Vgl. bijv. HR 21 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:781.
HR, 21-04-2020, nr. 18/05379 B
ECLI:NL:HR:2020:671
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
21-04-2020
- Zaaknummer
18/05379 B
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2020:671, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 21‑04‑2020; (Cassatie, Beschikking)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2020:410
ECLI:NL:PHR:2020:410, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑03‑2020
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2020:671
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2020-0159
Uitspraak 21‑04‑2020
Inhoudsindicatie
Beklag, beslag ex art. 94 Sv op pinpas, rijbewijs, huissleutels, telefoon, laptop en auto onder klaagster t.z.v. verdenking van witwassen en drugshandel. 1. Ontvankelijkheid cassatieberoep, nu voorwerpen deels zijn teruggegeven aan klaagster. 2. Klaagster en raadsman behoorlijk opgeroepen voor behandeling in raadkamer? Ad 1. HR: Op redenen vermeld in CAG kan HR cassatieberoep van klaagster niet in behandeling nemen v.zv. dit ziet op inbeslaggenomen pinpas, rijbewijs, huissleutels, telefoon en laptop. CAG: Blijkens door strafgriffie HR bij parket ingewonnen informatie zijn genoemde voorwerpen teruggegeven aan klaagster. Gelet daarop is beslag inmiddels beëindigd. Klaagster in zoverre n-o. Ad 2. HR: Op redenen vermeld in CAG slaagt middel. CAG: Art. 23.2 Sv brengt mee dat klaagster voor raadkamerbehandeling had moeten worden opgeroepen. Uit aan HR ex art. 434.1 Sv gezonden stukken blijkt evenwel dat zo’n oproeping niet is geschied, zodat daarvan in cassatie moet worden uitgegaan. Dit verzuim heeft betrekking op wezenlijke grondslag van raadkamerprocedure, zodat het nietigheid van onderzoek meebrengt, ook al is deze niet met zoveel woorden in wet bedreigd. Uit stukken blijkt tevens dat is verzuimd afschrift van oproeping voor behandeling van klaagschrift aan raadsman van klaagster, die door klaagster gemachtigd was klaagschrift in te dienen, te verzenden, zodat er in cassatie vanuit moet worden gegaan dat voorschrift van art. 48 Sv niet is nageleefd, hetgeen geacht wordt aan geldige behandeling van klaagschrift in raadkamer buiten tegenwoordigheid van klaagster en haar raadsman in de weg te staan. Volgt (partiële) vernietiging en terugwijzing.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 18/05379 B
Datum 21 april 2020
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 24 september 2018, nummer RK 18/2355, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klaagster],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
hierna: de klaagster.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft R.I. Takens, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de klaagster in het beroep voor zover dat is gericht tegen de beslissing tot niet‑ontvankelijkverklaring van de klaagster in het beklag, tot vernietiging van de bestreden beschikking voor het overige en tot terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Rotterdam, opdat de zaak in zoverre opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad kan het cassatieberoep van de klaagster niet in behandeling nemen voor zover dit ziet op de inbeslaggenomen pinpas, het rijbewijs, de huissleutels, een telefoon van het merk Samsung, type S7, en een laptop. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 3.1.
3. Beoordeling van het cassatiemiddel
3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat de klaagster noch haar raadsman behoorlijk is opgeroepen voor de behandeling in raadkamer van 12 september 2018 van het namens de klaagster ingediende klaagschrift.
3.2
Het cassatiemiddel slaagt. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 4.2 tot en met 4.8.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk wat betreft de beslissingen van de rechtbank ten aanzien van de inbeslaggenomen pinpas, het rijbewijs, de huissleutels, een telefoon van het merk Samsung, type S7, en een laptop;
- vernietigt de beschikking van de rechtbank voor het overige;
- wijst de zaak terug naar de rechtbank Rotterdam, opdat de zaak in zoverre opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 april 2020.
Conclusie 10‑03‑2020
Inhoudsindicatie
Beklag, beslag ex art. 94 Sv op pinpas, rijbewijs, huissleutels, telefoon, laptop en auto onder klaagster t.z.v. verdenking van witwassen en drugshandel. 1. Ontvankelijkheid cassatieberoep, nu voorwerpen deels zijn teruggegeven aan klaagster. 2. Klaagster en raadsman behoorlijk opgeroepen voor behandeling in raadkamer? Ad 1. HR: Op redenen vermeld in CAG kan HR cassatieberoep van klaagster niet in behandeling nemen v.zv. dit ziet op inbeslaggenomen pinpas, rijbewijs, huissleutels, telefoon en laptop. CAG: Blijkens door strafgriffie HR bij parket ingewonnen informatie zijn genoemde voorwerpen teruggegeven aan klaagster. Gelet daarop is beslag inmiddels beëindigd. Klaagster in zoverre n-o. Ad 2. HR: Op redenen vermeld in CAG slaagt middel. CAG: Art. 23.2 Sv brengt mee dat klaagster voor raadkamerbehandeling had moeten worden opgeroepen. Uit aan HR ex art. 434.1 Sv gezonden stukken blijkt evenwel dat zo’n oproeping niet is geschied, zodat daarvan in cassatie moet worden uitgegaan. Dit verzuim heeft betrekking op wezenlijke grondslag van raadkamerprocedure, zodat het nietigheid van onderzoek meebrengt, ook al is deze niet met zoveel woorden in wet bedreigd. Uit stukken blijkt tevens dat is verzuimd afschrift van oproeping voor behandeling van klaagschrift aan raadsman van klaagster, die door klaagster gemachtigd was klaagschrift in te dienen, te verzenden, zodat er in cassatie vanuit moet worden gegaan dat voorschrift van art. 48 Sv niet is nageleefd, hetgeen geacht wordt aan geldige behandeling van klaagschrift in raadkamer buiten tegenwoordigheid van klaagster en haar raadsman in de weg te staan. Volgt (partiële) vernietiging en terugwijzing.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 18/05379 B
Zitting 10 maart 2020
CONCLUSIE
A.E. Harteveld
In de zaak
[klaagster] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
hierna: de klaagster.
De rechtbank Rotterdam heeft bij beschikking van 24 september 2018 de klaagster niet-ontvankelijk verklaard in het beklag voor zover strekkende tot teruggave van de inbeslaggenomen pinpas, het rijbewijs, de huissleutels, een telefoon van het merk Samsung type S7 en een laptop, en het beklag ongegrond verklaard voor zover strekkende tot teruggave van de personenauto Volkswagen Passat, met kenteken [AA-00-AA] .
Het cassatieberoep is ingesteld door de klaagster en mr. R.I. Takens, advocaat te Amsterdam, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.1.
Het op grond van art. 552a Sv ingediende klaagschrift strekt onder meer tot teruggave van de inbeslaggenomen pinpas, het rijbewijs, de huissleutels, een telefoon van het merk Samsung type S7 en een laptop aan de klaagster. De rechtbank heeft bij de bestreden beschikking het klaagschrift ten aanzien van deze voorwerpen niet-ontvankelijk verklaard, op de grond dat door de officier van justitie een last tot teruggave van genoemde voorwerpen is gegeven. Blijkens door de strafgriffie van de Hoge Raad bij het parket Rotterdam ingewonnen informatie zijn genoemde voorwerpen op 7 september 2018 teruggegeven aan de klaagster. Gelet daarop is het beslag inmiddels beëindigd zodat de klaagster in zoverre niet in het cassatieberoep, dat door de klaagster op 3 oktober 2018 is ingesteld, kan worden ontvangen.1.
3.2.
Alvorens ik aan de bespreking van het middel toekom wil ik ook nog kort stilstaan bij de status van het beslag op de Volkswagen Passat, met kenteken [AA-00-AA] . Genoemde auto is blijkens de website van “Domeinen Roerende Zaken” op 7 februari 2020 vervreemd tegen baat voor een bedrag van € 4.567,- (excl. alle eventuele bijkomende kosten en belastingen).2.Ingevolge art. 117, vierde lid, Sv blijft het beslag op inbeslaggenomen voorwerpen die op grond van de machtiging van het openbaar ministerie tegen baat worden vervreemd, onverminderd het bepaalde in artikel 116, rusten op de verkregen opbrengst. Gelet hierop meen ik dat de klaagster op dit moment nog voldoende belang heeft bij het cassatieberoep.
4. Het middel
4.1.
Het middel klaagt dat de klaagster noch haar raadsman (mr. R.I. Takens) behoorlijk zijn opgeroepen voor de behandeling van het namens de klaagster ingediende klaagschrift in raadkamer van 12 september 2018.
4.2.
Overeenkomstig het Procesreglement heeft de raadsman van de klaagster bij faxbericht van 14 mei 2019 tijdig aan de rolraadsheer verzocht om nazending van een afschrift van de oproepingen voor de (raadkamer)behandeling. Bij schrijven van 16 mei 2019 is aan de raadsman bericht dat het opgevraagde stuk geen deel uitmaakt van het dossier dat op de voet van art. 434 Sv aan de Hoge Raad is toegestuurd. Daarbij wordt verwezen naar een verklaring van de rechtbank, inhoudende:
“(…)
kenmerk 18/2355onderwerp Cassatie inzake [klaagster] , klaagschrift beslag
MEMOGeachte heer/mevrouw,Bijgaande zaak (klaagschrift beslag) is behandeld op de MK-pro forma zitting van 12 september 2018. Uit het dossier is niet op te maken of er (telefonisch) een afspraak is gemaakt met de advocaat voor wat betreft de behandeling van het klaagschrift op deze datum. Daarnaast zijn klaagster en haar advocaat niet op de gebruikelijke wijze opgeroepen.Wel is de zitting aangezegd op de zitting van 19 juni 2018.Hoogachtend,(…)Coördinerend Administratief Medewerker”
4.3.
Bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevindt zich een proces-verbaal van de meervoudige kamer voor strafzaken in de rechtbank Rotterdam van 19 juni 2018. Dit proces-verbaal houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
“(…)
De verdachte, op de terechtzitting aanwezig, (…)
Als raadsman van de verdachte is aanwezig mr. R.I. Takens, advocaat te Amsterdam.
- -
…)Het onderzoek op de terechtzitting wordt geschorst tot de terechtzitting van 12 september 2018 te 14.00 uur.
- -
Het onderzoek wordt geschorst voor een termijn die langer is dan één maand, aangezien de hiervoor genoemde onderzoekshandelingen naar verwachting niet binnen één maand gereed zullen zijn en het zittingsrooster van de rechtbank voortzetting van het onderzoek op de terechtzitting binnen één maand niet toelaat.
Aan de verdachten en hun raadslieden wordt aangezegd om op de nadere terechtzitting aanwezig te zijn.
Aan de officier van justitie wordt verzocht zorg te dragen voor het vervoer van de verdachten tegen de nadere terechtzitting.”
4.4.
Voorts bevindt zich bij de stukken een proces-verbaal van de meervoudige raadkamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam van 12 september 2018. Dit proces-verbaal houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
“(…)Parketnummer: 10-960073-18Raadkamernummer: 18/2355
(…)Aan de orde is het klaagschrift op de voet van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:(…)De klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.”
4.5.
De bestreden beschikking houdt voorts, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
“Parketnummer: 10-960073-18Raadkamernummer: 18/2355(…)
FeitenOp 13 maart 2018 te Amsterdam is onder de klaagster beslag gelegd op onder meer de volgende voorwerpen:(…)
- Volkswagen Passat met kenteken [AA-00-AA] .
Het beslag is gelegd op grond van artikel 94 Sv.
Dit beslag is gelegd in het kader van de onder opgemeld parketnummer ingeschreven strafzaak tegen de klaagster. Zij wordt kortweg verdacht van drugshandel en witwassen.
(…)”
4.6.
In de toelichting op het middel wordt aangevoerd dat uit de onder 4.2 genoemde memo blijkt dat de klaagster en haar raadsman niet zijn opgeroepen om te verschijnen in raadkamer van 12 september 2018. Ook wordt gesteld dat uit het proces-verbaal van de terechtzitting van 19 juni 2018 niet blijkt dat toen ook melding is gemaakt van de omstandigheid dat het klaagschrift op de nadere terechtzitting behandeld zou gaan worden. Het niet voldaan zijn aan de oproepingsvereisten zou volgens de steller van het middel nietigheid van de raadkamerbehandeling tot gevolg moeten hebben.
4.7.
Blijkens de bestreden beschikking is, voor zover hier nog van belang, de inbeslaggenomen Volkswagen Passat met kenteken [AA-00-AA] , waarop het klaagschrift betrekking heeft, onder de klaagster in beslag genomen. De klaagster is, blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal, niet bij het onderzoek in raadkamer verschenen. Art. 23, tweede lid, Sv brengt mee, voor zover hier van belang, dat de klaagster voor de raadkamerbehandeling had moeten worden opgeroepen. Uit de aan de Hoge Raad op de voet van art. 434, eerste lid, Sv toegezonden stukken blijkt evenwel dat zo een oproeping niet is geschied, zodat daarvan in cassatie moet worden uitgegaan. Dit verzuim heeft betrekking op een wezenlijke grondslag van de raadkamerprocedure, zodat het nietigheid van het onderzoek meebrengt, ook al is deze niet met zoveel woorden in de wet bedreigd.3.
4.8.
Ten overvloede merk ik op dat uit de hiervoor weergegeven stukken tevens blijkt dat is verzuimd een afschrift van de oproeping voor de behandeling van het klaagschrift aan de raadsman van de klaagster - die door de klaagster gemachtigd was het klaagschrift in te dienen - te verzenden, zodat er in cassatie vanuit moet worden gegaan dat het voorschrift van art. 48 Sv niet is nageleefd, hetgeen - al wordt zulks niet uitdrukkelijk in de wet bepaald - geacht wordt aan een geldige behandeling van het klaagschrift in raadkamer buiten tegenwoordigheid van de klaagster en haar raadsman in de weg te staan.4.
4.9.
Het middel slaagt.
5. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden beschikking aanleiding behoren te geven.
6. Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de klaagster in het beroep voor zover dat is gericht tegen de beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring van de klaagster in het beklag, tot vernietiging van de bestreden beschikking voor het overige en tot terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Rotterdam, opdat de zaak in zoverre opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 10‑03‑2020
Vgl. o.m. HR 18 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:972.
Vgl. bijv. HR 27 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2191.