Zie HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, NJ 2015/390, m.nt. Mevis, rov. 3.2.1 e.v. en HR 25 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:716.
HR, 17-10-2017, nr. 16/05386
ECLI:NL:HR:2017:2640, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17-10-2017
- Zaaknummer
16/05386
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2017:2640, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 17‑10‑2017; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2016:1600, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:1078, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2017:1078, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑07‑2017
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:2640, Gevolgd
Beroepschrift, Hoge Raad, 12‑01‑2017
- Vindplaatsen
NJ 2017/460 met annotatie van N. Rozemond
SR-Updates.nl 2017-0436 met annotatie van J.H.J. Verbaan
NbSr 2018/11
Uitspraak 17‑10‑2017
Inhoudsindicatie
Medeplegen in- en uitvoer cocaïne, art. 2.A Opiumwet. Betrokkenheid bij transport van bijna 140 kilo cocaïne, die verstopt in een container per schip vanuit Brazilië, via de Nederlandse territoriale wateren, naar België is vervoerd. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2014:3474, ECLI:NL:HR:2015:718 en ECLI:NL:HR:2016:1316 m.b.t. omstandigheid dat bijdrage van de medepleger kan zijn geleverd in de vorm van verscheidene gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit (vgl. ECLI:NL:HR:2012:BW9972). In dergelijke zaken geldt een nadere motiveringsplicht. Dat geldt in nog sterkere mate indien het hoofdzakelijk gaat om gedragingen die ná het strafbare feit zijn verricht (vgl. ECLI:NL:HR:2013:BZ6505). ’s Hofs bewijsvoering biedt zonder nadere ontbrekende motivering onvoldoende grond voor diens oordeel dat verdachte in de bewezenverklaarde periode zo nauw en bewust met anderen heeft samengewerkt dat hij zich toen schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van het binnen het grondgebied respectievelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne. Rol van verdachte bestond immers uit het na de pleegperiode veiligstellen van de zending cocaïne t.b.v. het verdere vervoeren en de verspreiding van die cocaïne. Volgt partiële vernietiging en terugwijzing.
Partij(en)
17 oktober 2017
Strafkamer
nr. S 16/05386
LBS/SA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 26 april 2016, nummer 23/005026-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring onder 5 ten aanzien van het medeplegen niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid.
2.2.1.
Aan de verdachte is onder 5 tenlastegelegd dat:
"hij in of omstreeks de periode van 29 november 2013 tot en met 30 november 2013, in de gemeente Vlissingen (via de Westerschelde en/of de Noordzee), in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 139,7 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
en/of
hij op of omstreeks 30 november 2013, in de gemeente Vlissingen, in elk geval in Nederland, althans via grensovergang plaatselijk gelegen op de Westerschelde, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 139,7 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet."
2.2.2.
Het Hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 29 november 2013 tot en met 30 november 2013, via de Westerschelde en de Noordzee, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 139,7 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne;
en
hij op 30 november 2013, via een grensovergang plaatselijk gelegen op de Westerschelde, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 139,7 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne."
2.2.3.
Deze bewezenverklaring steunt op onder meer de volgende bewijsmiddelen:
"11. Een proces-verbaal met codenummer AH-025 van 18 februari 2014 van de Belastingdienst/ FIOD, kantoor Schiphol, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina's 244-261).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten of één van hen:
Op 16 december 2013 zijn onder verdachte [verdachte] zeven mobiele telefoons waaronder vijf BlackBerries, in beslag genomen. Deze mobiele telefoons zijn, voor zo ver mogelijk, uitgelezen. In het geheugen van de Blackberry met pinnummer [001] zijn onder meer BlackBerry Messenger berichten, chatsessies, aangetroffen in de Engelse, Portugese en Nederlandse taal. De Engelse en Portugese chatsessies zijn vertaald.
De inhoud van deze chatsessies gaat onder meer, vermoedelijk, over een container die van Vitoria, Brazilië, naar Antwerpen, België, is verscheept. In deze container is door de politie in Antwerpen op 5 december 2013 een hoeveelheid van 139,7 kilogram cocaïne aangetroffen. Het vermoeden bestaat dat de cocaïne die in de container is aangetroffen door één of meerdere personen in Brazilië in de container is geplaatst bij een reguliere partij koffiebonen. Deze cocaïne is met de reguliere partij koffiebonen 'meegelift' naar de haven van Antwerpen. In Antwerpen had de cocaïne uit de container weggehaald moeten worden voordat de container bij de feitelijke ontvanger afgeleverd zou worden.
De 139.7 kilogram cocaïne is, verborgen in vijf sporttassen, aangetroffen in een container met nummer [002] . Deze container was geladen met een reguliere partij koffiebonen die vermeld stond op vrachtbrief B/L [003] .
Op de B/L [003] staat als verzender van deze partij vermeld:
[A] SA.
Vitoria, Brazil.
Op de B/L [003] staat als geadresseerde van deze partij vermeld:
[B] NV
Antwerpen, Belgium.
In gevorderde verkeersgegevens van telefoonnummers, behorend bij telefoons welke op 16 december 2013 onder verdachte [verdachte] in beslag zijn genomen, hebben wij onder meer gelezen dat de telefoon met telefoonnummer [06-001] [het hof leest dit nummer, gelet op hetgeen op de pagina 262 van het dossier is opgenomen, verbeterd als [06-001] ] in onderstaande perioden buiten Nederland was en zich vermoedelijk in België bevond:
- 30 november 2013 van 11.22 uur tot 3 december 2013 21.49 uur;
- 4 december 2013 van 23.30 uur tot 5 december 2013
4.24
uur;
- 5 december 2013 van 21.39 uur tot 6 december 2013 16.00 uur.
Wij hebben in de geheugens van de uitgelezen mobiele telefoons onder meer de volgende chatsessies gelezen:
■ Chatsessies tussen: ' [C] " pinnr. [001] en " [D] " pinnr. [004] ;
■ Chatsessies tussen: " [C] " pinnr. [001] en " [E] " pinnr. [005] ;
■ Chatsessies tussen: " [C] " pinnr. [001] en " [F] " pinnr. [006] .
De chatsessies vinden plaats tussen 3 december 2013 en 15 december 2013.
Fragment I
[C]
TimeStamp: 3-12-2013 17:32:08(UTC+0)
Ok... Maar we zijn erg gestrest omdat de auto er niet is..
[C]
TimeStamp: 3-12-2013 17:51:29(UTC+0)
Het probleem hierbij... De auto stond niet waar alle andere stonden.. dat is 100%...waarom ons alle andere nummers oplezen en de onze is daar niet... dat is de vraag die wij hebben... waarom was het er niet?? Waarom was die auto daar niet... en waar heeft hij die dan naartoe meegenomen..?..dat zijn onze vragen hier..
[D]
TimeStamp: 3-12-2013 18:00:01(UTC+0)
De auto kan hier bij mij zijn...
[D]
TimeStamp: 3-12-2013 18:00:07(UTC+0)
Of ze hebben de auto opgegeten....
[D]
TimeStamp: 3-12-2013 18:00:19(UTC+0)
Iemand heeft hem doorgeslikt
Fragment 2
[D]
TimeStamp: 4-12-2013 11:55:32(UTC+0)
En vriend, hoe heb je het opgelost??
[C]
TimeStamp: 4-12-2013 11:57:05(UTC+0)
Het kan niet opgelost worden.. Hij is al weg van de binnenplaats..
[C]
TimeStamp: 4-12-2013 11:57:49(UTC+0)
Hij is bij het bedrijf afgeleverd
[C]
TimeStamp: 4-12-2013 12:00:32(UTC+0)
Het is over.. Ik heb een bespreking met die lui, want hij zal willen onderzoeken waarom de auto niet bij de anderen stond, die maandag van de bus kwam
[D]
TimeStamp: 4-12-2013 12:28:10(UTC+0)
De dikke heeft mij een nummer gegeven, wil jij kijken of je het kunt vinden??
[D]
TimeStamp: 4-12-2013 12:28:17(UTC+0)
De auto??
[C]
TimeStamp: 4-12-2013 12:28:57(UTC+0)
Ok..
[D]
TimeStamp: 4-12-2013 12:30:27(UTC+0)
Wil jij het nummer of niet vriend ???
[C]
TimeStamp: 4-12-2013 12:30:39(UTC+0)
Ja..
[D]
TimeStamp: 4-12-2013 12:31:41(UTC+0)
Ok, ik geef het je...!
[D]
TimeStamp: 4-12-2013 12:33:04(UTC+0)
BL booking [003]
Fragment 3
[C]
TimeStamp: 4-12-2013 17:21:30(UTC+0)
Ik weet het niet Pool... Ik denk van niet... Want de auto staat niet meer op de binnenplaats..
[D]
TimeStamp: 4-12-2013 17:21:55(UTC+0)
Echt?
[D]
TimeStamp: 4-12-2013 17:22:03(UTC+0)
Weet je het zeker?
[D]
TimeStamp: 4-12-2013 17:22:38(UTC+0)
Je moet op internet kijken... het is gisteren al naar het bedrijf gegaan
[C]
TimeStamp: 4-12-2013 17:22:38(UTC+0)
heb je niet gezocht op het nummer dat ik je heb gegeven???
[D]
TimeStamp: 4-12-2013 17:23:16(UTC+0)
Uhm....
[C]
TimeStamp: 4-12-2013 17:23:17(UTC+0)
Het nummer dat je mij hebt gegeven is het "bill of loading" nummer..
[C]
TimeStamp: 4-12-2013 18:43:00(UTC+0)
Pool.... 03:00 tijd van hier, mijn vrienden (het zijn er 2) gaan opnieuw naar binnen om er een voor de auto te geven
[C]
TimeStamp: 4-12-2013 18:44:00(UTC+0)
Die lui hier hebben mij uitgelegd dat zij ontdekt hebben wat er met onze auto gebeurd is...Maar wij willen nog
[C]
TimeStamp: 4-12-2013 18:44:21(UTC+0)
opnieuw gaan kijken...Maar het is hier zeker niet meer
[C]
TimeStamp: 4-12-2013 18:44:47(UTC+0)
Zij gaan opnieuw naar binnen..Ik ga niet meer samen met hen..
[D]
TimeStamp: 4-12-2013 18:45:56(UTC+0)
Is het mogelijk dat de auto daar is???
[C]
TimeStamp: 4-12-2013 18:49:03(UTC+0)
Ikzelf dacht van niet...Maar mijn vrienden dachten van wel, zij wilden gaan..
[D]
TimeStamp: 4-12-2013 18:49:35(UTC+0)
Ja, het moet daar zijn...
Fragment 4
[C]
TimeStamp: 5-12-2013 l:43:26(UTC+0)
Hey...
[C]
TimeStamp: 5-12-2013 l:43:55(UTC+0)
Over 15 minuten gaan mijn vrienden (2) opnieuw naar binnen....
[C]
TimeStamp: 5-12-2013 l:44:03(UTC+0)
Ik blijf buiten..
[C]
TimeStamp: 5-12-2013 2:40:55(UTC+0)
Ze zijn terug...Het is over vriend... niets...We spreken elkaar.
Fragment 5
[D]
TimeStamp: 5-12-2013 20:11:27(UTC+0)
Die kerel van [...] is wanhopig berichtjes aan het sturen, hij zegt dat de auto er nog is.
[C]
TimeStamp: 5-12-2013 20:12:03(UTC+0)
Hoe weet hij dat?..
[D]
TimeStamp: 5-12-2013 20:12:19(UTC+0)
Wat is er aan de hand vriend....
[C]
TimeStamp: 5-12-2013 20:12:45(UTC+0)
Gisteravond zijn twee vrienden opnieuw gegaan, maar niets..
[C]
TimeStamp: 5-12-2013 20:20:35(UTC+0)
Ik hoefde nooit met jou te praten. Ik heb hier mensen die de BL kunnen zien...jullie zouden met de BL in jullie hand hier moeten komen
[D]
TimeStamp: 5-12-2013 20:21:48(UTC+0)
Dus jullie hebben geen toegang tot niets vriend???
[C]
TimeStamp: 5-12-2013 20:22:24(UTC+0)
Ik heb toegang tot de binnenplaats, zoals ik jullie vertelde. Er is iemand van jullie met ons naar binnen gegaan..
[D]
TimeStamp: 5-12-2013 20:25:41 (UTC+0)
Geef het nummer zodat de dikke je kan bellen!!!!!
[C]
TimeStamp: 5-12-2013 20:27:12(UTC+0)
Ik ga de kale ontmoeten.. Ik ben onderweg..
[D]
TimeStamp: 5-12-2013 20:27:51 (UTC+0)
ik geef het op.. ik verlaat het zinkende schip..het is al goed
[D]
TimeStamp: 5-12-2013 20:29:47(UTC+0)
De dikke wil dat je de sloten inlevert lan..
[D]
TimeStamp: 5-12-2013 20:29:55(UTC+0)
Aan zijn vriend...
[C]
TimeStamp: 5-12-2013 20:31:27(UTC+0)
Ok..Hoe doe ik dat dan..
[C]
TimeStamp: 5-12-2013 20:32:04(UTC+0)
Geef mijn pin aan de vriend van de dikke
[D]
TimeStamp: 5-12-2013 20:32:18(UTC+0)
Ik ben hier al aan het kijken...
[D]
TimeStamp: 5-12-2013 20:32:47(UTC+0)
24e099ec
[C]
TimeStamp: 5-12-2013 20:33:07(UTC+0)
Van wie is die pin?
[D]
TimeStamp: 5-12-2013 20:33:24(UTC+0)
Van de dikke
[D]
TimeStamp: 5-12-2013 20:34:22(UTC+0)
Dat is niet de juiste, het is 24e0992c
[D]
TimeStamp: 5-12-2013 20:34:54(UTC+0)
Die is het, bel die dikke nu...
[C]
TimeStamp: 5-12-2013 20:35:11(UTC+0)
Ja, ik heb hem uitgenodigd.
[D]
TimeStamp: 5-12-2013 20:35:24(UTC+0)
Okk
Fragment 6
[E]
TimeStamp: 5-12-2013 20:39:42(UTC+0)
Zeg het maar vriend
[E]
TimeStamp: 5-12-2013 20:39:43(UTO0)
Hoe gaat het
[C]
TimeStamp: 5-12-2013 20:40:08(UTC+0)
Slecht...
[C]
TimeStamp: 5-12-2C013 20:40:18(UTC+0)
Ik ben hier heel boos..
[E]
TimeStamp: 5-12-2013 20:40:44(UTC+0)
De vrienden van [...] zitten in het systeem en het is daar nog zonder dat het opgehaald is. De BL wordt nog vastgehouden want het is nog niet verstuurd
[C]
TimeStamp: 5-12-2013 20:41:53(UTC+0)
Heb je het nummer via internet gezocht??..
[C]
TimeStamp: 5-12-2013 20:44:00(UTC+0)
De Pool heeft gezegd dat als je wilt ik de verzegelingen aan jouw vriend hier kan geven..
[E]
TimeStamp: 5-12-2013 20:46:4l(UTC+0)
Want die kerel kwam later pas langs. En hij had verkeerde nummers doorgegeven en Jaca is er niet meer. Het duurde even voordat we de ander vonden
[E]
TimeStamp: 5-12-2013 20:47:15(UTC+0)
Om de verzegelingen te krijgen, grote vriend?
[C]
TimeStamp: 5-12-2013 20:47:17(UTC+0)
Ja
[C]
TimeStamp: 5-12-2013 20:47:28(UTO0)
Ik ben er..
[E]
TimeStamp: 5-12-2013 20:50:37(UTC+0)
Ik vraag of die persoon je wil bellen en je wil ontmoeten
[E]
TimeStamp: 5-12-2013 21:02:15(UTC+0)
Op de derde dag is hij vrijgegeven om af te handelen
[E]
TimeStamp: 5-12-2013 2l:02:27(UTC+0)
Maar die kerel zegt dat de BL nog in het systeem staat
[E]
TimeStamp: 5-12-2013 21:02:42(UTC+0)
Dat wil zeggen dat het daar is en dat er nog een document ontbreekt
[E]
TimeStamp: 5-12-2013 21:02:47(UTC+0)
Dat zegt hij, we zullen zien
[C]
TimeStamp: 5-12-2013 21:05:30(UTC+0)
Wanneer komt jouw vriend om de verzegelingen op te halen?
[E]
TimeStamp: 5-12-2013 21:08:55(UTC+0)
Hij gaat je bellen, ik heb hem het nummer al gegeven
[C]
TimeStamp: 5-12-2013 21:09:12(UTC+0)
Heb jij de BL in handen???
[E]
TimeStamp: 5-12-2013 22:21:47(UTC+0)
Ik heb alleen de naam. [A] sa.
Opmerking verbalisanten:
Dit is de bedrijfsnaam van de verzender van de koffiebonen die geladen zaten in de container [002] waarin 139,7 kilogram cocaïne is aangetroffen.
[E]
TimeStamp: 5-12-2013 22:21:57(UTC+0)
Koper en verkoper hetzelfde bedrijf
[C]
TimeStamp: 5-12-2013 22:22:50(UTC+0)
Ik ga zoeken op het internet om te zien of ik het adres kan vinden
[E]
TimeStamp: 5-12-2013 22:23:01(UTC+0)
BL Booking [003]
Opmerking verbalisanten:
Dit is het BIL nummer dat hoort bij de zending met koffiebonen die geladen zaten in de container [002] waarin 139,7 kilogram cocaïne is aangetroffen.
[C]
TimeStamp: 5-12-2013 22:23:08(UTC+0)
Is goed
Fragment 7
[E]
TimeStamp: 9-12-2013 20:05:29(UTC+0)
Hoe gaat het vriend
[C]
TimeStamp: 9-12-2013 20:06:15(UTC+0)
Hetzelfde vriend.. Heel leeg in mijn lichaam.. Heeft die donkere vriend van jou al nieuws?
[E]
TimeStamp: 9-12-2013 20:06:56(UTC+0)
Niets vriend, hij heeft geen nieuws
[C]
TimeStamp: 9-12-2013 20:07:23(UTC+0)
Ohh...ik heb ook geen nieuws... Ik zoek de hele dag op internet
Opmerking verbalisanten:
Vermoedelijk zoekt verdachte [verdachte] op internet naar een nieuwsbericht dat erin de haven van Antwerpen cocaïne is aangetroffen in een container uit Brazilië.
[E]
TimeStamp: 9-12-2013 20:07:24(UTC+0)
Wat jammer vriend. Denk je dat er niets in die container zat?
[C]
TimeStamp: 9-12-2013 20:07:30(UTC+0)
of ik iets van vinden..
[E]
TimeStamp: 9-12-2013 20:07:40(UTC+0)
Je hebt niets gehoord, toch
[E]
TimeStamp: 9-12-2013 20:07:46(UTC+0)
Of er iets is gebeurd of niet
[C]
TimeStamp: 9-12-2013 20:07:49(UTC+0)
Niets niets..
[C]
TimeStamp: 9-12-2013 20:09:43(UTC+0)
Maar het is heel moeilijk, ik heb ley nodig om meer te weten te komen..
[C]
TimeStamp: 9-12-2013 20:10:10(UTC+0)
Deze week gaat iemand mij aan een douane van daar voorstellen..
[C]
TimeStamp: 9-12-2013 20:10:27(UTC+0)
We zullen zien of ik uit kan vinden wat er gebeurd is..
[E]
TimeStamp: 9-12-2013 20:1 l:23(UTC+0)
Op het internet staat niets, er staat niet of er iets gevonden is of zoiets
Opmerking verbalisanten:
[E] bedoelt hier waarschijnlijk dat er op internet geen nieuws staat dat er in de haven van Antwerpen cocaïne is aangetroffen in een container uit Brazilië.
[C]
TimeStamp: 9-12-2013 20:1 l:29(UTC+0)
En ik houd er niet van om via de BlackBerry chat hierover met jullie te praten..
[C]
TimeStamp: 9-12-2013 20:14:35(UTC+0)
En mijn mensen zeiden mij, omdat het niet stond op de plek waar alle andere containers stonden..
[C]
TimeStamp: 9-12-2013 20:14:50(UTC+0)
Op maandag
[C]
TimeStamp: 9-12-2013 20:14:53(UTC+0)
Nacht...
[E]
TimeStamp: 9-12-2013 20:14:56(UTC+0)
Wat zei de donkere hierover?
[C]
TimeStamp: 9-12-2013 20:15:29(UTC+0)
Het leek alsof de container een rode vlag had..
[E]
TimeStamp: 9-12-2013 20:15:45(UTC+0)
Je hebt gezien dat die boot daar zaterdag aankwam. Hij is daar zaterdag en zondag gebleven.
Opmerking verbalisanten:
Het schip met de naam "Grande Senegal" waarmee de container [002] van Brazilië naar België is vervoerd, is op zaterdag 30 november 2013 in de haven van Antwerpen aangekomen.
[C]
TimeStamp: 9-12-2013 20:16:09(UTC+0)
De douane heeft die container meegenomen toch?
[C]
TimeStamp: 9-12-2013 20:16:20(UTC+0)
Naar een andere plek.. Een speciale afdeling..
[E]
TimeStamp: 9-12-2013 20:18:19(UTC+0)
Maar kan het zijn dat de douane het naar een andere plek heeft meegenomen en niets heeft gevonden? Anders zou het daar op het nieuws zijn
[C]
TimeStamp: 9-12-2013 20:19:24(UTC+0)
Er zat niets in de container
[C]
TimeStamp: 9-12-2013 20:19:52(UTC+0)
Het is maandagmiddag vrijgegeven en dinsdagmiddag was het bij het bedrijf
Opmerking verbalisanten:
De container [002] is op dinsdag 3 december 2013 afgeleverd bij de ontvanger van de koffiebonen.
[C]
TimeStamp: 9-12-2013 20:20:0l(UTC+0)
Zij hadden de container
[C]
TimeStamp: 9-12-2013 20:20:28(UTC+0)
Vrijdag keerde de container leeg van het bedrijf terug...
[C]
TimeStamp: 9-12-2013 20:22:49(UTC+0)
Ik zat achter de documenten aan om erachter te komen of mijn vermoedens werkelijkheid waren..
[C]
TimeStamp: 9-12-2013 20:23:39(UTC+0)
Ik weet niet of het mij gaat lukken maar ik ga mijn best doen
[C]
TimeStamp: 9-12-2013 20:24:01(UTC+0)
Wij hebben de douane van daar
[E]
TimeStamp: 9-12-2013 20:24:08(UTC+0)
Ja vriend, je moet alles zien wat je daar te zien kunt krijgen, om het op te helderen
[C]
TimeStamp; 9-12-2013 20:24:23(UTC+0)
Hij is een beetje boos
[E]
TimeStamp: 9-12-2013 20:24:34(UTC+0)
Heb jij contacten bij de douane?
[C]
TimeStamp: 9-12-2013 20:24:58(UTC+0)
Ik niet...het is een vriend waar ik nu mee in contact ben
[C]
TimeStamp: 9-12-2013 20:25:14(UTC+0)
Om mij te helpen gaat hij erachteraan om te zien wat er gebeurd is
[C]
TimeStamp: 9-12-2013 20:25:22(UTC+0)
Maar hij is heel boos op mij
[E]
TimeStamp: 9-12-2013 20:25:40(UTC+0)
Dat zou goed zijn vriend. Want zij weten door het systeem waar alles zich bevindt.
[C]
TimeStamp: 9-12-2013 20:26:07(UTC+0)
Precies
[C]
TimeStamp: 9-12-2013 20:26:54(UTC+0)
Ik moet die van de douane iets betalen..
[C]
TimeStamp: 9-12-2013 20:27:18(UTC+0)
Ik heb met mijn contact hier gesproken.. Als hij iets heeft neem hij de documenten mee toch?
[C]
TimeStamp: 9-12-2013 20:27:2l(UTC+0)
Zodat het doorgang vindt
[C]
TimeStamp: 9-12-2013 20:27:36(UTC+0)
Ik heb hem al een koffietje gegeven..
Fragment 8
[D]
TimeStamp: 10-12-2013 19:02:48(UTC+0)
Nu hebben die lui van Vitor het erover dat het gelukt is en dat alles goed is gegaan, en zij willen geld zien, het is waanzin.....
[C]
TimeStamp: 10-12-2013 1 9:03:36(UTC+0)
Zeg tegen hen dat ze stront moeten gaan eten...
[C]
TimeStamp: 10-12-2013 19:04:12(UTC+0)
Ik ben bijna zeker van wat zij gedaan hebben...Hij heeft niets verstuurd..
[C]
TimeStamp: 10-12-2013 1 9:04:53(UTC+0)
Maar ik heb nooit kunnen vaststellen dat het zo gegaan is als ik denk
[D]
TimeStamp: 10-12-2013 1 9:05:13(UTC+0)
Neem de ijzers mij en we gaan het met hen oplossen...
[C]
TimeStamp: 10-12-2013 19:05:21 (UTC+0)
Ja…
[C]
TimeStamp: 10-12-2013 19:05:35(UTC+0)
Ik sta aan jouw kant... rustig..
[D]
TimeStamp: 10-12-2013 19:06:06(UTC+0)
Ja, dat weet ik....
[D]
TimeStamp: 10-12-2013 19:06:19(UTC+0)
Hier in de krant staat niets... op het internet ook niets..
[D]
TimeStamp: 10-12-2013 19:06:26(UTC+0)
Vriend hier precies hetzelfde,!!
[C]
TimeStamp: 10-12-2013 19:06:35(UTC+0)
Heel vreemd..
Fragment 9
[F]
TimeStamp: 10-12-2013 22:06:10(UTC+0)
Vriend, dit is echt een serieus probleem geworden...
[C]
TimeStamp: 10-12-2013 22:07:27(UTC+0)
Ik weet het... ik ben ook gestrest met die lui van hier...
[C]
TimeStamp: 10-12-2013 22:08:29(UTC+0)
Alles is met die [...] begonnen, toen werd het moeilijk
[C]
TimeStamp: 10-12-2013 22:09:26(UTC+0)
Ik zit er hier nog achteraan om te weten te komen hoe er niets in de krant is gekomen of op het nieuws op internet is verschenen
Fragment 10
[C]
TimeStamp: 14-12-2013 21:00:28(UTC+0)
Hey..
[E]
TimeStamp: 14-12-2013 23:06:08(UTC+0)
Hey
[E]
TimeStamp: 14-12-2013 23:06:11(UTC+0)
zeg het maar vriend
[C]
TimeStamp: 14-12-2013 23:06:45(UTC+0)
Ik wil weten of jij iets ontdekt hebt?
[E]
TimeStamp: 14-12-2013 23:06:55(UTC+0)
Niets vriend
[E]
TimeStamp: 14-12-2013 23:06:57(UTC+0)
En jij?
[C]
TimeStamp: 14-12-2013 23:07:04(UTC+0)
pff...ook niets
[E]
TimeStamp: 14-12-2013 23:08:21(UTC+0)
Helemaal niets nieuws daar?
[C]
TimeStamp: 14-12-2013 23:08:25(UTC+0)
Maar de mensen bij Vitor hebben ook niets gezien?
[C]
TimeStamp: 14-12-2013 23:08:30(UTC+0)
niets.. hier..
[C]
TimeStamp: 14-12-2013 23:08:32(UTC+0)
niets
Fragment 11
[E]
TimeStamp: 15-12-2013 0:08:51 (UTC+0)
En er is daar niets op het nieuws geweest?
[C]
TimeStamp: 15-12-2013 l:54:50(UTC+0)
Nee. .Niets..
Fragment 12
[D]
TimeStamp: 15-12-2013 19:27:15(UTC+0)
Wanneer kom je hierheen??
[C]
TimeStamp: 15-12-2013 1 9:27:52(UTC+0)
Deze week...
[C]
TimeStamp: 15-12-2013 1 9:28:54(UTC+0)
Hier is niets in de krant verschenen... niets
[C]
TimeStamp: 15-12-2013 19:29:1 l(UTC+0)
Hebben jullie daar iets gehoord..
[D]
TimeStamp: 15-12-2013 19:29:14(UTC+0)
Ok...breng de sloten, zodat wij ze in kunnen leveren en geld kunnen eisen van deze lui...
[C]
TimeStamp: 15-12-2013 19:29:33(UTC+0)
zeker vriend...
[C]
TimeStamp: 15-12-2013 19:29:46(UTC+0)
Ik heb hier echt genoeg van
[D]
TimeStamp: 15-12-2013 19:30:13(UTC+0)
Wij zijn het erover eens
[C]
TimeStamp: 15-12-2013 19:3 l:06(UTC+0)
Dat er niets in de auto lag
[C]
TimeStamp: 15-12-2013 19:31:29(UTC+0)
Of... Zij hebben iemand anders gestuurd die het eruit heeft gehaald voordat ik kwam..
[D]
TimeStamp: 1 5-12-2013 19:31:43(UTC+0)
Wij gaan met hen samenkomen, als we de sloten in de hand hebben...vriend zodat zij mij gaan betalen...
[C]
TimeStamp: 15-12-2013 19:31:45(UTC+0)
Het was maandag..
[D]
TimeStamp: 15-12-2013 19:32:05(UTC+0)
Ja...we komen er wel achter wat er gebeurd is....
[D]
TimeStamp: 15-12-2013 19:33:27(UTC+0)
Ja, rustig, want jij hebt de sloten...
[D]
TimeStamp: 15-12-2013 19:33:44(UTC+0)
En het bedrijf, die pikt het niet als het verbroken is...
[C]
TimeStamp: 15-12-2013 19:34:20(UTC+0)
Correct
12. Een proces-verbaal met PV code AH-030 van 6 maart 2014 van de Belastingdienst/ FIOD, kantoor Schiphol, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 1] (doorgenummerde pagina's 293-294).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten of één van hen:
Op 16 december 2013 zijn onder verdachte [verdachte] zeven mobiele telefoons in beslag genomen. Deze mobiele telefoons zijn, voor zo ver mogelijk, uitgelezen.
In het geheugen van één van deze mobiele telefoons, een BlackBerry 9320 met pinnummer [001] , hebben wij een chatsessie gelezen waarin gesproken wordt over een zogenaamde Bill of Loading met nummer [003] . Een Bill of Loading is een vrachtbrief welke hoort bij een partij goederen die al dan niet in een container als zeevracht vervoerd worden.
Wij hebben bij het Douane Informatie Centrum (DIC) informatie gevraagd met betrekking tot het B/L nummer [003] .
Op 20 januari 2014 hebben wij de volgende informatie ontvangen van het DIC:
- het B/L nummer [003] is gebruikt bij de rederij "Grimaldi Lines";
- er is een zending verscheept in een container met nummer [002] ;
- deze container is verscheept vanuit Vitoria, Brazilië, met de bestemming Antwerpen, België;
- de container heeft aan boord gestaan van een schip met de naam "Grande Senegal";
- dit schip is op 30 november 2013 aangekomen in de haven van Antwerpen;
- de zending was bestemd voor het bedrijf " [B] " in Antwerpen;
- de container is op 1 december 2013 gelost in de haven van Antwerpen;
- de container is op 3 december 2013 afgeleverd bij de ontvanger in Antwerpen.
Bevraging Europol
Op 27 januari 2014 is de informatie die wij hebben ontvangen van het DIC uitgezet bij Europol. Aan de Belgische autoriteiten is verzocht om na te gaan of er mogelijk verdovende middelen zijn aangetroffen in de betreffende container.
Op 31 januari 2014 kregen wij het bericht van Europol dat de Belgische autoriteiten op 5 december 2013 in de betreffende container met nummer [002] , welke geladen was met koffie, 139,7 kg cocaïne hadden aangetroffen.
Op 12 februari 2014 is informatie ontvangen van de Belgische autoriteiten. Deze informatie bestond uit een aanvangsprocesverbaal en fotodossier van de aangetroffen cocaïne.
In het aanvangsprocesverbaal is te lezen dat er op 5 december 2013 in Antwerpen 139,7 kg cocaïne is aangetroffen bij het lossen van een container met nummer [002] .
De container was afkomstig van het schip de Grande Senegal uit Brazilië.
De container was geladen met 320 zakken koffiebonen en daartussen worden vijf sporttassen aangetroffen, elk gevuld met 26 pakketten cocaïne.
De container staat vermeld op BIL nummer [003] .
De ontvanger van de container is [B] en de verzender is [A] te Brazilië.
13. Een proces-verbaal met codenummer AH-031 van 26 maart 2014 van de Belastingdienst/ FIOD, kantoor Schiphol, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina 295).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten of één van hen:
Het schip de "Grande Senegal", met aan boord de zeecontainer [002] , is op 30 november 2013 komende vanaf de Noordzee de Nederlandse territoriale wateren binnengevaren en vervolgens via de Westerschelde, Nederlands grondgebied, naar de bestemmingshaven Antwerpen gevaren.
13a. Een geschrift, te weten een stuk met opschrift 'Reishistoriek' van 25 mei 2014 (doorgenummerde pagina's 778 tot en met 786).
Dit geschrift houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, in:
Schip: Grande Senegal
Locatie ATA [het Hof begrijpt: Actual Time of Arrival]
Blokgrens Steenbank 30/11/2013 02:09
Vlissingen Rede 30/11/2013 04:30
Vlissingen – Borssele 30/11/2013 04:47
Passage Terneuzen Buiten[n] 30/11/2013 05:21
Blokgrens HW/WA 30/11/2013 06:10
Liefkenshoektunnel 30/11/2013 07:19
Verrebroekdok (L.O.) 30/11/2013 09:16
14. Een geschrift, te weten een kopie van een proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , agenten van de Gerechtelijke Politie te Antwerpen, van 5 december 2013 en met pv-nummer AN.60.FX. 101840/2013 (doorgenummerde pagina's 811-813).
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven als mededeling van verbalisanten of één van hen:
Op 5 december 2013 om 10.05 uur zijn opstellers met dienst belast binnen de haven van Antwerpen. Via het CIC Antwerpen worden wij genoemd tijdstip naar de [a-straat 1] (het hof begrijpt: te Antwerpen) gestuurd. Ter plaatse hebben werknemers van de firma (het hof begrijpt: de firma [B] ) drugs aangetroffen in een container.
Vaststellingen
Wij begeven ons onmiddellijk ter plaatse en komen aan om 10.10 uur. Ter plaatse ontmoeten wij [betrokkene 1] . Betrokkene meldt ons dat hij verantwoordelijke is van alle magazijnen van de [B] . [betrokkene 1] werd om 09.53 uur opgeroepen om zich naar de [a-straat 1] te begeven alwaar drugs werden aangetroffen in een container die diende gelost te worden. De container is geladen met zakken koffie, komende van Brazilië – eindbestemming Zwitserland. Ter plaatse stelde hij vast dat er vier sportzakken aanwezig waren bij het openen van de container.
Wij kunnen vaststellen dat, bij het verder lossen, er een vijfde sportzak werd aangetroffen. Het betreft vijf grote sportzakken van zwarte kleur met vermoedelijke inhoud cocaïne.
Gegevens container - Verplaatsingen
Het betreft een container met nummer [002] dewelke werd verscheept onder BL nummer [003] door Grimaldi Lines. De container werd verscheept vanuit Brazilië, haven Vitoria dt, aan boord van het zeeschip Grande Senegal en geplaatst op kaai 1333 met als eindbestemming Zwitserland ( [B] ).
Deze container werd gelost op kaai 1333 op datum van 1 december 2013 om 07.30 uur en op datum van 3 december 2013 om 17.00 uur opgehaald door [B] met als bestemming [a-straat 1] . Hier werd deze binnen hun gesloten omheining geplaatst en pas geopend op 5 december 2013.
15. Een geschrift, te weten een kopie van een proces-verbaal van vaststelling met nummer 8124/2013 van [betrokkene 2] , financieel deskundige, [betrokkene 3] , financieel assistent en [betrokkene 4] , administratief assistent, allen tewerkgesteld te Antwerpen Opsporingsinspectie der douane en accijnzen, van 10 december 2013 (doorgenummerde pagina's 818-820).
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven als mededeling van verbalisanten of één van hen:
Op 5 december 2013 ontvangen wij van de Scheepvaartpolitie het bericht dat zij 5 sporttassen met cocaïne in beslag hebben genomen en het verzoek om deze tassen op te halen. De magistraat bij het Parket van Antwerpen gaf opdracht om de partij cocaïne in beslag te nemen en dit over te dragen aan de douane voor beschrijving, staalname, opstellen fotodossier en vernietiging.
Op 10/12/2013 onderzoeken wij de getapete pakken cocaïne. Het betreffen 130 getapete pakken. De pakken worden op de geijkte weegschaal gewogen. Het totale gewicht bedraagt 139,700 kg. De 130 pakken waren verdeeld over vijf zwarte sporttassen.
(...)
18. Een proces-verbaal met codenummer AH-038 van 13 juni 2014 van de Belastingdienst/ FIOD, kantoor Schiphol, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina's 310-319).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten of één van hen:
Op 16 april 2014 heeft de Officier van Justitie van het arrondissementsparket Noord Holland middels een aanvullend rechtshulpverzoek het navolgende verzocht aan de Belgische autoriteiten:
Historische verkeersgegevens van mobiele telefoons en, voor zover bekend, de daarbij behorende telefoonnummers voor de periode 30 november 2013 tot en met 6 december 2013.
Op 11 juni 2014 is de verzochte informatie van de Belgische autoriteiten ontvangen.
Van drie telefoons hebben wij verkeersgegevens ontvangen. Het betreffen verkeersgegevens van de volgende drie telefoons:
- BlackBerry curve, IMEI-nummer [007] ;
- Samsung GT-E1190, IMEI-nummer [008] , telefoonnummer + [06-002] ;
- Blackberry curve, IMEI-nummer [009] , telefoonnummer + [06-001] .
(...)
19. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De Samsung GT-E1190, de witte BlackBerry 9320 en de roze BlackBerry 9320 zijn van mij. De zwarte BlackBerry 9300 is van mij.
Ik ben ' [C] ' in de pinggesprekken die met de roze BlackBerry zijn gevoerd. De roze Blackberry is van mij. U houdt mij voor dat de roze BlackBerry op 2 december 2013 heeft aangestraald in de buurt van de [a-straat 1] in Antwerpen en dat in deze straat de container was geplaatst op het terrein van het bedrijf [B] B.V.
Waarschijnlijk zijn we langs die straat gereden.
Tot 2 of 3 december 2013 was ik de gebruiker van de zwarte BlackBerry 9320 met pingnummer [001] en heb ik met die telefoon pinggesprekken gevoerd onder de naam [C] . Op 16 december 2013 heb ik op Schiphol geld en de telefoon [001] in mijn broek gestopt."
2.2.4.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep het verweer gevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde in- en uitvoer van cocaïne. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die in de periode van 3 tot en met 16 december 2013 met de profielnaam " [C] " de in het dossier vermelde pinggesprekken heeft gevoerd. Voorts heeft de raadsman gesteld dat het niet meer dan een aanname is dat de genoemde pinggesprekken over cocaïne gingen en de deelnemer aan die gesprekken heeft geweten dat de container cocaïne bevatte. Voor zover uit de inhoud van de pinggesprekken kan volgen dat er wetenschap was van een illegale inhoud van de container hoeft dat niet zonder meer betrekking te hebben op cocaïne. Dat er daadwerkelijk cocaïne is aangetroffen in de container is een wetenschap die eerst achteraf bekend is geworden. Tot slot heeft de raadsman betoogd dat, voor zover kan worden aangenomen dat het de verdachte is geweest die de genoemde pinggesprekken heeft gevoerd, niet is gebleken dat hij handelingen heeft verricht die waren gericht op het in- en/of uitvoeren van cocaïne en als dit al het geval zou zijn, dat niet kan worden vastgesteld dat hij daardoor als medepleger van het ten laste gelegde kan worden aangemerkt.
Het hof verwerpt de verweren van de raadsman en overweegt daartoe als volgt.
De verdachte is op 16 december 2013 aangehouden op de luchthaven Schiphol. Hij had een geldbedrag van € 40.655 en 7 mobiele telefoons in zijn bezit. In één van deze telefoons (een Blackberry 9320 met pin [001] , hierna: telefoon [001] ) zijn zogenoemde pinggesprekken aangetroffen die met die telefoon onder de profielnaam " [C] " zijn gevoerd met gesprekspartners die gebruik maakten van de profielnamen " [D] " en " [E] ". De pinggesprekken hebben plaatsgevonden tussen 3 december 2013 en 15 december 2013
(p. 246 e.v.). In een pinggesprek, gevoerd tussen [C] en [D] op 3 en 4 december 2013, is gesproken over een auto die er niet was en die al weg was van de binnenplaats. Vervolgens heeft [D] een cijfer/letterreeks doorgegeven aan [C] , te weten:
"BL booking [003] ". [D] heeft [C] daarbij duidelijk gemaakt dat deze op het internet moest kijken om te zien of het gisteren al naar het bedrijf was gegaan. [C] heeft hierop geantwoord dat het nummer dat [D] hem heeft gegeven het "bill of loading nummer" is en voorts dat om 03.00 uur twee van zijn vrienden opnieuw naar binnen zouden gaan "om er een voor de auto te geven". Op 4 en 5 december 2013 heeft [C] pinggesprekken met [D] [E] gevoerd waarin is gesproken over verzegelingen, over de naam [A] sa, over BL Booking [003] en over het toegang krijgen tot 'de binnenplaats' en dat daar door [C] met anderen naar binnen is gegaan.
Voorts is op de daarop volgende dagen gesproken over een container en dat er niets in bleek te zitten, over de mogelijkheid dat de douane de container zou hebben meegenomen naar een andere plek en over het verkrijgen van informatie om "het" op te helderen. Tevens is gesproken over het feit dat het op het nieuws zou zijn als er door de douane iets gevonden zou zijn (p. 250-256).
Uit informatie van het Douane Informatiecentrum (p. 293-294) is gebleken dat het nummer BL [003] is gebruikt bij de rederij "Grimaldi Lines". Vanuit Vitoria, Brazilië, was een zending verscheept in een container met nummer [002] met bestemming Antwerpen. Het schip dat de container vervoerde is op 30 november 2013, komende vanaf de Noordzee, de Nederlandse territoriale wateren binnengevaren en vervolgens via de Westerschelde naar Antwerpen (België) gevaren (p. 295 en 778 e.v.), alwaar het op 1 december 2013 is aangekomen. De verzender van de container was [A] te Brazilië. Op 3 december 2013 is de container opgehaald door het bedrijf [B] en vervolgens geplaatst op het omheinde terrein bedrijf van het bedrijf op het adres [a-straat 1] te Antwerpen. Op 5 december 2013 zijn daar bij het lossen van de container tussen zakken koffiebonen vijf sporttassen met daarin 139,7 kg - naar later bleek - cocaïne aangetroffen. Drie van de telefoons die bij de verdachte bij zijn aanhouding zijn aangetroffen, waaronder telefoon [001] , hebben in de periode 30 november 2013 tot en met 6 december 2013 zendmasten in België aangestraald, met name in Antwerpen (dossier doorgenummerde p. 310-319). Daarnaast bleek de toegangscode van telefoon [001] gelijk aan de toegangscode van twee andere bij de verdachte aangetroffen telefoons, waaronder een Blackberry 9320 met pinnummer [010] (hierna: roze telefoon) (p. 263-264). De roze telefoon bleek evenals telefoon [001] " [C] " als profielnaam te hebben.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij de " [C] " van de roze telefoon is en dat hij in ieder geval tot 2 of 3 december 2013 de gebruiker van de telefoon [001] is geweest. In het bijzonder springt nog in het oog de omstandigheid dat de roze telefoon van de verdachte op 2 maart 2013 te
9.38
uur gebruik heeft gemaakt van een zendmast, uitgerekend op het adres [a-straat 1] te Antwerpen.
Het hof is van oordeel dat uit bovengenoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, blijkt dat de verdachte degene is die onder de naam [C] de pinggesprekken met [D] en [E] heeft gevoerd. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep, inhoudende dat niet hij, maar een zekere ' [G] ' van 2 of 3 december 2013 tot kort voor de aanhouding van de verdachte gebruik maakte van telefoon [001] en dus onder de profielnaam " [C] " pinggesprekken heeft gevoerd, stelt het hof terzijde, nu op geen enkele wijze het bestaan van deze [G] , laat staan diens betrokkenheid bij het ten laste gelegde, aannemelijk is geworden. Voor het Hof staat dan ook vast dat de verdachte ook in de periode van 2 december 2013 tot zijn aanhouding op 16 december 2013 de enige gebruiker is geweest van de telefoon [001] . Daarbij is betrokken dat (buiten de – niet aannemelijk bevonden – in hoger beroep afgelegde verklaring van de verdachte) niet van een concreet aanknopingspunt is gebleken voor een tegengestelde conclusie.
Verder staat buiten redelijke twijfel dat de pinggesprekken zagen op de container waarin de 139,7 kilogram cocaïne is aangetroffen. Het verweer dat de verdachte niet zou hebben geweten dat het om cocaïne zou gaan kan niet slagen, aangezien uit de pinggesprekken zonder meer blijkt dat de verdachte en de andere deelnemers aan die pinggesprekken op zoek waren naar de container en bezorgd waren dat de douane de inhoud van die container zou hebben onderschept. Voor de verdachte geldt nog in het bijzonder dat uit die gesprekken ook volgt dat hij de nodige inspanningen heeft verricht om op het terrein van [B] te geraken. Uit een en ander leidt het hof af dat de verdachte en zijn mededaders wisten welke waardevolle waar zich in die container bevond. In het andere geval laten de gesprekken en de moeite die de verdachte zich met betrekking tot de container heeft getroost zich simpelweg niet verklaren. Nu de inhoud van de container inderdaad cocaïne bleek te betreffen, kan niet anders worden geconcludeerd dan dat de verdachte (en zijn mededaders) wist(en) dat er zich een partij cocaïne in de container bevond. Daarbij kan ook nog worden aangetekend dat de verdachte geen concrete verklaring heeft afgelegd over welke andere waar hij dan in de container veronderstelde aanwezig te zijn.
Gelet op de hoeveelheid van de aangetroffen partij cocaïne, de wijze waarop de cocaïne vanuit Brazilië via de Nederlandse territoriale wateren naar België is getransporteerd en de inhoud van de tot het bewijs gebezigde pinggesprekken kan het niet anders dan dat meerdere personen een wezenlijke bijdrage aan de in- en uitvoer van de cocaïne hebben geleverd. Uit de pinggesprekken blijkt naar het oordeel van het hof dat de rol van de verdachte bestond uit het veiligstellen van de zending cocaïne ten behoeve van het verdere vervoer en/of de verspreiding van die cocaïne en hij daarbij nauw en bewust samenwerkte met anderen die bij het cocaïnetransport betrokken waren. Anders dan de raadsman heeft betoogd was daarmee de rol van de verdachte van voldoende gewicht om hem als medepleger van het ten laste gelegde aan te merken."
2.3.
In de arresten HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, NJ 2015/390, HR 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:718, NJ 2015/395 en HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316, NJ 2016/411 heeft de Hoge Raad enige algemene overwegingen over het medeplegen gegeven. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. In het hiervoor genoemde arrest uit 2015 is in dat verband, voor zover hier van belang, nog overwogen: "De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit. Maar de bijdrage kan ook zijn geleverd in de vorm van verscheidene gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit. Ook is niet uitgesloten dat de bijdrage in hoofdzaak vóór het strafbare feit is geleverd (vgl. bijvoorbeeld HR 3 juli 2012, ECLI:NL:
HR:2012:BW9972, NJ 2012/452). Zeker in dergelijke, in zekere zin afwijkende of bijzondere, situaties dient in de bewijsvoering aandacht te worden besteed aan de vraag of wel zo bewust en nauw is samengewerkt bij het strafbare feit dat van medeplegen kan worden gesproken, in het bijzonder dat en waarom de bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is geweest. Dat geldt in nog sterkere mate indien het hoofdzakelijk gaat om gedragingen die na het strafbare feit zijn verricht. (Vgl. HR 9 april 2013 ECLI:NL:HR:2013:BZ6505, NJ 2013/229). Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke uitzonderlijke gevallen wel moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding."
2.4.
De bewijsvoering van het Hof biedt zonder nadere motivering die ontbreekt, onvoldoende grond voor diens oordeel dat de verdachte in de periode 29 november tot en met 30 november 2013 en op 30 november 2013 zo nauw en bewust met anderen heeft samengewerkt dat hij zich toen schuldig heeft gemaakt aan het bewezenverklaarde medeplegen van het binnen het grondgebied respectievelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne. De vaststellingen van het Hof komen er immers in de kern op neer dat de rol van de verdachte bestond uit het vanaf 3 december 2013 veiligstellen van de zending cocaïne ten behoeve van het verdere vervoer en/of de verspreiding van die cocaïne. Nu het Hof niets naders heeft overwogen over de betrokkenheid van de verdachte in de periode voorafgaand aan 3 december 2013, volstaan die vaststellingen, mede gelet op hetgeen hiervoor onder 2.3 is vooropgesteld over de bewijsmotivering in zulke situaties, niet zonder meer voor het bewezenverklaarde medeplegen op kort gezegd 29 en 30 november 2013.
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 5 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma, A.L.J. van Strien, M. Borgers en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 oktober 2017.
Conclusie 04‑07‑2017
Inhoudsindicatie
Medeplegen in- en uitvoer cocaïne, art. 2.A Opiumwet. Betrokkenheid bij transport van bijna 140 kilo cocaïne, die verstopt in een container per schip vanuit Brazilië, via de Nederlandse territoriale wateren, naar België is vervoerd. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2014:3474, ECLI:NL:HR:2015:718 en ECLI:NL:HR:2016:1316 m.b.t. omstandigheid dat bijdrage van de medepleger kan zijn geleverd in de vorm van verscheidene gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit (vgl. ECLI:NL:HR:2012:BW9972). In dergelijke zaken geldt een nadere motiveringsplicht. Dat geldt in nog sterkere mate indien het hoofdzakelijk gaat om gedragingen die ná het strafbare feit zijn verricht (vgl. ECLI:NL:HR:2013:BZ6505). ’s Hofs bewijsvoering biedt zonder nadere ontbrekende motivering onvoldoende grond voor diens oordeel dat verdachte in de bewezenverklaarde periode zo nauw en bewust met anderen heeft samengewerkt dat hij zich toen schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van het binnen het grondgebied respectievelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne. Rol van verdachte bestond immers uit het na de pleegperiode veiligstellen van de zending cocaïne t.b.v. het verdere vervoeren en de verspreiding van die cocaïne. Volgt partiële vernietiging en terugwijzing.
Nr. 16/05386 Zitting: 4 juli 2017 | Mr. T.N.B.M. Spronken Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 26 april 2016 door het Gerechtshof Amsterdam wegens, onder 1, “witwassen”, onder 2, “opzettelijk gebruik maken van een niet op zijn naam gesteld reisdocument”, onder 4, “als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard”, onder 5, “de voortgezette handeling van medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod en medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod” en, onder 6, “medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren. Het genoemde arrest bevat tevens enkele bijkomende beslissingen van het hof met betrekking tot de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
Namens de verdachte heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, één middel van cassatie voorgesteld, dat zich richt tegen de bewezenverklaring van het onder 5 vermelde feit.
Het gaat hierbij om de verscheping van een partij cocaïne van 139,7 kg in een container vanuit Brazilië naar Antwerpen. Het schip dat de container vervoerde is tussen 29 en 30 november 2013, komende vanaf de Noordzee, de Nederlandse territoriale wateren binnengevaren en is vervolgens via de Westerschelde naar Antwerpen (België) gevaren en daar op 30 november 2013 aangekomen. Op 3 december 2013 is de container opgehaald door een containerbedrijf en vervolgens naar een terrein van dit bedrijf in Antwerpen gebracht. Op 5 december 2013 zijn daar bij het lossen van de container tussen zakken koffiebonen vijf sporttassen met daarin 139,7 kg – naar later bleek – cocaïne aangetroffen. Deze cocaïne is dus op enig moment tussen 29 of 30 november 2013 via de Nederlandse territoriale wateren ingevoerd en vervolgens 30 november via de Westerschelde uit Nederland weer uitgevoerd naar België. Verdachte is van medeplegen van zowel de invoer als de uitvoer door het hof veroordeeld.
Het middel richt zich tegen de bewezenverklaring van de onder 5 tenlastegelegde medeplegen van het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en het medeplegen van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van een partij van 139,7 kilogram cocaïne. De steller van het middel betoogt dat uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen niet kan volgen dat de verdachte de tenlastegelegde invoer en uitvoer van cocaïne heeft medegepleegd, nu uitgaande van de bewijsmiddelen de verdachte pas gedragingen en handelingen heeft verricht, nadat de container waarin zich de cocaïne bevond in België was gearriveerd. Voor zover het hof in het bestreden arrest heeft geoordeeld dat ook dergelijke gedragingen strafbaarheid ter zake van het (medeplegen van het) invoeren en vervolgens weer uitvoeren van verdovende middelen kunnen opleveren, getuigt dit oordeel volgens de steller van het middel van een onjuiste rechtsopvatting.
4.1. Ten laste van de verdachte is onder 5 bewezen verklaard dat:
“hij in de periode van 29 oktober 2013 tot en met 30 november 2013, via de Westerschelde en de Noordzee, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 139,7 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne;
en
hij op 30 november 2013, via een grensovergang plaatselijk gelegen op de Westerschelde, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 139,7 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne.”
4.2. Deze bewezenverklaring steunt op de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen die zijn opgenomen in de aanvulling op het arrest als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv. Aangezien het middel niet zozeer betrekking heeft op hetgeen het hof uit de gebezigde bewijsmiddelen zelf heeft afgeleid maar meer gericht is tegen de bewijsredenering waarmee het hof aan de hand van de uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkende feiten en omstandigheden tot zijn bewijsbeslissing is gekomen, volsta ik hier wat betreft de weergave van de bewijsvoering van het hof met de volgende nadere bewijsoverwegingen die betrekking hebben op het onder 5 bewezenverklaarde:
“Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep het verweer gevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde in- en uitvoer van cocaïne. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die in de periode van 3 tot en met 16 december 2013 met de profielnaam “[C]” de in het dossier vermelde pinggesprekken heeft gevoerd. Voorts heeft de raadsman gesteld dat het niet meer dan een aanname is dat de genoemde pinggesprekken over cocaïne gingen en de deelnemer aan die gesprekken heeft geweten dat de container cocaïne bevatte. Voor zover uit de inhoud van de pinggesprekken kan volgen dat er wetenschap was van een illegale inhoud van de container hoeft dat niet zonder meer betrekking te hebben op cocaïne. Dat er daadwerkelijk cocaïne is aangetroffen in de container is een wetenschap die eerst achteraf bekend is geworden. Tot slot heeft de raadsman betoogd dat, voor zover kan worden aangenomen dat het de verdachte is geweest die de genoemde pinggesprekken heeft gevoerd, niet is gebleken dat hij handelingen heeft verricht die waren gericht op het in- en/of uitvoeren van cocaïne en als dit al het geval zou zijn, dat niet kan worden vastgesteld dat hij daardoor als medepleger van het ten laste gelegde kan worden aangemerkt.
Het hof verwerpt de verweren van de raadsman en overweegt daartoe als volgt.
De verdachte is op 16 december 2013 aangehouden op de luchthaven Schiphol. Hij had een geldbedrag van € 40.655 en 7 mobiele telefoons in zijn bezit. In één van deze telefoons (een Blackberry 9320 met pin [001], hierna: telefoon [001]) zijn zogenoemde pinggesprekken aangetroffen die met die telefoon onder de profielnaam “[C]” zijn gevoerd met gesprekspartners die gebruik maakten van de profielnamen “[D]” en “[E]”. De pinggesprekken hebben plaatsgevonden tussen 3 december 2013 en 15 december 2013 (p. 246 e.v.). In een pinggesprek, gevoerd tussen [C] en [D] op 3 en 4 december 2013, is gesproken over een auto die er niet was en die al weg was van de binnenplaats. Vervolgens heeft [D] een cijfer/letterreeks doorgegeven aan [C], te weten: “BL booking [003]”. [D] heeft [C] daarbij duidelijk gemaakt dat deze op het internet moest kijken om te zien of het gisteren al naar het bedrijf was gegaan. [C] heeft hierop geantwoord dat het nummer dat [D] hem heeft gegeven het “bill of loading nummer” is en voorts dat om 03.00 uur twee van zijn vrienden opnieuw naar binnen zouden gaan “om er een voor de auto te geven”. Op 4 en 5 december 2013 heeft [C] pinggesprekken met [D] [E] gevoerd waarin is gesproken over verzegelingen, over de naam [A] sa, over BL Booking [003] en over het toegang krijgen tot ‘de binnenplaats’ en dat daar door [C] met anderen naar binnen is gegaan.
Voorts is op de daarop volgende dagen gesproken over een container en dat er niets in bleek te zitten, over de mogelijkheid dat de douane de container zou hebben meegenomen naar een andere plek en over het verkrijgen van informatie om ‘het’ op te helderen. Tevens is gesproken over het feit dat het op het nieuws zou zijn als er door de douane iets gevonden zou zijn (p. 250-256).
Uit informatie van het Douane Informatiecentrum (p. 293-294) is gebleken dat het nummer BL [003] is gebruikt bij de rederij “Grimaldi Lines”. Vanuit Vitoria, Brazilië, was een zending verscheept in een container met nummer [002] met bestemming Antwerpen. Het schip dat de container vervoerde is op 30 november 2013, komende vanaf de Noordzee, de Nederlandse territoriale wateren binnengevaren en vervolgens via de Westerschelde naar Antwerpen (België) gevaren (p. 295 en 778 e.v.), alwaar het op 1 december 2013 is aangekomen. De verzender van de container was [A] te Brazilië. Op 3 december 2013 is de container opgehaald door het bedrijf [B] en vervolgens geplaatst op het omheinde terrein bedrijf van het bedrijf op het adres [a-straat 1] te Antwerpen. Op 5 december 2013 zijn daar bij het lossen van de container tussen zakken koffiebonen vijf sporttassen met daarin 139,7 kg – naar later bleek – cocaïne aangetroffen.
Drie van de telefoons die bij de verdachte bij zijn aanhouding zijn aangetroffen, waaronder telefoon [001], hebben in de periode 30 november 2013 tot en met 6 december 2013 zendmasten in België aangestraald, met name in Antwerpen (dossier doorgenummerde p. 310-319 en 795). Daarnaast bleek de toegangscode van telefoon [001] gelijk aan de toegangscode van twee andere bij de verdachte aangetroffen telefoons, waaronder een Blackberry 9320 met pinnummer [010] (hierna: roze telefoon) (p. 263-264). De roze telefoon bleek evenals telefoon [001] “[C]” als profielnaam te hebben.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij de “[C]” van de roze telefoon is en dat hij in ieder geval tot 2 of 3 december 2013 de gebruiker van de telefoon [001] is geweest. In het bijzonder springt nog in het oog de omstandigheid dat de roze telefoon van de verdachte op 2 maart 2013 te 9.38 uur gebruik heeft gemaakt van een zendmast, uitgerekend op het adres [a-straat 1] te Antwerpen.
Het hof is van oordeel dat uit bovengenoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, blijkt dat de verdachte degene is die onder de naam [C] de pinggesprekken met [D] en [E] heeft gevoerd. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep, inhoudende dat niet hij, maar een zekere ‘[G]’ van 2 of 3 december 2013 tot kort voor de aanhouding van de verdachte gebruik maakte van telefoon [001] en dus onder de profielnaam “[C]” pinggesprekken heeft gevoerd, stelt het hof terzijde, nu op geen enkele wijze het bestaan van deze [G], laat staan diens betrokkenheid bij het ten laste gelegde, aannemelijk is geworden.
Verder staat buiten redelijke twijfel dat de pinggesprekken zagen op de container waarin de 139,7 kilogram cocaïne is aangetroffen. Het verweer dat de verdachte niet zou hebben geweten dat het om cocaïne zou gaan kan niet slagen, aangezien uit de pinggesprekken zonder meer blijkt dat de verdachte en de andere deelnemers aan die pinggesprekken op zoek waren naar de container en bezorgd waren dat de douane de inhoud van die container zou hebben onderschept. Voor de verdachte geldt nog in het bijzonder dat uit die gesprekken ook volgt dat hij de nodige inspanningen heeft verricht om op het terrein van [B] te geraken. Uit een en ander leidt het hof af dat de verdachte en zijn mededaders wisten welke waardevolle waar zich in die container bevond. In het andere geval laten de gesprekken en de moeite die de verdachte zich met betrekking tot de container heeft getroost zich simpelweg niet verklaren. Nu de inhoud van de container inderdaad cocaïne bleek te betreffen, kan niet anders worden geconcludeerd dan dat de verdachte (en zijn mededaders) wist(en) dat er zich een partij cocaïne in de container bevond. Daarbij kan ook nog worden aangetekend dat de verdachte geen concrete verklaring heeft afgelegd over welke andere waar hij dan in de container veronderstelde aanwezig te zijn.
Gelet op de hoeveelheid van de aangetroffen partij cocaïne, de wijze waarop de cocaïne vanuit Brazilië via de Nederlandse territoriale wateren naar België is getransporteerd en de inhoud van de tot het bewijs gebezigde pinggesprekken kan het niet anders dan dat meerdere personen een wezenlijke bijdrage aan de in- en uitvoer van de cocaïne hebben geleverd. Uit de pinggesprekken blijkt naar het oordeel van het hof dat de rol van de verdachte bestond uit het veiligstellen van de zending cocaïne ten behoeve van het verdere vervoer en/of de verspreiding van die cocaïne en hij daarbij nauw en bewust samenwerkte met anderen die bij het cocaïnetransport betrokken waren. Anders dan de raadsman heeft betoogd was daarmee de rol van de verdachte van voldoende gewicht om hem als medepleger van het ten laste gelegde aan te merken.”
4.3. Het hof heeft het onder 5 bewezenverklaarde gekwalificeerd als:
“de voortgezette handeling van medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.”
4.4. Art. 2, aanhef en onder A, van de Opiumwet luidt:
“Het is verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid:
A. binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen.”
Art. 1, vierde en vijfde lid, van de Opiumwet luidt:
“4. Onder binnen het grondgebied van Nederland brengen van middelen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, is begrepen: het binnen het grondgebied van Neerland brengen van de voorwerpen of goederen, waarin die middelen verpakt of geborgen zijn en elke op het verder vervoer, de opslag, de aflevering, ontvangst of overdracht gerichte handeling, met betrekking tot die middelen, die binnen het grondgebied van Nederland zijn gebracht, of tot de voorwerpen of goederen, waarin die middelen verpakt of geborgen zijn.
5. Onder buiten het grondgebied van Nederland brengen van middelen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, is begrepen: het buiten het grondgebied van Nederland brengen van de voorwerpen of goederen, waarin die middelen verpakt of geborgen zijn en het met bestemming naar het buitenland vervoeren, ten vervoer aannemen of ten vervoer aanbieden, het ten uitvoer dan wel ten wederuitvoer aangeven, daaronder begrepen het in kennis stellen van de wederuitvoer, in de zin van de verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douaneboek (PbEG L 302) of het in, op of aan een naar het buitenland bestemd vaar-, voer- of luchtvaartuig aanwezig hebben van die middelen, of van die voorwerpen of goederen.”
4.5. Zoals blijkt uit de hierboven onder 3.2 aangehaalde nadere bewijsoverwegingen, heeft het hof de betrokkenheid van de verdachte als medepleger bij de invoer en uitvoer van de in de tenlastelegging genoemde cocaïne in de kern afgeleid uit de omstandigheden:
(i) dat de verdachte op 16 december 2013 op de luchthaven Schiphol is aangehouden in het bezit van een geldbedrag van € 40.655,- en zeven mobiele telefoons en dat met één van deze mobiele telefoons tussen 3 december 2013 en 15 december 2013 onder de profielnaam ‘[C]’ pinggesprekken zijn gevoerd met gesprekspartners die gebruikmaakten van de profielnamen ‘[D]’ en ‘[E]’;
(ii) dat verschillende gevoerde pinggesprekken op 3, 4 en 5 december 2013 betrekking hadden op een scheepslading met nr. BL Booking [003] die zich in een container op de binnenplaats van een bedrijf bevond, dat de genoemde scheepslading volgens informatie van het Douane Informatie Centrum deel heeft uitgemaakt van een zending die op 30 november 2013 vanuit Brazilië via het Nederlandse territoriale gedeelte van de Noordzee en de Westerschelde naar Antwerpen (België) is verscheept en dat de container met de scheepslading met nr. BL Booking [003] op 3 december 2013 is opgehaald door het Antwerpse bedrijf [B] en op 5 december 2013 bij het lossen van deze container op het omheinde terrein van het betreffende bedrijf vijf sporttassen met een totale hoeveelheid van 139,7 kilogram cocaïne zijn aangetroffen;
(iii) dat in het licht van de inhoud van de eigen verklaringen van de verdachte en bij gebreke van concrete aanwijzingen van het tegendeel kan worden aangenomen dat het de verdachte is geweest die tussen 3 december 2013 en 15 december 2013 onder de profielnaam ‘[C]’ pinggesprekken met betrekking tot de scheepslading met nr. BL Booking [003] heeft gevoerd en dat het gelet op de inhoud van de genoemde pinggesprekken en de aard van de goederen die op 5 december 2013 in de container op het terrein van het bedrijf [B] in Antwerpen zijn aangetroffen niet anders kan dan dat de verdachte en zijn mededaders wisten dat de op 30 november 2013 over Nederlands water verscheepte zending cocaïne bevatte; en
(iv) dat er vanwege de hoeveelheid van de aangetroffen cocaïne, de wijze waarop de cocaïne vanuit Brazilië naar België is getransporteerd en de inhoud van de gevoerde pinggesprekken van uit moet worden gegaan dat meerdere personen een wezenlijke bijdrage aan het binnen en weer buiten Nederland brengen van de cocaïne hebben geleverd en dat de rol van de verdachte blijkens de inhoud van de pinggesprekken bestond uit het veiligstellen van de cocaïne ten behoeve van verdere vervoer en/of de verspreiding daarvan.
4.6. Uit de tekst van art. 2, aanhef en onder A, van de Opiumwet in verbinding met art. 1, vierde en vijfde lid, van de Opiumwet volgt dat als strafbare vormen van het invoeren c.q. uitvoeren van verdovende middelen niet alleen het binnen c.q. buiten het grondgebied van Nederland brengen van verdovende middelen zelf wordt begrepen, maar ook het verrichten van handelingen die zijn gericht op het verdere vervoer, de opslag, de aflevering, de ontvangst of de overdracht van verdovende middelen na de feitelijke invoer of voorafgaande aan de feitelijke uitvoer bijvoorbeeld het met bestemming naar het buitenland vervoeren, ten vervoer aannemen of ten vervoer aanbieden van verdovende middelen. In dit verband pleegt te worden gesproken van de ‘verlengde invoer’ of de ‘verlengde uitvoer’ van verdovende middelen.
4.7. Met betrekking tot de concrete rol van de verdachte bij de tenlastegelegde invoer en uitvoer van cocaïne heeft het hof in het bestreden arrest overwogen dat deze bestond in het veiligstellen en/of verder verspreiden van de cocaïne na aankomst in Antwerpen. Het betreft hier dus gedragingen van de verdachte die hebben moeten plaatsvinden op enig moment nadat de cocaïne al weer uit Nederland was uitgevoerd (30 november 2013). Aangezien het bij de genoemde verlengde uitvoer van verdovende middelen blijkens de tekst van art. 1, vijfde lid, van de Opiumwet bij uitsluiting gaat om gedragingen die aan het buiten Nederland brengen van verdovende middelen zelf voorafgaan of daar min of meer mee samenvallen, wordt in de schriftuur terecht opgemerkt dat de door het hof genoemde gedragingen van het veiligstellen en/of verder verspreiden van de cocaïne in België niet kunnen worden aangemerkt als gedragingen die strekken tot het buiten het grondgebied van Nederland brengen van verdovende middelen. Dat de betreffende gedragingen in casu geen onderdeel kunnen vormen van een (verlengde) uitvoer van verdovende middelen uit Nederland, kan overigens ook reeds worden afgeleid uit het feit dat deze uitvoer uiteindelijk niet daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, terwijl de invoer en uitvoer van cocaïne wel in voltooide vorm zijn tenlastegelegd en kennelijk betrekking hebben op de in- en uitvoer naar en van Nederland die tijdens de verscheping voorafgaand aan de aankomst in de haven in Antwerpen heeft plaatsgevonden.
4.8. De vraag is vervolgens of het hof uit de in de bewijsmiddelen besloten liggende gedragingen van de verdachte dan wellicht op meer indirecte wijze heeft kunnen afleiden dat de verdachte bij de tenlastegelegde invoer en uitvoer van cocaïne als medepleger betrokken is geweest. In dit verband geldt als uitgangspunt dat het bewijs van ‘medeplegen’ slechts dan kan worden aangenomen als de intellectuele en/of materiële bijdrage van een verdachte aan een tenlastegelegd feit van voldoende gewicht is en dat, wanneer de uit de bewijsmiddelen volgende gedragingen van de verdachte bijvoorbeeld in hoofdzaak na het betreffende tenlastegelegde feit zelf hebben plaatsgevonden, de rechter die tot een bewezenverklaring van medeplegen wil komen in zijn bewijsoverwegingen nauwkeurig dient te motiveren waarom hij een dergelijke bewezenverklaring gerechtvaardigd acht.1.In de onderhavige zaak heeft het hof ten aanzien van het medeplegen – afgezien van de overwegingen van het hof over de beoogde rol van de verdachte na aankomst van de cocaïne in Antwerpen – niet meer overwogen dan dat “[het] gelet op de hoeveelheid van de aangetroffen partij cocaïne, de wijze waarop de cocaïne vanuit Brazilië via de Nederlandse territoriale wateren naar België is getransporteerd en de inhoud van de tot het bewijs gebezigde pinggesprekken […] niet anders [kan] dan dat meerdere personen een wezenlijke bijdrage aan de in- en uitvoer van de cocaïne hebben geleverd”. Hoewel ik wel begrijp dat het hof er in zijn bewijsoverwegingen op heeft willen wijzen dat de beoogde rol van de verdachte na aankomst van de cocaïne in Antwerpen het aannemelijk maakt dat hij ook bij de algehele organisatie van het drugstransport vanuit Brazilië naar België – en daarmee ook bij de invoer en uitvoer van de cocaïne in Nederland – nauw betrokken is geweest, vind ik deze overwegingen in het licht van de hierboven aangehaalde bijzondere motiveringsplicht onvoldoende. Daarbij weegt voor mij mee, dat ik uit het arrest van het hof als geheel onvoldoende kan opmaken dat het hof heeft ingezien dat de gedragingen van de verdachte na aankomst van de cocaïne in Antwerpen geen deel uitmaken van het tenlastegelegde en naar mijn mening dus evenmin kan worden uitgesloten dat het hof bij zijn bewijsbeslissing van een onjuiste rechtsopvatting is uitgegaan.
4.9. Het middel treft doel. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
5. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen van het hof ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 04‑07‑2017
Beroepschrift 12‑01‑2017
Aan de Hoge Raad der Nederlanden
te Den Haag
Griffienummer: S 16/05386
Betekening aanzegging: 17 november 2016
Cassatieschriftuur
Inzake:
[verdachte],
verblijvende in de P.I Ter Apel,
verdachte,
advocaat: mr. R.J. Baumgardt
dossiernummer: 20161179
Edelhoogachtbare Heren, Vrouwen:
Inleiding
Ondergetekende, als daartoe door de verdachte bijzonder gevolmachtigd, mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, heeft hierbij de eer aan u Edelhoogachtbaar College te doen toekomen een schriftuur van cassatie ten vervolge op het door [verdachte], ingestelde beroep in cassatie tegen het arrest van het Gerechtshof te Amsterdam d.d. 26 april 2016, en alle beslissingen die door het hof ter terechtzitting(en) zijn genomen.
In genoemd arrest heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaar. Daarnaast heeft het hof beslissingen genomen ten aanzien van in beslag genomen voorwerpen.
Middelen van cassatie
Als gronden van cassatie heeft ondergetekende de eer voor te dragen:
Middel I
Ten onrechte heeft het hof bewezen verklaard dat verdachte in de periode van 29 november 2013 tot en met 30 november 2013 tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 139,7 kilogram cocaïne en op 30 november 2013 tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 139,7 kilogram cocaïne, nu uit de door de het hof gebezigde bewijsmiddelen niet kan volgen dat verdachte zich aan deze feiten heeft schuldig gemaakt. Meer in het bijzonder kan uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen, die slechts gedragingen en handelingen van verdachte bevatten welke verdachte gepleegd heeft nadat de cocaïne Nederland al was uitgevoerd, niet volgen dat verdachte de feiten heeft gepleegd, in het arrest heeft het hof overwogen dat uit pinggesprekken volgt dat de rol van verdachte bestaan heeft uit het veilig stellen van de zending cocaïne ten behoeve van het verdere vervoer en/of de verspreiding van die cocaïne en dat hij daarbij nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen die bij het cocaïnetransport betrokken waren, waaruit volgt dat het hof klaarblijkelijk van oordeel is dat handelingen die in het buitenland verricht zijn ten behoeve van het vervoer en/of de verspreiding van cocaïne ook nadat de cocaïne Nederland is binnen gebracht en ook weer is uitgevoerd beschouwd kunnen worden als het binnen het grondgebied van Nederland brengen en vervolgens uitvoeren van verdovende middelen, welk oordeel van een onjuiste rechtsopvatting getuigt. Het arrest, althans de bewezenverklaring is/zijn derhalve onvoldoende met redenen omkleed.
Toelichting
1.1
Aan verdachte is onder feit 5 ten laste gelegd, dat:
‘hij in of omstreeks de periode van 29 november 2013 tot en met 30 november 2013, in de gemeente Vlissingen (via de Westerschelde en/of de Noordzee), in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 139,7 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
en/of
hij op of omstreeks 30 november 2013, in de gemeente Vlissingen, in elk geval in Nederland, althans via grensovergang plaatselijk gelegen op de Westerschelde, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 139,7 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.’
1.2
In het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep d.d. 13 april 2016 is onder meer gerelateerd dat mr. A.A. Boersma, advocaat te Amsterdam, de raadsman die verdachte ter zitting heeft bijgestaan, het woord tot de verdediging heeft gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitaantekeningen. In deze pleitaantekeningen is onder meer vermeld:
‘Hoogstens kan worden gezegd dat de gebruiker van de [001] op zoek is naar de container nadat deze daar zou zijn gearriveerd. Maar levert dit een handeling op met betrekking tot de in- en uitvoer van de cocaïne? Uit niets blijkt dat er door de gebruiker van de [001] een handeling is verricht (of zou worden verricht) voor het vervoer/opslag/aflevering/ontvangst van de cocaïne; laat staan dat de gebruiker van de [001] verantwoordelijk was voor het onderscheppen van de cocaïne.’
1.3
In het arrest heeft het hof bewezen verklaard, dat.
‘hij in de periode van 29 november 2013 tot en met 30 november 2013, via de Westerschelde en de Noordzee, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 139,7 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne;
en
hij op 30 november 2013 via een grensovergang plaatselijk gelegen op de Westerschelde, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 139,7 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne;’
1.4
In het arrest heeft het hof onder meer overwogen:
‘De verdachte is op 16 december 2013 aangehouden op de luchthaven Schiphol. Hij had een geldbedrag () en 7 mobiele telefoons in zijn bezit. In een van deze telefoons () zijn zogenoemde pinggesprekken aangetroffen die met die telefoon onder de profielnaam ‘[C]’ zijn uitgevoerd () de pinggesprekken hebben plaatsgevonden tussen 3 december 2013 en 15 december 2013 ().
()
In een pinggesprek, gevoerd tussen [C] en () op 3 en 4 december 2013, is gesproken over een auto die er niet was en die al weg was van de binnenplaats.
()
Op 4 en 5 december 2013 heeft [C] pinggesprekken met () gevoerd waarin is gesproken over verzekeringen, over de naam [A] sa, over BL Booking [003] en over het toegang krijgen tot ‘de binnenplaats’ en dat door de niet met anderen naar binnen is gegaan.
()
Uit informatie van het Douane Informatiecentrum () is gebleken dat het nummer BL [003] is gebruikt bij de rederij ‘Grimaldi Lines’. Vanuit Vitoria, Brazilië, was een zending verscheept in een container met nummer [002] met bestemming Antwerpen. Het schip dat de container vervoede is op 30 november 2013, komende vanaf de Noordzee, de Nederlandse territoriale wateren binnengevaren en vervolgens via de Westerschelde naar Antwerpen (België) gevaren (), alwaar het op 1 december 2013 is aangekomen. De verzender van de container was [A] te Brazilië. Op 3 december 2013 is de container opgehaald door het bedrijf () en vervolgens geplaatst op het omheinde terrein bedrijf van het bedrijf op het adres [a-straat 01] te Antwerpen. Op 5 december 2013 zijn daarbij het lossen van de container tussen zakken koffiebonen vijf sporttassen met daarin 139,7 kg — naar later bleek- cocaïne aangetroffen.
Drie van de telefoons die bij de verdachte bij zijn aanhouding zijn aangetroffen, waaronder telefoon (), hebben in de periode 30 november 2013 tot en met 6 december 2013 zendmasten in België aangestraald, met name in Antwerpen. ()
()
Verder staat buiten twijfel dat de pinggesprekken zagen op de container waarin de 139,7 kilogram cocaïne is aangetroffen. Het verweer dat de verdachte niet geweten dat het om cocaïne zou gaan kan niet slagen, aangezien uit de pinggesprekken zonder meer blijkt dat de verdachte en de andere deelnemers aan die pinggesprekken op zoek waren naar de container en bezorgd waren dat de douane de inhoud van die container zou hebben opgeschept onderschept. Voor de container geldt nog in het bijzonder dat uit die gesprekken ook volgt dat hij de nodige inspanningen heeft verricht om op het terrein van [B] te geraken. ()
()
Gelet op de hoeveelheid van de aangetroffen partij cocaïne, de wijze waarop de cocaïne vanuit Brazilië via de Nederlandse territoriale wateren naar België is getransporteerd en de inhoud van de tot het bewijs gebezigde pinggesprekken kan het niet anders dan dat meerdere personen een wezenlijke bijdrage aan de in-/uitvoer van de cocaïne hebben geleverd. Uit de pinggesprekken blijkt naar het oordeel van het hof dat de rol van verdachte bestond uit het veiligstellen van de zending cocaïne ten behoeve van het verdere vervoer en/of de verspreiding van die cocaïne en hij daarbij nauw en bewust samenwerkte met anderen die bij het cocaïnetranport betrokken waren. Anders dan de raadsman heeft betoogd was daarmee de rol van de verdachte van voldoende gewicht om hem als medepleger van het ten laste gelegde aan te merken.’
1.5
Bij de strafoplegging heeft het hof nog overwogen:
‘De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het transport van een grote hoeveelheid — bijna 140 kilo — cocaïne. Deze cocaïne verstopt in een container is per schip vanuit Brazilië, via de Nederlandse territoriale wateren, naar België vervoerd. De rol van de verdachte bestond hierin, dat hij heeft geprobeerd de cocaïne veilig te stellen nadat de container in de haven van Antwerpen was aangekomen. ()’
1.6
Ten behoeve van de bewezenverklaring heeft het hof een aantal bewijsmiddelen gebezigd. Zo heeft het hof met betrekking tot de in de bewijsmiddelen genoemde container onder meer als bewijsmiddel (12) gebezigd een proces-verbaal, inhoudende onder meer.
‘()
Wij hebben bij het Douane Informatie Centrum (DIC) informatie gevraagd met betrekking tot het B/L nummer [003].
Op 20 januari 2014 hebben wij de volgende informatie ontvangen van het DIC:
()
- —
de container heeft aan boord gestaan van een schip met de naam ‘Grande Senegal’
- —
dit schip is 30 november 2013 aangekomen in de haven van Antwerpen;
()
- —
de container is op 1 december 2013 gelost in de haven van Antwerpen;
- —
de container is op 3 december 2013 afgeleverd bij de ontvanger in Antwerpen.’
1.7
Voorts heeft het hof als bewijsmiddel (15) gebezigd een proces-verbaal van bevindingen, inhoudende mededelingen van verbalisanten.
‘Het schip de ‘Grande Senegal’, met aan de zeecontainer (), is op 30 november 2013 komende vanaf de Noordzee de Nederlandse territoriale wateren binnengevaren en vervolgens via de Westerschelde, Nederlands grondgebied, naar de bestemmingshaven Antwerpen gevaren.’
1.8
Als bewijsmiddel 13a heeft het hof daarnaast een geschrift als bewijsmiddel gebezigd. Dit geschrift houdt onder meer in:
‘()
Schip: Grande Senegal
Locatie | ATA (het hof begrijpt: Actual Time of Arrival) |
Blokgrens Steenbank | 30/11/2013 02:09 |
() | |
Blokgrens HW/WA | 30/11/2013 06:10 |
Liefkenshoektunnel | 30/11/2013 07:19 |
Verrebroekdok (L.O.) | 30/11/2013 09:16’ |
1.9
Voorts heeft het hof als bewijsmiddelen gebezigd een aantal stukken waaruit onder meer volgt dat de in de bewijsmiddelen genoemde telefoon gepeild is in Antwerpen op 30 november 2013 en 1, 2 en 3 december 2013 en dat met deze telefoon telefoon/dataverkeer heeft plaatsgevonden (vanaf 30 november 2013 te 11:23:22 uur).
1.10
De overweging van het hof, dat het schip dat de container vervoerde (pas) op 1 december 2013 in Antwerpen is aangekomen, berust op een evidente misslag nu uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen volgt dat het betreffende schip reeds op 30 november 2013 (vroeg in ochtend) in Antwerpen is gearriveerd.
1.11
Uit de bewijsmiddelen volgt slechts dat verdachte, zoals het hof ook al in het arrest in feite heeft overwogen, pas gedragingen en handelingen heeft verricht nadat de container in België was gearriveerd en derhalve nadat de cocaïne Nederland was binnengebracht en (nadien) weer Nederland was uitgevoerd. De gedragingen zijn door verdachte, die overigens niet de Nederlandse nationaliteit heeft, in België verricht.
1.12
Artikel 1 Opiumwet luidt onder meer:
‘Artikel 1
- 1.
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
()
- 4.
Onder binnen het grondgebied van Nederland brengen van middelen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, is begrepen: het binnen het grondgebied van Nederland brengen van de voorwerpen of goederen, waarin die middelen verpakt of geborgen zijn en elke op het verder vervoer, de opslag, de aflevering, ontvangst of overdracht gerichte handeling, met betrekking tot die middelen, die binnen het grondgebied van Nederland zijn gebracht, of tot de voorwerpen of goederen, waarin die middelen verpakt of geborgen zijn.
- 5.
Onder buiten het grondgebied van Nederland brengen van middelen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, is begrepen: het buiten het grondgebied van Nederland brengen van de voorwerpen of goederen, waarin die middelen verpakt of geborgen zijn en het met bestemming naar het buitenland vervoeren, ten vervoer aannemen of ten vervoer aanbieden, het ten uitvoer dan wel ten wederuitvoer aangeven, daaronder begrepen het in kennis stellen van de wederuitvoer, in de zin van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG L 302) of het in, op of aan een naar het buitenland bestemd vaar-, voer- of luchtvaartuig aanwezig hebben van die middelen, of van die voorwerpen of goederen.’
1.13
Nu uit de door het hof gehanteerde bewijsmiddelen en hetgeen het hof in het arrest heeft overwogen, bezwaarlijk anders kan volgen dan dat verdachte (pas) handelingen en gedragingen heeft verricht nadat de cocaïne, die eerder Nederland was binnengebracht, vanuit Nederland buiten het grondgebied van Nederland was gebracht en daar in België was aangekomen, zijn de bewezenverklaringen onvoldoende met redenen omkleed. In dit kader merkt verdachte op dat uit de door het hof gehanteerde bewijsmiddelen ook niet kan volgen dat verdachte voor 30 november 2013 zo volledig en nauw met anderen heeft samengewerkt dat hieruit het medeplegen van de bewezen verklaarde feiten kan worden afgeleid. De bewezenverklaringen zijn dan ook onvoldoende met redenen omkleed. Hierbij is onder meer het volgende van belang.
1.14
Handelingen die alleen worden verricht nadat bijvoorbeeld de cocaïne bevattende stoffen in beslag zijn genomen, kunnen per definitie niet meer strekken tot het verdere vervoer, aflevering en/of de ontvangst van de binnen het grondgebied van Nederland gebrachte stoffen of de voorwerpen waarin die stoffen zijn verpakt (HR 17 maart 1998, NJ 1998, 515, mnt. JdH; HR 15 december 1998, NJ 1999, 207; zie voorts C.A.G. Jörg voor HR 23 augustus 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT6061). In geval van medeplegen zal de bijdrage van de medepleger in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van dat feit. Indien de bijdrage hoofdzakelijk na het begaan van het feit is geleverd zal in de bewijsmotivering bijzondere aandacht worden besteed aan de vraag of wel zo bewust en nauw is samengewerkt dat van medeplegen kan worden gesproken (HR 2 december 2014, NJ 2015, 390,mnt. PMe). Indien verdachte hoofdzakelijk gedragingen na de uitvoering van het strafbare feit heeft verricht, is in uitzonderlijke gevallen medeplegen denkbaar. Maar een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal dan wel moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding, terwijl in de bewijsvoering in zulke uitzonderlijke gevallen ook bijzondere aandacht dient te worden besteed aan de vraag of het wel zo bewust en nauw is samengewerkt bij het strafbare feit dat van medeplegen kan worden gesproken, in het bijzonder dat en waarom de bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is geweest om de kwalificatie medeplegen te rechtvaardigen (HR 25 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:716; NbSr 2015,99, mnt. J. Nan). In zijn noot onder dit arrest stelt Nan dat degene die uitsluitend handelingen verricht nadat het feit is gepleegd niet als medepleger kan worden beschouwd. Advocaten-Generaal Spronken en Hofstee zijn van mening dat handelingen die begaan zijn na het strafbare feit op zichzelf niet genoeg kunnen zijn om van medeplegen te kunnen spreken, maar hoogstens in bewijsrechtelijke zin een indicatie kunnen opleveren voor de beantwoording van de vraag of de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd voorafgaand of tijdens het begaan van het strafbare feit (ro.v. 4.18, CAG Spronken voor HR 5 juli 2016, NJ 2016, 415,mnt. NR onder HRNJ 2016, 420).
1.15
Aan het bovenstaande doet niet af dat uit de leden 4 en 5 van de Opiumwet en de daarop gebaseerde jurisprudentie blijkt dat de begrippen ‘binnen’ en ‘buiten’ het grondgebied brengen extensief worden geïnterpreteerd. Het voor opslag en aflevering onderbrengen en verbergen van cocaïne in een kelderbox en in een garage terwijl men weet dat deze cocaïne betrekkelijk kort daarvoor door een ander Nederland zijn binnengebracht, valt bijvoorbeeld onder deze extensieve interpretatie (HR 10 november 1992, NJ 1993, 225, zie voorts HR 21 november 2006, NJ 2006,647). Alsdan betreft het wel gedragingen die de verdachte in Nederland heeft verricht. Datzelfde is het geval bij de extensieve interpretatie van het buiten het grondgebied van Nederland brengen van verdovende middelen. Anders dan in de door A-G Hofstee in zijn conclusie van 8 maart 2016 besproken zaak (ECLI:NL:PHR:2015:316) kan i.c. uit de bewijsvoering zowel het opzet van de verdachte op de (verlengde) invoer/uitvoer van de cocaïne als het medeplegen niet worden afgeleid. Ook niet indien daarbij in aanmerking wordt genomen: — het ruime bereik van het bestanddeel ‘binnen het Nederlands grondgebied brengen’/‘buiten het grondgebied van Nederland brengen’ als bedoeld in art. 2 onder A Opiumwet en het bepaalde in art. 1, vierde en vijfde lid, Opiumwet; — de specifieke context waarbinnen feit 1 is begaan, te weten de (verlengde) invoer/uitvoer van in een container verscheepte cocaïne; — hetgeen het hof met betrekking tot de gebeurtenissen en, in het bijzonder, het geheel van gedragingen van de verdachte — zijn handelwijze, het patroon en zijn rol — heeft vastgesteld en heeft samengevat; — de aard van de gedragingen van de verdachte en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, die gelet op haar uiterlijke verschijningsvorm immers niet, althans niet zonder meer duiden op het bewezen verklaarde opzet; — het ontbreken van de bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en anderen met betrekking tot feit 5; — het ontbreken van de wezenlijke bijdrage die de verdachte in dat verband tezamen met anderen heeft geleverd, in de vorm van een samenstel van gedragingen die zich zowel voor als na de feitelijke (verlengde) invoer/uitvoer van de container laten situeren, en die, mede in het licht van het overzichtsarrest over medeplegen van HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, NJ 2015/390 m.nt. Mevis, van onvoldoende gewicht zijn om de kwalificatie medeplegen te kunnen rechtvaardigen.
1.16
Niet onmogelijk is dat het hof van oordeel is dat de door verdachte in België verrichte gedragingen, die volgens het hof hebben bestaan uit gedragingen ten behoeve van het verdere vervoer en/of de verspreiding van cocaïne, ook beschouwd kunnen worden als opleverende het (eerder) binnen het grondgebied van Nederland brengen van de cocaïne en het (eerder) buiten het grondgebied van Nederland brengen van de cocaïne. Indien het hof hiervan uit is gegaan, getuigt dit oordeel van een onjuiste rechtsopvatting, nu dit oordeel geen steun vindt in het recht.
Dat
Op vorenstaande gronden het u Edelhoogachtbaar College moge behagen, gemelde uitspraak te vernietigen met een zodanige uitspraak als uw Edelhoogachtbaar College noodzakelijk voorkomt.
Spijkenisse, 12 januari 2017
advocaat