheid van de aangetroffen partij cocaïne, de wijze waarop de cocaïne vanuit Brazilië via de Nederlandse territoriale wateren naar België is getransporteerd en de inhoud van de tot het bewijs gebezigde pinggesprekken kan het niet anders dan dat meerdere personen een wezenlijke bijdrage aan de in- en uitvoer van de cocaïne hebben geleverd. Uit de pinggesprekken blijkt naar het oordeel van het hof dat de rol van de verdachte bestond uit het veiligstellen van de zending cocaïne ten behoeve van het verdere vervoer en/of de verspreiding van die cocaïne en hij daarbij nauw en bewust samenwerkte met anderen die bij het cocaïnetransport betrokken waren. Anders dan de raadsman heeft betoogd was daarmee de rol van de verdachte van voldoende gewicht om hem als medepleger van het ten laste gelegde aan te merken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3, 4 , 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.hij op 16 december 2013, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, een geldbedrag van 40.655 euro voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dit geldbedrag – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf;
3.hij op 16 december 2013, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam gesteld reisdocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, te weten een nationaal paspoort van Brazilië, op naam gesteld van [naam 1], geboren op [geboortedag 2] 1964 te [geboorteplaats], Brazilië, welk gebruik hierin bestond dat hij, verdachte, voornoemd document ter controle heeft aangeboden aan een persoon belast met enig toezicht op de Luchthaven Schiphol;
4.hij op 16 december 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist dat hij op grond van enig wettelijk voorschrift tot ongewenst vreemdeling was verklaard;
5.
hij in de periode van 29 november 2013 tot en met 30 november 2013, via de Westerschelde en de Noordzee, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 139,7 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne;
en
hij op 30 november 2013, via een grensovergang plaatselijk gelegen op de Westerschelde, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 139,7 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne;
6.hij in de periode van 16 september 2013 tot en met 18 september 2013, in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, geldbedragen van in totaal 105.000 euro heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en omgezet,
terwijl hij en zijn mededaders wisten dat die geldbedragen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen onder 1, 3, 4, 5 en 6 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 3, 4, 5 en 6 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
witwassen.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk gebruik maken van een niet op zijn naam gesteld reisdocument.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
de voortgezette handeling van
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 6 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 3, 4, 5 en 6 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen en beslissingen omtrent het beslag
De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 3, 4, 5 en 6 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd. Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen heeft de advocaat-generaal eveneens gevorderd tot dezelfde beslissingen als de rechtbank.
De raadsman heeft betoogd dat de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf disproportioneel is en heeft gewezen op de omstandigheid dat de verdachte in een eerdere strafzaak een periode in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht die – na toepassing van voorwaardelijke invrijheidstelling – correspondeert met een gevangenisstraf van 7 jaren, terwijl uiteindelijk vier jaren gevangenisstraf is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het transport van een grote hoeveelheid – bijna 140 kilo – cocaïne. Deze cocaïne was verstopt in een container en is per schip vanuit Brazilië, via de Nederlandse territoriale wateren, naar België vervoerd. De rol van de verdachte bestond hierin, dat hij heeft geprobeerd de cocaïne veilig te stellen nadat de container in de haven van Antwerpen was aangekomen. Cocaïne is een voor de gezondheid schadelijke stof. De vervoerde hoeveelheid was van dien aard dat deze bestemd moet zijn geweest voor de verdere verspreiding en handel. Door aldus te handelen heeft de verdachte blijk gegeven slechts oog te hebben gehad voor zijn eigen financiële belangen en persoonlijk voordeel, zonder daarbij acht slaan op het gevaar voor de volksgezondheid die het gebruik van harddrugs met zich meebrengt en de vele vormen van criminaliteit en overlast die met het vervoer, de handel en het gebruik van harddrugs gepaard gaan.
Voorts heeft de verdachte zich – voor een deel samen met anderen – schuldig gemaakt aan het witwassen van geldbedragen van in totaal ruim 145.000 euro. Door deze manier van handelen heeft hij geprobeerd inkomsten uit misdrijven te onttrekken aan het zicht van justitie en de fiscus, hetgeen doorgaans resulteert in een ernstige aantasting van de integriteit van het financieel en economisch bestel in het bijzonder en schade aan de maatschappij in het algemeen. Daarnaast werkt het witwassen van crimineel geld het voortbestaan van verschillende vormen van criminaliteit in de hand.
Tevens heeft de verdachte op de luchthaven Schiphol gebruik gemaakt van een niet op zijn naam gesteld Braziliaans paspoort. Aldus heeft de verdachte het vertrouwen geschonden dat in het internationaal personenverkeer in de juistheid en authenticiteit door van overheidswege verstrekte reis- en identiteitsdocumenten moet kunnen worden gesteld.
Daarnaast heeft de verdachte als vreemdeling in Nederland verbleven, terwijl hij wist dat hij op grond van een wettelijk voorschrift ongewenst was verklaard. Hij heeft daarmee het Nederlandse vreemdelingenbeleid doorkruist en het belang dat door het bevoegd gezag genomen beslissingen worden nageleefd – en daarmee het belang van de openbare orde – geschonden.
Het hof heeft zich er in dit verband nog van vergewist dat de terugkeerprocedure geheel is doorlopen; de verdachte is op 27 september 2012 is uitgezet naar Suriname.
Hoofdstraf
Het hof heeft gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen van de in- en/of uitvoer van harddrugs in organisatieverband plegen te worden opgelegd en die zijn weerslag heeft gevonden in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 april 2016 is hij eerder ter zake van witwassen en de in- en/of uitvoer van verdovende middelen onherroepelijk en tot langdurige gevangenisstraffen veroordeeld. Dit heeft de verdachte er niet van weerhouden zich opnieuw aan soortgelijke strafbare feiten schuldig te maken. Deze eerdere veroordelingen wegen sterk in het nadeel van de verdachte.
Bijzondere persoonlijke omstandigheden van de verdachte die van voldoende gewicht zijn om tot matiging over te gaan van de op te leggen straf, zijn het hof niet gebleken. In hetgeen de raadsman heeft aangevoerd omtrent de in een andere strafzaak toegepaste voorlopige hechtenis ziet het hof geen aanleiding om de in de voorliggende zaak op te leggen straf te bekorten.
Het hof acht als hoofdstraf, alles afwegende, oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van
8 jaren, zoals door de rechtbank opgelegd en door de advocaat-generaal gevorderd, passend en geboden.
Bijkomende straf en andere beslissingen omtrent het beslag
Het onder 1, 3, 5 en 6 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met behulp van de hierna te noemen in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten: twee BlackBerry’s, een geldbedrag van € 40.300, een instapkaart en een vliegbiljet. Deze voorwerpen behoren de verdachte toe. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard.
Nu van de in beslag genomen en hierna te noemen (identiteits)documenten op naam van [naam 1] voorwerpen niet is gebleken dat deze vals of vervalst zijn, zullen deze worden teruggegeven aan de Braziliaanse autoriteiten, als de daarop redelijkerwijs rechthebbenden.
De overige in beslag genomen en nog niet te gegeven voorworpen, als na te noemen, zullen worden teruggegeven aan de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 3, 4, 5 en 6 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag van € 40.300 (80 x € 50 + 3 x € 100);
- een zwarte BlackBerry met PIN-nummer [pin 1];
- een zwart/roze BlackBerry met PIN-nummer [pin 2];
- een instapkaart [nummer 5];
- een vliegbiljet Reisbureau Nova route ams-mad-eze-mad-ams.
Gelast de teruggave aan de Braziliaanse autoriteiten van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een Braziliaans paspoort op naam van [naam 1] met nummer [nummer 6];
- een Braziliaans persoonsbewijs op naam van [naam 1] met nummer [nummer 7];
- een Braziliaanse verkiezingskaart op naam van [naam 1] met nummer [nummer 8];
- een Braziliaans certificaat van vrijstelling van het Ministerie van Defensie op naam van [naam 1] met nummer [nummer 9];
- een Braziliaans bewijs van inschrijving bij het Ministerie van Financiën op naam van [naam 1] met nummer [nummer 10].
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een zwarte BlackBerry met PIN-nummer [pin 3];
- een zwarte BlackBerry met PIN-nummer [pin 4];
- een witte BlackBerry Curve inclusief oplader;
- een telefoontoestel van het merk Nokia inclusief oplader;
- een telefoontoestel van het merk Samsung inclusief oplader;
- een simkaarthouder van T-mobile;
- diverse bescheiden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. A.M. van Woensel en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Huizenga, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
26 april 2016.
mr. A.M. van Woensel is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[.......]
.