Einde inhoudsopgave
Cessie (O&R nr. 70) 2012/II.9.3
II.9.3 Beëindiging van de ‘issuer services agreement’ en de aanstelling van een ‘substitute servicer/administrator’
mr. M.H.E. Rongen, datum 01-10-2011
- Datum
01-10-2011
- Auteur
mr. M.H.E. Rongen
- JCDI
JCDI:ADS355219:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Algemeen
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
Voetnoten
Voetnoten
Zie hierna: § III.3.3.1. Vgl. Fitch Ratings, Structured Finance, Criteria for servicing continuity risk in structured finance, August 2011, p. 1 en p. 2; Moody’s Investors Service, Global Credit Policy, Global structured finance operational risk guidelines: Moody’s approach to analyzing performance disruption risk, June 2011, p. 3 en Standard & Poor’s, Structured Finance, Third-party functions are crucial to RMBS performance, November 1999, p. 12.
Zie Standard & Poor’s, Structured Finance, Third-party functions are crucial to RMBS performance, November 1999, p. 14-15.
De aanstelling van de servicer en de administrator geschiedt vaak in een en dezelfde overeenkomst. Indien zich alleen een termination event voordoet met betrekking tot bijvoorbeeld de servicer, dan wordt de overeenkomst enkel beëindigd voor zover het de positie van de servicer betreft. Voor wat betreft de administrator blijft de overeenkomst in stand.
Zie nr. 173.
Vgl. Standard & Poor’s, Structured Finance, U.S. CMBS legal and structured finance criteria, New York 2003, p. 62; Standard & Poor’s, Structured Finance Ratings, Real Estate Finance, Legal and structured finance issues in commercial mortgage securities, New York 1999, p. 49 en p. 61 en Standard & Poor’s, Structured Finance, Third-party functions are crucial to RMBS performance, November 1999, p. 15.
Zie nr. 369.
Zie ook: hierna: nr. 160.
Veelal bepaalt de ‘receivables purchase agreement’ dat vorderingen die de originator/seller op grond van de koopovereenkomst op het SPV heeft, niet kunnen worden verrekend met schulden van de originator onder de koopovereenkomst of enige andere transactie-overeenkomst. Hiermee wordt onder meer bereikt dat de originator zijn afdrachtverplichtingen met betrekking tot geïnde gelden, die op hem rusten in zijn hoedanigheid van servicer en seller, niet kan verrekenen met vorderingen op het SPV uit hoofde van de koopovereenkomst. Aldus wordt voorkomen dat de ‘priority of payments’ kan worden doorkruist door een beroep op verrekening (zie nr. 139 onder (iv)).
Vgl. Standard & Poor’s, Structured Finance, Third-party functions are crucial to RMBS performance, November 1999, p. 15.
Vgl. Standard & Poor’s, Structured Finance, Legal criteria for U.S. structured finance transactions, New York, October 2006, p. 155 en Standard & Poor’s, Structured Finance, Legal criteria for structured finance transactions, New York, April 2002, p. 63.
Zie Fitch Ratings, Structured Finance, Criteria for servicing continuity risk in structured finance, August 2011, p. 4 e.v. en Moody’s Investors Service, Global Credit Policy, Global structured finance operational risk guidelines: Moody’s approach to analyzing performance disruption risk, June 2011, p. 11 e.v.
Dit kan het geval zijn in Amerikaanse transacties. Vgl. Standard & Poor’s, Structured Finance, Legal criteria for U.S. structured finance transactions, New York, October 2006, p. 155; Standard & Poor’s, Structured Finance, U.S. CMBS legal and structured finance criteria, New York 2003, p. 62; Standard & Poor’s, Structured Finance, Trade receivable Criteria, New York 1999, p. 15 en Standard & Poor’s, European Consumer Finance Criteria, January 1998, p. 30-31.
Zie Standard & Poor’s, Structured Finance, U.S. CMBS legal and structured finance criteria, New York 2003, p. 62 en Standard & Poor’s, Structured Finance Ratings, Real Estate Finance, Legal and structured finance issues in commercial mortgage securities, New York 1999, p. 49 en p. 60.
Zie Standard & Poor’s Structured Finance Ratings, Real Estate Finance, Legal and structured finance issues in commercial mortgage securities, New York 1999, p. 49 en p. 60.
Zie Standard & Poor’s, Structured Finance, U.S. CMBS legal and structured finance criteria, New York 2003, p. 62 en Standard & Poor’s Structured Finance Ratings, Real Estate Finance, Legal and structured finance issues in commercial mortgage securities, New York 1999, p. 49 en p. 60.
Opgemerkt zij dat de trustee partij bij de issuer service agreement is. Een alternatief is dat de servicer/administrator gehouden wordt om in geval van beëindiging van de issuer services agreement als gevolg van het faillissement van het SPV een soortgelijke overeenkomst te sluiten met de trustee.
Bij mijn weten bevat de issuer services agreement een dergelijke regeling in de tot op heden uitgevoerde transacties over het algemeen niet. Mijns inziens is hier sprake van een lacune in de regeling van het beheer van de aan het SPV overgedragen vorderingenportefeuille.
158. Termination events. Het is in het belang van de investeerders in de ABS dat de onderliggende vorderingenportefeuille adequaat wordt beheerd. Indien de kwaliteit en continuïteit van het debiteurenbeheer niet is gewaarborgd, dan kan dat ertoe leiden dat vorderingen langer blijven openstaan, dat het aantal betalingsvertragingen toeneemt en mogelijk ook dat er meer kredietverliezen worden geleden.1 De transactie dient derhalve te voorzien in een regeling omtrent de vervanging van de servicer mocht dit gelet op de continuïteit van het debiteurenbeheer nodig zijn. Hetzelfde geldt voor de functie van de (cash) administrator.
De ‘issuer services agreement’ bevat over het algemeen een lijst met gebeurtenissen (de zogeheten termination events) die, indien zij zich voordoen, de trustee of het SPV, met toestemming van de trustee, de bevoegdheid geven om de overeenkomst eenzijdig door een schriftelijke mededeling (een ‘termination notice’) te beëindigen.2 Het betreft gevallen waarin de servicer/administrator tekortschiet in zijn verplichtingen of die het anderszins wenselijk doen zijn dat de servicer/administrator van zijn taken wordt ontheven.3 Het is mogelijk dat de trustakte er in voorziet dat de trustee in geval van een termination event door een resolutie van de vergadering van obligatiehouders4 ertoe kan worden gedwongen een termination notice uit te brengen.5
De volgende gebeurtenissen worden vaal als termination events aangeduid:
het gedurende een bepaalde periode (bv. 14 dagen) uitblijven van een verschuldigde betaling of een verplichte overboeking van op vorderingen geïnde gelden naar de daarvoor bedoelde transactierekeningen (een ‘payment default’);
een tekortkoming in een van de andere krachtens de overeenkomst op de servicer/administrator rustende verplichtingen, dan wel de schending van een van de door de servicer/administrator afgegeven ‘covenants’, mits de belangen van de investeerders daardoor naar de mening van de trustee wezenlijk worden geschaad en de tekortkoming niet binnen een bepaalde periode (bv. 14 dagen) nadat de servicer/administrator daarvan door de trustee op de hoogte is gebracht, wordt opgeheven;
de servicer/administrator of een derde onderneemt stappen die de ontbinding van de servicer/administrator of de vereffening van diens vermogen tot doel hebben;
een aanvraag tot surséance van betaling, noodregeling of faillissement door de servicer/administrator of een derde;
de servicer voldoet niet (meer) aan bepaalde ‘performance based tests’ of vermogenseisen;
de nakoming van de verplichtingen van de servicer/administrator wordt op enig moment onwettig of onrechtmatig;
de servicer/administrator beschikt op enig moment niet meer over de vereiste vergunningen;
de verlaging of het verval van de rating van de servicer (hetgeen van belang kan zijn indien de servicer in het kader van de liquidity support een bevoorschottingsverplichting op zich heeft genomen).6
Daarnaast kent de ‘issuer services agreement’ het SPV en de security trustee ieder een algemene opzeggingsbevoegdheid toe, uit te oefenen met een opzegtermijn van 6 of 12 maanden.7
159. Verplichtingen na ‘termination’; aanstelling van een ‘substitute’ of ‘backup servicer/administrator’. Indien de issuer services agreement op grond van een termination event wordt beëindigd, is de servicer/administrator gehouden om de gehele boekhouding en alle relevante documenten en correspondentie over te dragen aan de trustee of degene die deze aanwijst. Bovendien dienen alle gelden die de servicer/administrator ten behoeve van het SPV en/of de trustee onder zich heeft, te worden afgedragen8 en dient hij al datgene te doen wat de trustee hem naar redelijkheid opdraagt.
De issuer services agreement bevat over het algemeen een regeling omtrent de aanstelling van een nieuwe servicer/administrator, een zogenoemde substitute servicer/administrator.9 In Nederlandse RMBS-transacties is het gebruikelijk dat de trustee en het SPV een ‘best efforts’-verplichting op zich nemen om in geval van beëindiging van de ‘issuer services agreement’ een nieuwe servicer/administrator aan te stellen. Daarnaast wordt bepaald dat de servicer/administrator niet van zijn taken mag worden ontheven, zolang er nog geen opvolger is aangesteld.10 Een regeling omtrent de vervanging van de servicer/administrator is, zoals vermeld, van groot belang voor de waarborging van de continuïteit van het debiteurenbeheer en de administratie van het SPV.
Daarnaast is het mogelijk dat er al bij aanvang van de transactie (op ‘closing’) een backup of standby-servicer wordt aangesteld die het debiteurenbeheer van de servicer overneemt, indien laatstgenoemde als gevolg van een termination event van zijn taken wordt ontheven, en die bovendien een zekere mate van toezicht kan houden op het functioneren van de servicer.11 De aanstelling van een backup servicer kan noodzakelijk zijn, indien de servicer/originator geen ‘investment grade’ rating heeft, de geëffectiseerde vorderingenportefeuille geen standaardportefeuille betreft waarvan het beheer op relatief korte termijn kan worden overgenomen door een andere instelling, of indien er slechts weinig instellingen zijn die de expertise in huis hebben om de vorderingenportefeuille te beheren. In sommige gevallen is er slechts sprake van een verplichting om binnen een bepaalde termijn (bv. 60 dagen) een backup servicer aan te stellen, indien een ‘rating trigger’ wordt geactiveerd, zoals de verlaging van de rating van de seller/servicer beneden ‘investment grade’.
Voorts zullen de rating agencies verlangen dat er door het SPV een marktconforme ‘servicing fee’ betaald kan worden, zodat het voldoende aantrekkelijk is voor andere instellingen om de servicing over te nemen. Het is verder mogelijk dat de rating agencies verlangen dat de bij de transactie betrokken trustee, indien nodig, (tijdelijk) het debiteurenbeheer van de servicer overneemt zolang er nog geen substitute servicer is aangesteld.12
160. Opzegging door servicer/administrator. Het is gebruikelijk dat de issuer services agreement onder bepaalde voorwaarden ook aan de servicer/administrator de bevoegdheid toekent om, met inachtneming van een bepaalde opzegtermijn (bv. 6 of 12 maanden), de overeenkomst eenzijdig op te zeggen. Opzegging door de servicer zal enkel zijn toegestaan, indien de trustee daarmee schriftelijk instemt – welke instemming niet op onredelijke gronden zal worden onthouden – en er bovendien voor het einde van de opzegtermijn een substitute servicer zal zijn aangesteld die het debiteurenbeheer van de servicer overneemt. De servicer zal niet worden ontheven van zijn beheertaken voordat er een substitute servicer is aangesteld op nagenoeg dezelfde voorwaarden als die vervat in de issuer services agreement.
Indien aan de door het SPV uitgegeven effecten een rating is toegekend, kan in bepaalde transacties – zoals CMBS – een voorwaarde voor opzegging zijn dat een ‘rating confirmation’ wordt verkregen. Dit houdt in dat de rating agencies bevestigen dat de ‘current’ rating van de effecten niet wordt verlaagd als gevolg van de opzegging en de aanstelling van een substitute servicer.13 Mogelijk is bepaald dat een vrijwillige opzegging van de servicing agreement door de servicer alleen is toegestaan, indien de vervulling door de servicer van zijn verplichtingen in strijd komt met weten regelgeving waaraan de servicer is onderworpen.14
Meestal wordt ook bepaald dat een overgang van de rechten en de verplichtingen van de servicer/administrator op een derde (door contracts-, schuldoverneming en/of cessie) slechts is toegestaan met schriftelijke toestemming van het SPV en de trustee. Mogelijk is tevens een ‘rating confirmation’ vereist van de rating agencies.15
161. Nederlands recht: art. 7:422 BW. Wat betreft de beëindiging van de issuer services agreement dient tot slot nog gewezen te worden op de regeling van art. 7:422 BW (jo art. 7:424 BW). Zoals hiervoor vermeld, dient de issuer services agreement naar Nederlands recht te worden aangemerkt als een gecombineerde overeenkomst van enkelvoudige opdracht en lastgeving. Uit art. 7:422 BW volgt dat de issuer services agreement, voor zover zij betrekking heeft op lastgeving, van rechtswege eindigt door het faillissement van het SPV (de lastgever) of het faillissement van de servicer/administrator (de lasthebber). De regel dat de lastgeving eindigt als gevolg van het faillissement van de lastgever is van dwingend recht (zie art. 7:422 lid 2 BW). Met het oog hierop dient in de issuer services agreement op zijn minst te worden bepaald, dat de servicer/administrator, in het onwaarschijnlijke geval dat het SPV failliet gaat, zijn werkzaamheden vanaf dat moment verricht ten behoeve en voor rekening van de trustee in zijn hoedanigheid van pandhouder van het gehele vermogen van het SPV.16 Hiermee wordt bereikt dat ook in geval van faillissement van het SPV het beheer van de geëffectiseerde vorderingen ten gunste van de investeerders in de ABS wordt gecontinueerd.17
In sommige transacties is bepaald dat de servicer de vorderingen ten behoeve van de security trustee (in zijn hoedanigheid van pandhouder) gaat beheren, zodra de trustee de servicer daartoe krachtens een mededeling heeft geïnstrueerd. Als gevolg van de mededeling van de pandrechten is de trustee bevoegd geworden om met uitsluiting van het SPV de vorderingen te innen (zie art. 3:246 lid 1 BW). De trustee zal in veel gevallen echter niet in staat zijn om een adequaat beheer over de vorderingen te voeren. Het beheer dient te geschieden door een daarin gespecialiseerde instelling (de servicer).