Hof 's-Hertogenbosch, 22-11-2016, nr. 20-000620-14
ECLI:NL:GHSHE:2016:5165, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
22-11-2016
- Zaaknummer
20-000620-14
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2016:5165, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 22‑11‑2016; (Hoger beroep, Op tegenspraak)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2014:846, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 22‑11‑2016
Inhoudsindicatie
Brandstichting en vernieling in Oosterland. Anders dan de rechtbank acht het hof de verklaringen van de medeverdachte voldoende betrouwbaar. Volgt veroordeling voor 7 gevallen van brandstichting (met gevaar voor goederen) en 2 gevallen van vernieling; voor het overige wordt de verdachte vrijgesproken.
Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-000620-14
Uitspraak : 22 november 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank
Zeeland-West-Brabant van 13 februari 2014 in de strafzaak met parketnummer
02-700179-13 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Groot-Brittannië) op [geboortedatum] 1974,
thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Zuid West - De Dordtse Poorten te Dordrecht.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte ter zake van alle onder 1 tot en met 18 ten laste gelegde feiten (brandstichtingen en vernielingen) vrijgesproken en de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte ter zake van de onder 1 tot en met 18 ten laste gelegde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 8 jaar, met aftrek van het voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] zullen worden toegewezen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte van de gehele tenlastelegging zal worden vrijgesproken wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Ten aanzien de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] is aangevoerd dat deze, gelet op het pleidooi tot vrijspraak, niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. Subsidiair is aangaande de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , wegens het gebrek aan onderbouwing van die vordering, eveneens de niet-ontvankelijkverklaring bepleit. Wat betreft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] is subsidiair betoogd dat deze dient te worden afgewezen, omdat ervan uitgegaan moet worden dat de verzekeraar de schade heeft vergoed. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] is subsidiair betoogd dat deze als onevenredig belastend voor het strafproces moet worden beschouwd en niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging naar aanleiding van de vordering nadere omschrijving tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.(aangifte [slachtoffer 6] , pagina 461)
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 februari 2013 tot en met 28 februari 2013 te Oosterland, gemeente Schouwen-Duiveland, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk 4, althans één of meer, autoband(en), in elk geval (telkens) enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2.(aangifte [slachtoffer 6] , pagina 461)
hij op of omstreeks 28 februari 2013 te Oosterland, gemeente Schouwen-Duiveland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een rolcontainer en/of schuur (gelegen aan de [adres] ), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk de inhoud van een rolcontainer, althans de rolcontainer, in aanraking gebracht met vuur en/of die rolcontainer tegen de schuur geplaatst, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met die rolcontainer en/of schuur, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die rolcontainer en/of schuur geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die schuur en/of in die schuur aanwezige goederen en/of de omliggende begroeiing en/of de belendende schuren en/of woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de personen aanwezig in die belendende woningen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
3.(aangifte [slachtoffer 7] , pagina 473)
hij op of omstreeks 09 maart 2013 te Oosterland, gemeente Schouwen-Duiveland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een rolcontainer en/of schuur (gelegen aan het [adres] ), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met de inhoud van een rolcontainer, althans een rolcontainer, en/of die rolcontainer tegen de schuur geplaatst, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een rolcontainer en/of schuur, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die rolcontainer en/of schuur geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die rolcontainer en/of schuur en/of in die schuur aanwezige goederen en/of de belendende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de personen aanwezig in die belendende woningen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
4.(aangifte [slachtoffer 1] , pagina 479)
hij op of omstreeks 09 maart 2013 te Oosterland, gemeente Schouwen-Duiveland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht aan/in een rolcontainer en/of schuur (gelegen aan de [adres] ), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met de inhoud van een rolcontainer, althans de rolcontainer, en/of die rolcontainer tegen die schuur heeft geplaatst, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een rolcontainer en/of schuur, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan de rolcontainer en/of schuur geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die rolcontainer en/of schuur en/of de in die schuur aanwezige goederen en/of de belendende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de personen aanwezig in die belendende woningen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
5.(aangifte [verdachte] , pagina 496)
hij op of omstreeks 15 maart 2013 te Oosterland, gemeente Schouwen-Duiveland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een schuur (gelegen aan de [adres] ), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met een brandbare stof in die schuur, althans met de schuur, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die schuur en/of campingtafel geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die schuur en/of de in die schuur aanwezige goederen en/of de belendende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de personen aanwezig in die belendende woningen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
6.(aangifte [slachtoffer 8] , pagina 519)
hij op of omstreeks 16 maart 2013 te Oosterland, gemeente Schouwen-Duiveland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht aan/in een fiets en/of (houten) schuur (gelegen aan de [adres] ), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk vuur in aanraking gebracht met die fiets welke in de schuur stond tegen, althans nabij, de muur van die schuur en/of die schuur, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een fiets en/of schuur, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die fiets en/of schuur geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die fiets en/of schuur en/of andere in die schuur aanwezige goederen en/of de belendende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen aanwezig in die belendende woningen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
7.(aangifte [slachtoffer 9] , pagina 528)
hij op of omstreeks 11 april 2013 te Oosterland, gemeente Schouwen-Duiveland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een caravan (gelegen aan de [adres] ), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met het interieur van die caravan en/of waardoor het dekbed vlam heeft gevat, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een dekbed, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan het interieur van de caravan en/of die caravan geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die caravan en de daarin aanwezige goederen en/of de naast de caravan geparkeerde auto en/of aanhangwagen en/of belendende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de personen aanwezig in die belendende woningen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
8.(aangifte [slachtoffer 2] , pagina 552)
hij op of omstreeks 20 april 2013 (rond 03:00 uur) te Oosterland, gemeente Schouwen-Duiveland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een paardenstal (gelegen aan de [adres] ), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met/gebracht bij hooi in die paardenstal en/of de paardenstal, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die paardenstal geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die paardenstal en/of de daarin aanwezige paarden en/of andere goederen en/of de belendende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen aanwezig in die belendende woningen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
9.(aangifte [slachtoffer 2] , pagina 552)
hij op of omstreeks 20 april 2013 (tussen 05:00 uur en 07:00 uur) te Oosterland, gemeente Schouwen-Duiveland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een tuinhuis/schuur (gelegen aan de [adres] ), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met dat tuinhuis/die schuur en/of de daarin aanwezige goederen, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan dat tuinhuis/die schuur en/of een bijzettafel geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat tuinhuis/die schuur en/of de daarin aanwezige goederen en/of de belendende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de personen aanwezig in die belendende woningen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
10.(aangifte [verdachte] , pagina 567 + 580)
hij op of omstreeks 21 april 2013 te Oosterland, gemeente Schouwen-Duiveland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een rolcontainer en/of een schuur (gelegen aan de [adres] ), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk de inhoud van die rolcontainer, althans de rolcontainer, in aanraking gebracht met open vuur en/of die rolcontainer in de schuur gezet, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met die rolcontainer en/of de schuur, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die rolcontainer en/of die schuur en/of de in die schuur aanwezige goederen en/of de belendende woning en/of de schuur gelegen op de [adres] geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die rolcontainer en/of die schuur en/of de belendende woningen en/of de belendende schuren, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de personen aanwezig in die belendende woningen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
11.(aangifte [slachtoffer 10] , pagina 578)
hij op of omstreeks 21 april 2013 te Oosterland, gemeente Schouwen-Duiveland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een rolcontainer en/of een schuur (gelegen aan de [adres] ), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met de inhoud van een rolcontainer, althans met een rolcontainer, en/of die rolcontainer tegen de schuur(deur) heeft/hebben gezet, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een rolcontainer en/of een schuur, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die rolcontainer en/of de schuur geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die rolcontainer en/of die schuur en/of de in die schuur aanwezige goederen en/of de belendende schuren en/of woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de personen aanwezig in die belendende woningen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
12. primair:(aangifte [verdachte] , pagina 580)
hij op of omstreeks 26 april 2013 te Oosterland, gemeente Schouwen-Duiveland, opzettelijk brand heeft gesticht in een vuilcontainer/rolcontainer (aan de [adres] ), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk met een aansteker een vuilniszak (inclusief inhoud) in brand gestoken en/of vervolgens papier erbij gegooid/gelegd, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een vuilniszak en/of papier, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die vuilcontainer/rolcontainer geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die vuilcontainer/rolcontainer en/of de naastgelegen beplanting/planten/struiken/bomen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
12. subsidiair:hij op of omstreeks 26 april 2013 te Oosterland, gemeente Schouwen-Duiveland, opzettelijk en wederrechtelijk een vuilcontainer/rolcontainer (aan de [adres] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Gemeente Schouwen-Duiveland, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
13.(aangifte [verdachte] , pagina 608 + aangifte [slachtoffer 3] , pagina 611)
hij op of omstreeks 03 mei 2013 te Oosterland, gemeente Schouwen-Duiveland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een rolcontainer (gelegen aan de [adres] ) en/of een schuur (gelegen aan de [adres] ), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met de inhoud van die rolcontainer, althans met de rolcontainer en/of die rolcontainer tegen de achterkant van een schuur (gelegen aan de [adres] ) gezet, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een rolcontainer en/of een schuur, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die rolcontainer en/of schuur geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die rolcontainer en/of schuur en/of de in die schuur aanwezige goederen en/of de belendende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de personen aanwezig in die belendende woningen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
14.(aangifte [slachtoffer 10] , pagina 622)
hij op of omstreeks 03 mei 2013 te Oosterland, gemeente Schouwen-Duiveland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een schuur (gelegen aan de [adres] ), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met de goot van die schuur, althans met die schuur, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die goot en/of schuur geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die schuur en/of in die schuur aanwezige goederen en/of de naastgelegen schutting en/of de belendende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de personen aanwezig in die belendende woningen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;15.(aangifte [verdachte] , pagina 608)
hij op of omstreeks 03 mei 2013 te Oosterland, gemeente Schouwen-Duiveland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk (een) ruit(en) (van een woning gelegen aan de [adres] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [verhuurder] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
16.(aangifte [slachtoffer 4] , pagina 650)
hij op of omstreeks 05 mei 2013 te Oosterland, gemeente Schouwen-Duiveland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een kattenkrabpaal en/of een kattenren (gelegen aan de [adres] ), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met een kattenkrabpaal welke in de kattenren geplaatst was, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die kattenkrabpaal geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die kattenkrabpaal en/of de kattenren en/of andere in die kattenren aanwezige goederen en/of de belendende woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de personen aanwezig in die belendende woningen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
17.(aangifte [slachtoffer 5] , pagina 660)
hij op of omstreeks 08 mei 2013 te Oosterland, gemeente Schouwen-Duiveland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht aan een pand/schuur (gelegen aan de [adres] ), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk een aansteker/lucifer, althans een brandend/gloeiend voorwerp, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met benzine, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan voornoemde schuur geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de in de schuur aanwezige goederen en/of voor de naast de schuur gelegen personenauto, te weten een Opel [kenteken] , en/of de belendende schuren en/of de belendende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in de belendende schuren en/of woningen aanwezige personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
18.(aangifte [slachtoffer 5] , pagina 660)
hij op of omstreeks 08 mei 2013 te Oosterland, gemeente Schouwen-Duiveland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk 4, althans één of meer, autoband(en) (behorende bij een Suzuki [kenteken] en/of een Renault [kenteken] ), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Beoordeling van het bewijs
De advocaat-generaal heeft naar voren gebracht dat in het dossier voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor alle 18 ten laste gelegde feiten. Daarbij heeft de advocaat-generaal gewezen op het verband tussen de brandstichtingen, welke overeenkomsten vertonen vanwege de vergelijkbare werkwijze en daarom via schakelbewijs aan elkaar kunnen worden gekoppeld. Voorts heeft de advocaat-generaal naar voren gebracht dat de verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte] , met name het negende en tiende verhoor van 17 juli 2013 en 23 juli 2013, betrouwbaar en derhalve bruikbaar zijn voor het bewijs. De advocaat-generaal heeft voorts – volgens hem met de bedoeling een bijdrage te leveren aan de overtuiging van het hof – een deskundigenrapport ingebracht, opgesteld door dr. F.J.M. Alkemade, welke een Bayesiaanse visie op de brandstichtingen heeft gegeven.
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte ook in hoger beroep zal worden vrijgesproken van de gehele tenlastelegging wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat in deze strafzaak geen gebruik kan worden gemaakt van een schakelbewijsconstructie. Volgens de raadsman heeft de rechtbank terecht overwogen dat de modus operandi van het in brand steken van een rolcontainer en deze tegen een gebouw plaatsen onvoldoende specifiek is om te gebruiken als schakelbewijs.
Door de verdediging zijn, ter bestrijding van de Bayesiaanse visie van Alkemade, rapporten in het geding gebracht van prof. dr. mr. H. Prakken, welke van mening is dat het van de zijde van het openbaar ministerie ingebrachte rapport ter zake van de Bayesiaanse methode niet bruikbaar is voor het bewijs in complexe strafzaken.
De verklaringen van de getuige [medeverdachte] zijn naar de mening van de verdediging onbetrouwbaar en dienen van het bewijs te worden uitgesloten. De verdediging voert in dat verband aan dat [medeverdachte] aantoonbaar wisselend en in strijd met de waarheid heeft verklaard over hetgeen verdachte tegen hem zou hebben verteld over de brandstichtingen. Zijn verklaringen worden nagenoeg niet door enig ander bewijsmiddel ondersteund. De rechtbank heeft dan ook terecht besloten om de verklaringen van de getuige [medeverdachte] als onbetrouwbaar niet voor het bewijs te gebruiken.
Ten aanzien van feit 12 primair, te weten de brandstichting op 26 april 2013 op het adres van verdachte, heeft de verdediging zich voorts op het standpunt gesteld dat de verklaringen van de getuige [naam] onvoldoende betrouwbaar zijn om voor het bewijs te kunnen worden gebruikt. Daartoe is aangevoerd dat het gaat om een getuige met een verstandelijke beperking en gedragsproblemen, die pas geruime tijd na het voorval door de politie is gehoord. Ook zou zij tegenstrijdig hebben verklaard over het al dan niet door verdachte in brand steken van een vuilniszak.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het dossier blijkt dat in Oosterland, gemeente Schouwen-Duiveland, sprake is geweest van brandstichtingen en vernielingen, waarbij voor wat betreft de periode van 21 februari 2013 tot en met 8 mei 2013 verdachte en [medeverdachte] als verdachten in beeld zijn gekomen. Verdachte heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij deze feiten anders dan als aangever.
Het hof ziet zich gesteld voor de vraag of naast de aangiften, voldoende steunbewijs te vinden is in het dossier, op grond van verklaringen van de medeverdachte dan wel getuigen of anderszins.
In de periode 8 mei 2013 tot en met 22 mei 2013 is medeverdachte [medeverdachte] bij de politie verhoord. Ten aanzien van deze verhoren is door de politie aan [medeverdachte] voorgehouden dat zij van mening zijn dat hij niet de waarheid heeft verteld doch slechts theorieën naar voren heeft gebracht met betrekking tot de vraag wie de brandstichter zou zijn. Nadat [medeverdachte] vrij is gekomen heeft hij nog twee verklaringen afgelegd op 17 juli 2013 (9e verhoor, pag. 136-194) en op 23 juli 2013 (10e verhoor, pag. 228-271).
In deze verklaringen heeft [medeverdachte] belastend verklaard over verdachte. Die verklaringen komen -zakelijk weergegeven- op het volgende neer:
- -
Met betrekking tot feiten 1 en 2 heeft verdachte letterlijk tegen [medeverdachte] verteld dat alles wat op nummer [getal] is gebeurd op zijn rekening komt en dat hij het gedaan heeft om aangeefster te pesten (pag. 182 en 233).
- -
Met betrekking tot de feiten 3 en 4 heeft [medeverdachte] niet specifiek verklaard.
- -
Met betrekking tot feit 5 heeft [medeverdachte] verklaard dat verdachte dit feit niet heeft bekend tegenover hem (pag. 239).
- -
Met betrekking tot feit 6 heeft [medeverdachte] verklaard dat hij een setje handschoenen kreeg van verdachte en dat ze naar het dorp gingen lopen. [medeverdachte] moest op de uitkijk staan. Verdachte dook de brandgang is, [medeverdachte] hoorde gekraak, op een gegeven moment kwam verdachte terug en zei dat het schuurtje zo goed als verkoold was (pag. 250 en 251).
- -
Met betrekking tot feit 7 heeft [medeverdachte] verklaard dat toen hij van vakantie terugkwam en werd opgehaald op Schiphol door verdachte deze tegen hem zei: “Je hoeft me niet te bedanken, je weet wel waarvoor.” [medeverdachte] heeft dit geïnterpreteerd als zijnde een bekentenis ten aanzien van de brand in de caravan aangezien verdachte hem daarmee zou helpen door tijdens zijn afwezigheid een brand te stichten.
- -
Over feit 8 en feit 9 heeft [medeverdachte] verklaard dat verdachte aan hem heeft verteld dat hij dit gedaan heeft, dat het een makkelijk doelwit was. Dat hij het paardenstalletje met stro heeft aangestoken met een aansteker en dat hij als een goede buur er naar toe is gegaan maar werd weggevloekt door aangever en dat verdachte daarom een paar uur later het schuurtje heeft aangestoken met wat doeken (pag. 189, 190, 233, 234).
- -
Over feit 10 heeft [medeverdachte] verklaard (pag. 230 en 249) dat verdachte wat stoffen omhoog hield en vroeg wat er sneller ging branden. Dat hij zag dat verdachte een grijze rolemmer in de schuur zette. Dat hij dingen er in deed en terpentine er over goot. Dat hij de rolemmer vlak tegen de deur had gezet en de rolemmer heeft aangestoken.
- -
Over feit 11 heeft [medeverdachte] niet verklaard.
- -
Over feit 12 heeft [medeverdachte] verklaard (pag. 230) dat hij gebeld werd door verdachte en ter plaatse is gekomen met brandblussers om de brand te blussen.
- -
Over feit 13, 14 en15 heeft [medeverdachte] verklaard (pag. 249 en 250) dat verdachte hetzelfde geintje heeft uitgehaald en de laatste restjes van de schuur heeft opgeruimd en de rolemmer heeft aangestoken.
- -
Over feit 16 heeft [medeverdachte] verklaard (pag. 237) dat verdachte hem heeft verteld dat hij die brand heeft aangestoken omdat de krabpaal er zo leuk uit zag.
- -
Over feit 17 en 18 heeft [medeverdachte] verklaard (pag. 255 en 256) dat verdachte zei dat hij mee moest naar buiten en hem naar het zijdeurtje van de schuur dirigeerde. Dat [medeverdachte] dat heeft opengemaakt. Dat verdachte hem zei de jerrycan open te draaien en dat verdachte die aanpakte en benzine begon te gooien, ook omhoog, waardoor het over hen kletste. [medeverdachte] moest er uit en hoorde ‘woesjj’. Verdachte kwam binnen en riep dat hij verbrand was waardoor [medeverdachte] hysterisch werd, de kleren van zijn lijf haalde en hem onder de douche zette. De hamer en de aansteker die in de douche zijn aangetroffen kwamen van verdachte. Met een mes heeft verdachte de banden lek gestoken en daarna het mes weer vettig gemaakt aan de borden.
[medeverdachte] is niet alleen bij de politie, maar ook op 17 december 2013 bij de rechter-commissaris en op 15 oktober 2015 bij de raadsheer-commissaris als getuige uitvoerig gehoord. Die beide verhoren hebben onder ede plaatsgevonden. Bij de rechter-commissaris heeft [medeverdachte] verklaard dat hij in de laatste twee verhoren – derhalve de politieverhoren van 17 juli 2013 respectievelijk 23 juli 2013 – de waarheid heeft verteld. [medeverdachte] geeft op dat hij tijdens de verhoren daarvóór niet naar waarheid heeft verklaard vanwege zijn angst voor de verdachte en de bedreigingen die de verdachte heeft geuit. In dezelfde zin heeft hij verklaard bij de raadsheer-commissaris.
Met de advocaat-generaal acht het hof de verklaringen die [medeverdachte] op 17 juli 2013 respectievelijk 23 juli 2013 bij de politie heeft afgelegd voldoende betrouwbaar. Deze twee verklaringen zijn op wezenlijke onderdelen in voldoende mate consistent en gelijkluidend om voor de bewezenverklaring te bezigen, waarbij het hof de omstandigheid betrekt dat [medeverdachte] in die verklaringen niet alleen voor de verdachte in belastende zin heeft verklaard, maar ook zichzelf heeft belast, in ieder geval wat betreft het onder 6 en 17 ten laste gelegde. Niet kan worden gezegd dat [medeverdachte] alle schuld voor de ten laste gelegde feiten naar de verdachte toeschuift. Wat betreft de feiten 3, 4, 5 en 12 heeft [medeverdachte] namelijk voor verdachte geenszins in belastende zin verklaard. [medeverdachte] geeft in zijn verklaringen aan ten aanzien van welke feiten verdachte niet heeft verklaard.
Bovendien staan genoemde verklaringen van [medeverdachte] , anders dan de raadsman stelt, niet op zichzelf maar worden zij in voldoende mate ondersteund door ander bewijs, te weten de diverse aangiftes in het dossier, de bevindingen van de politie en verklaringen van getuigen.
Gelet op het voorgaande acht het hof de verklaringen van [medeverdachte] , zoals die zijn afgelegd op 17 juli 2013 en 23 juli 2013 bij de politie, voor zover [medeverdachte] die verklaringen heeft bevestigd bij rechter-commissaris én raadsheer-commissaris dan wel deze voldoende steun vinden in de verklaring van getuige [naam] dan wel bevindingen van de politie en sporenonderzoek, bruikbaar voor het bewijs en zal het hof deze ook bezigen voor het bewijs.
Met betrekking tot de getuige [naam] overweegt het hof dat het, anders dan de raadsman, de verklaringen van de getuige [naam] bij de politie en de rechter-commissaris voldoende betrouwbaar acht.
De omstandigheden dat de getuige, naar de verdediging stelt, een verstandelijke beperking en gedragsproblemen heeft, maken haar niet ongeschikt om als getuige te verklaren omtrent haar waarnemingen. Zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, ziet het hof niet in dat reeds om die reden haar verklaringen onbetrouwbaar zijn.
Daarbij komt dat de getuige [naam] niet pas geruime tijd na het ten laste gelegde d.d. 26 april 2013, maar betrekkelijk kort nadien is gehoord. Het verhoor vond plaats op 11 mei 2013, derhalve 15 dagen later. Het hof heeft in het dossier ook geen aanwijzingen aangetroffen die er op duiden dat de getuige [naam] tussen 26 april 2013 en het afleggen van haar verklaring op 11 mei 2013 door anderen dusdanig is beïnvloed dat haar verklaring om die reden niet kan worden gebruikt voor het bewijs.
Bij zijn oordeel omtrent de betrouwbaarheid betrekt het hof de omstandigheid dat de getuige [naam] tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris haar verklaring d.d. 11 mei 2013 onder ede heeft bevestigd. Zij heeft toen op 27 augustus 2013 bij de rechter-commissaris aangegeven dat zij heeft gezien dat de verdachte een vuilniszak boven de kliko hield en deze met een aansteker in brand stak. Deze verklaring is op wezenlijke onderdelen voldoende consistent en gelijkluidend aan de verklaring bij de politie om deze voor de bewezenverklaring te bezigen.
Hetgeen door de verdediging overigens ter zake is aangevoerd, doet het hof niet twijfelen aan de genoemde verklaringen. De verklaringen van [naam] staan immers niet op zichzelf, maar vinden steun in de verklaringen van [medeverdachte] en voorts in de bevindingen van de politie omtrent de gebeurtenissen in de vroege ochtend van 26 april 2013.
Het hof bezigt de verklaringen van de getuige [naam] tot het bewijs.
De verweren met betrekking tot de onbruikbaarheid voor het bewijs van de verklaringen van [medeverdachte] en [naam] worden derhalve verworpen.
Met de verdediging is het hof van oordeel dat in de onderhavige strafzaak niet gesproken kan worden van een dusdanig specifieke wijze van brandstichting dat, gelet op de modus operandi in combinatie met de bewezenverklaring van andere feiten, reeds om die reden kan worden gekomen tot een bewezenverklaring. Daarbij merkt het hof op dat de politie ten aanzien van diverse ten laste gelegde feiten niet in alle gevallen sporenonderzoek heeft verricht, terwijl ook niet gezegd kan worden dat iedere brand in het onderhavige dossier is ontstaan door brandstichting in een rolcontainer.
Bayesiaanse analyse
Het hof heeft het rapport van dr. F.J.M. Alkemade, gelet op de tegenwerpingen van prof. dr. mr. H. Prakken in het tegenonderzoek, niet laten bijdragen aan het oordeel van het hof omtrent de bewezenverklaring. Het verweer van de verdediging ter zake kan dan ook verder onbesproken blijven.
Concluderend acht het hof derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 6, 8, 9, 10, 12 primair, 17 en 18 ten laste gelegde heeft begaan.
Vrijspraak van feiten 3, 4, 5, 7, 11, 13, 14, 15 en 16 en deelvrijspraak van feit 1
Hierboven heeft het hof overwogen dat het de verklaringen van [medeverdachte] , zoals die zijn afgelegd op 17 juli 2013 en 23 juli 2013 bij de politie, voor zover [medeverdachte] die verklaringen heeft bevestigd bij de rechter-commissaris én raadsheer-commissaris en voldoende steun vinden in het overige bewijs, zal bezigen tot het bewijs. Wat betreft de onder 1 ten laste gelegde vernieling in de nacht van 21 en 22 februari 2013 en het onder 3, 4, 5, 11, 13, 14, 15 en 16 ten laste gelegde heeft [medeverdachte] niet verklaard over het daderschap van de verdachte, dan wel heeft hij die belastende verklaring niet bij zowel de rechter-commissaris als de raadsheer-commissaris bevestigd en schiet het overige bewijs te kort. Om die reden zal het hof de verdachte vrijspreken van het onder 3, 4, 5, 11, 13, 14, 15 en 16 ten laste gelegde en voorts van de onder 1 ten laste gelegde vernieling in de nacht van 21 en 22 februari 2013.
Wat betreft het onder 7 ten laste gelegde overweegt het hof dat [medeverdachte] weliswaar heeft verklaard dat verdachte op Schiphol tegen hem heeft gezegd “Je hoeft me niet te bedanken” en “Je weet wel waarvoor”, maar dat daarmee geenszins vaststaat dat verdachte degene is geweest die verantwoordelijk is voor het ontstaan van brand in de caravan op het adres [adres] te Oosterland op 11 april 2013. Ook van dit feit zal de verdachte bij gebrek aan bewijs worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 6, 8, 9, 10, 12 primair, 17 en 18 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.hij op 28 februari 2013 te Oosterland, gemeente Schouwen-Duiveland, opzettelijk en wederrechtelijk autobanden, toebehorende aan [slachtoffer 6] , heeft vernield;
2.hij op 28 februari 2013 te Oosterland, gemeente Schouwen-Duiveland, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een schuur (gelegen aan de [adres] ), immers heeft verdachte opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een rolcontainer en/of schuur ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die schuur en/of in die schuur aanwezige goederen te duchten was;
6.hij op 16 maart 2013 te Oosterland, gemeente Schouwen-Duiveland opzettelijk brand heeft gesticht aan een fiets en/of schuur (gelegen aan de [adres] ), immers heeft verdachte opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een fiets en/of schuur, ten gevolge waarvan die fiets en/of schuur geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor andere in die schuur aanwezige goederen te duchten was;
8.hij op 20 april 2013 (rond 03:00 uur) te Oosterland, gemeente Schouwen-Duiveland, opzettelijk brand heeft gesticht in een paardenstal (gelegen aan de [adres] ), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met hooi in die paardenstal, ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die paardenstal en de daarin aanwezige goederen te duchten was;
9.hij op 20 april 2013 (tussen 05:00 uur en 07:00 uur) te Oosterland, gemeente Schouwen-Duiveland, opzettelijk brand heeft gesticht in een tuinhuis/schuur (gelegen aan de [adres] ), immers heeft verdachte aldaar opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan dat tuinhuis/die schuur en een bijzettafel gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat tuinhuis/die schuur en de daarin aanwezige goederen te duchten was;
10.hij op 21 april 2013 te Oosterland, gemeente Schouwen-Duiveland, opzettelijk brand heeft gesticht in een rolcontainer en/of een schuur (gelegen aan de [adres] ), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk de inhoud van die rolcontainer in aanraking gebracht met (open) vuur en die rolcontainer in de schuur gezet, ten gevolge waarvan die rolcontainer en die schuur en de in die schuur aanwezige goederen en de schuur gelegen op de [adres] geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die rolcontainer en die schuur en de belendende woning en de belendende schuur te duchten was;
12.
hij op 26 april 2013 te Oosterland, gemeente Schouwen-Duiveland, opzettelijk brand heeft gesticht in een vuilcontainer/rolcontainer (aan de [adres] ), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk met een aansteker een vuilniszak (inclusief inhoud) in brand gestoken en vervolgens papier erbij gegooid, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die vuilcontainer/rolcontainer te duchten was;
17.hij op 08 mei 2013 te Oosterland, gemeente Schouwen-Duiveland, opzettelijk brand heeft gesticht aan een pand/schuur (gelegen aan de [adres] ), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met benzine, ten gevolge waarvan voornoemde schuur geheel of gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de in de schuur aanwezige goederen en voor de naast de schuur gelegen personenauto, te weten een Opel [kenteken] , te duchten was;
18.hij op 08 mei 2013 te Oosterland, gemeente Schouwen-Duiveland, opzettelijk en wederrechtelijk 4 autobanden (behorende bij een Suzuki [kenteken] en een Renault
[kenteken] ), toebehorende aan [slachtoffer 5] , heeft vernield.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 en 18 bewezen verklaarde levert telkens op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd.
Het onder 2, 6, 8, 9, 10, 12. primair en 17 bewezen verklaarde levert telkens op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat bij een eventuele straftoemeting rekening dient te worden gehouden met de omstandigheid dat het ondergaan van een gevangenisstraf voor de verdachte, gelet op zijn precaire gezondheid en psychische gesteldheid, buitengewoon zwaar is. In de penitentiaire inrichting is volgens de raadsman geen adequate medische zorg aanwezig. Voorts heeft de verdediging verzocht dat aan de verdachte zo mogelijk een deels voorwaardelijke straf zal worden opgelegd, met bijzondere voorwaarden waaronder reclasseringstoezicht. De verdachte wil hulp aanvaarden. Uit het mislukken van de hulpverlening in De Kijvelanden mogen geen conclusies worden getrokken, nu daar sprake was van zeer bijzondere omstandigheden die niet zijn terug te vinden in de reclasseringsrapportages.
Het hof overweegt als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij het onder 2, 6, 8, 9, 10, 12 en 17 bewezen verklaarde gaat het om brandstichting, een gevaarzettend en risicovol feit, en veelal gepleegd gedurende de tijd die bestemd is voor de nachtrust. Dergelijke feiten roepen gevoelens van angst en onveiligheid op bij de omwonenden en hebben maatschappelijke onrust tot gevolg. Uit de stukken in het dossier blijkt dat destijds in Oosterland grote onrust is ontstaan door brandstichtingen als de onderhavige. Voorts betrekt het hof bij zijn oordeel omtrent de op te leggen straf de mate waarin brandstichting in het algemeen schade teweeg brengt, alsmede de mate van overlast en ergernis die door dergelijke delicten wordt veroorzaakt aan de slachtoffers.
Tevens houdt het hof rekening met de mate waarin feiten zoals het onder 1 en 18 bewezen verklaarde in het algemeen schade teweeg brengen aan eigenaren van de auto’s dan wel de betrokken verzekeraars en de mate van overlast en ergernis die door dergelijke delicten worden veroorzaakt aan de gedupeerden.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
de inhoud van het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 14 oktober 2016, waaruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk tot straf is veroordeeld ter zake van brandstichting en/of vernieling;
de inhoud van de rapportage van het Pieter Baan Centrum d.d. 4 december 2013, opgemaakt door F.R. Kruisdijk, psychiater en P.C. Smits, psycholoog, waaruit blijkt dat verdachte een belaste jeugd heeft gehad en sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met een fragmentarische organisatiegraad en theatrale, narcistische en antisociale trekken, alcoholmisbruik en een chronische pijnstoornis ten gevolge van rug- en heupklachten;
de inhoud van de diverse reclasseringsrapportages in het dossier, in het bijzonder het reclasseringsadvies d.d. 6 oktober 2016, opgemaakt door [naam] , reclasseringswerker, waarin aandacht wordt gevraagd voor onderzoek naar en behandeling van de psychische problemen van de verdachte;
de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Alles overziend is het hof van oordeel dat de oplegging van een gevangenisstraf van geruime duur, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is. Het hof acht, gelet op de uitspraak van het hof in de gelijktijdig maar niet gevoegd behandelde strafzaak tegen verdachte met parketnummer 20-003532-14, geen termen aanwezig om ook in de onderhavige strafzaak een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden op te leggen.
Redelijke termijn
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat het in artikel 6 EVRM bedoelde recht van verdachte op een openbare behandeling van de strafzaak binnen een redelijke termijn is geschonden. De verdachte bevindt zich in deze strafzaak in voorarrest, terwijl de procedure in hoger beroep niet binnen 16 maanden is afgerond. Om die reden dient strafvermindering te volgen, aldus de raadsman.
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
Naar het oordeel van het hof is het recht op een openbare behandeling binnen een redelijke termijn hier geschonden. Bij dit oordeel heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheden van het geval, waaronder begrepen de processuele houding van verdachte, de aard en ernst van het ten laste gelegde, de ingewikkeldheid van de zaak, de vraag of verdachte al dan niet preventief is gedetineerd en de mate van voortvarendheid waarmee deze strafzaak door de justitiële autoriteiten is behandeld.
De redelijke termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaruit verdachte heeft opgemaakt en redelijkerwijs heeft kunnen opmaken dat het openbaar ministerie het ernstig voornemen had tegen hem een strafvervolging in te stellen. In het onderhavige geval moet de termijn worden gerekend vanaf 8 mei 2013, op welke dag de verdachte in verzekering is gesteld.
Het hof merkt in dit verband op dat het dossier na verloop van meer dan acht maanden na het instellen van het hoger beroep ter griffie van het hof is binnengekomen en de behandeling daarna niet zo voortvarend is geweest dat deze te late inzending daardoor is gecompenseerd.
Voorts stelt het hof vast dat de behandeling in hoger beroep niet is afgerond met een eindarrest binnen zestien maanden, nadat het hoger beroep is ingesteld, terwijl verdachte zich in deze strafzaak thans in voorlopige hechtenis bevindt. Weliswaar is op verzoek van de verdediging door de raadsheer-commissaris aan de deskundige prof. dr. mr. H. Prakken opgedragen een contraonderzoek te verrichten naar aanleiding van het door de advocaat-generaal overgelegde rapport van dr. F.J.M. Alkemade, hetgeen een vertraging van de procedure met zich heeft gebracht. Evenwel, dit tegenonderzoek kan de overschrijding van de redelijke termijn naar het oordeel van het hof wel deels, maar niet volledig rechtvaardigen.
Het hof vindt in de termijnoverschrijding aanleiding een lagere straf op te leggen dan het hof zonder deze verdragsschending zou hebben opgelegd. Zonder schending van de redelijke termijn zou een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden passend en geboden zijn geweest. Nu de redelijke termijn is geschonden, zal worden volstaan met het opleggen van de hierna aan te geven gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 4)
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.950,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten van tenuitvoerlegging. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van zijn oorspronkelijke vordering.
Nu aan de verdachte ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in zijn vordering niet worden ontvangen.
Het hof acht termen aanwezig om te beslissen dat iedere partij de eigen proceskosten zal dragen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feiten 8 en 9)
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 817,54, te vermeerderen met de kosten van tenuitvoerlegging. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van zijn oorspronkelijke vordering.
Op het voegingsformulier van de benadeelde partij [slachtoffer 2] is vermeld dat de schade aan het tuinhuis en stal € 7.520,54 bedraagt, de schade aan de inboedel € 1.000,- en dat er kosten van schilderwerk ter hoogte van € 1.500,- zijn geweest. Voorts is opgegeven dat door de verzekeraar een bedrag van € 9.203,- is vergoed en dat het restant van de schade € 817,54 bedraagt. De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat uit het dossier onvoldoende blijkt waarom niet het gehele door [slachtoffer 2] gevorderde bedrag door de verzekeraar is vergoed en dat er van moet worden uitgegaan dat de verzekeraar alle schade heeft vergoed.
Het hof stelt vast dat bij het voegingsformulier van de benadeelde partij [slachtoffer 2] geen stukken van de verzekeraar zijn gevoegd en voorts dat de schadeposten inboedel en schilderwerk in het geheel niet met bewijsstukken zijn onderbouwd. Gelet daarop staat voor het hof geenszins vast dat de schade van de benadeelde partij [slachtoffer 2] het door de verzekeraar uitgekeerde bedrag te boven gaat en zal de vordering worden afgewezen.
Het hof zal de benadeelde partij [slachtoffer 2] veroordelen in de kosten van het geding, op de wijze zoals in het dictum is vermeld.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 13)
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 251,41, te vermeerderen met de kosten van tenuitvoerlegging. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Nu aan verdachte ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij [slachtoffer 3] in haar vordering niet worden ontvangen.
Het hof acht termen aanwezig om te beslissen dat iedere partij de eigen proceskosten zal dragen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] (feit 16)
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 218,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en de kosten van tenuitvoerlegging. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Nu aan verdachte ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij [slachtoffer 4] in haar vordering niet worden ontvangen.
Het hof acht termen aanwezig om te beslissen dat iedere partij de eigen proceskosten zal dragen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] (feiten 17 en 18)
De benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 42.505,21, te vermeerderen met de kosten van tenuitvoerlegging. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Het hof is van oordeel dat de behandeling van de vordering van benadeelde partij
[slachtoffer 5] een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Op het voegingsformulier is vermeld dat de schade van de benadeelde partij € 42.505,21 bedraagt en dat nog niet bekend is welk bedrag zal worden vergoed door de verzekeraar. Door de advocaat-generaal is ter terechtzitting in hoger beroep namens de benadeelde een eindverslag van expertise, opgemaakt door [expertisebureau] , overgelegd. Uit genoemd stuk kan evenwel niet worden opgemaakt tot welk bedrag de schade voor rekening van de verzekeraar is gekomen.
Het strafgeding leent zich niet om een en ander nader uit te diepen. Een belangrijk doel van de strafrechtspleging is immers dat zaken efficiënt en tijdig worden afgedaan, waarbij wordt opgemerkt dat het hof hierboven heeft geconstateerd dat reeds nu sprake is van een schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. De benadeelde partij kan thans niet in haar vordering worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof acht termen aanwezig om te beslissen dat iedere partij de eigen proceskosten zal dragen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 57, 63, 157 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3, 4, 5, 7, 11, 13, 14, 15 en 16 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 6, 8, 9, 10, 12 primair, 17 en 18 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 6, 8, 9, 10, 12 primair, 17 en 18 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot schadevergoeding af.
Verwijst de benadeelde partij [slachtoffer 2] in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 4] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 4] en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 5] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 5] en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. drs. P. Fortuin en mr. P.J. Hödl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier,
en op 22 november 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. drs. P. Fortuin is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.