type: 2520coll: 1328
Rb. Den Haag, 11-04-2018, nr. C/09/536794 / HA ZA 17-797
ECLI:NL:RBDHA:2018:4815
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
11-04-2018
- Zaaknummer
C/09/536794 / HA ZA 17-797
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2018:4815, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 11‑04‑2018; (Bodemzaak, Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2020:1721
Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2019:2039
- Vindplaatsen
ERF-Updates.nl 2019-0199
JERF Actueel 2018/156
Uitspraak 11‑04‑2018
Inhoudsindicatie
Vordering tot nietigverklaring testament wegens wilsonbekwaamheid. Afgewezen.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK DEN HAAG
Team handel
Zaaknummer / rolnummer: C/09/536794 / HA ZA 17-797
Vonnis van 11 april 2018
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] , […] , [land] ,
eiser,
advocaat mr. A.B. Sluijs te Den Haag,
tegen
PARTIAR B.V.,
gevestigd te Sassenheim, gemeente Teylingen,
gedaagde,
advocaat mr. F. van Schaik te Berkel en Rodenrijs.
Partijen zullen hierna [eiser] en Partiar genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 12 juli 2017 met 7 producties;
- de conclusie van antwoord van 26 juli 2017 met 2 producties;
- het tussenvonnis van 6 september 2017 waarbij een comparitie van partijen voor de meervoudige kamer van deze rechtbank is bevolen;
- de brief van 12 januari 2018 van mr. Van Schaik met als bijlage het volledige testament van mevrouw [erflaatster] ;
- het proces-verbaal van de comparitie, gehouden op 29 januari 2018.
1.2.
Het proces-verbaal van comparitie is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken over het proces-verbaal voor zover het feitelijke onjuistheden betreft. [eiser] heeft daarvan gebruik gemaakt bij brief van 8 februari 2018. Deze brief maakt onderdeel uit van het procesdossier en de rechtbank wijst vonnis met inachtneming van de opmerkingen van [eiser] op het proces-verbaal.
1.3.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Op [datum overlijden] 2017 is overleden mevrouw [erflaatster] (hierna: erflaatster), geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] en laatst gewoond hebbende aan de [adres] .
2.2.
Op 1 mei 2012 is voor notaris [notaris 1] te [plaats] een testament verleden waarbij erflaatster eerdere uiterste wilsbeschikkingen heeft herroepen, [eiser] is benoemd tot enig erfgenaam en notaris [notaris 1] is benoemd tot executeur van de nalatenschap.
2.3.
Bij beschikking van 24 april 2013 is erflaatster onder curatele gesteld wegens een geestelijke stoornis en is mevrouw [de curator] benoemd tot curator (hierna: de curator).
2.4.
Op 30 juli 2015 heeft de curator namens erflaatster bij de kantonrechter een verzoek ex artikel 4:55 lid 2 BW ingediend, waarbij de kantonrechter is verzocht om toestemming te verlenen tot het maken van een testament door erflaatster. Bij beschikking van 12 augustus 2015 heeft de kantonrechter in deze rechtbank onder meer het volgende overwogen:
“Bij het verzoekschrift is een schriftelijke “Beoordeling wilsbekwaamheid” gevoegd, waaruit blijkt, dat [X] , onafhankelijk medisch adviseur/arts curanda op 28 juli 2015 thuis heeft bezocht en dat zij curanda medisch gezien in staat acht haar eigen uitdrukkelijke wil voldoende duidelijk en consistent kenbaar te maken en wilsbekwaam acht.
Ook is een e-mail overgelegd van 15 juli 2015 van de huisarts van curanda, [Y] , aan de curator, waarin de huisarts bericht dat hij zich kan vinden in de stelling dat curanda niet handelingsbekwaam is, maar wel wilsbekwaam. Bij brief van 5 augustus 2015 aan de curator heeft de huisarts onder meer bevestigd dat hij vindt dat curanda wilsbekwaam is en dat hij zijn mening baseert op de jarenlange band die hij met haar heeft, waarbij hij haar regelmatig bezoekt en het verloop in de jaren goed in beeld heeft.
Ten slotte is in het verzoekschrift gesteld dat ook de notaris curanda wilsbekwaam acht en heeft curanda zelf in haar brief van 6 augustus 2015 aan de kantonrechter bericht dat toestemming haar de nodige rust zou brengen.
De kantonrechter heeft voorts kennis genomen van de inhoud van het concept testament en vastgesteld dat die inhoud overeenstemt met hetgeen curanda wenst volgens de door de curator verstrekte inlichtingen daaromtrent en hetgeen curanda daarover tijdens de mondelinge behandeling aan de kantonrechter heeft medegedeeld.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat voldoende is gebleken, dat de geestelijke stoornis van de curanda niet verhindert dat zij de gevolgen van het testament voldoende overziet en dat de wil van curanda in overeenstemming is met haar verklaring. De kantonrechter zal de gevraagde toestemming dan ook verlenen, met dien verstande dat daaraan de voorwaarden worden verbonden
1 dat het testament binnen een maand na het afgeven van deze beschikking wordt gepasseerd en
2 dat gepasseerd wordt in aanwezigheid van twee getuigen.”
2.5.
Op 13 augustus 2015 is voor notaris [notaris 2] te [plaats] , gemeente [gemeente] een testament verleden (hierna: het testament) waarbij erflaatster eerdere uiterste wilsbeschikkingen heeft herroepen en onder meer het volgende heeft bepaald:
“Legaat
Ik legateer, af te geven binnen negen maanden na mijn overlijden, vrij van rechten en kosten, aan mijn neef [eiser] (zoon van mijn overleden zus), geboren te [geboorteplaats 2] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum 2] , mijn aandeel in het woonhuis aan de [adres] , onder de last om de verkoop van voormeld woonhuis te laten verzorgen door mijn hierna te benoemen executeur-afwikkelingsbewindvoerder.
Erfstelling
Ik leg mijn hierna te benoemen executeur de last op een fonds op te richten, eventueel middels een daartoe op te richten stichting, welk fonds wordt ingesteld met als doel om gedurende een periode van vijfentwintig (25) jaar (meer)jaarlijks geld beschikbaar te stellen aan:
- Park Rusthoff te Sassenheim, voor het organiseren van een muziekconcert door bijvoorbeeld harmonievereniging Adest Musica en/of Crescendo danwel een andere plaatselijke muziekvereniging.
- Nationale Vereniging de Zonnebloem, ter besteding aan de ouderen in Sassenheim.
Dit fonds benoem ik vervolgens, onder bezwaar van voormeld legaat, tot enig erfgenaam van mijn nalatenschap.”
2.6.
In de considerans van het testament heeft de notaris het volgende opgetekend:
“Considerans:
- -
De comparante heeft aangegeven een uiterste wilsbeschikking te willen opmaken.
- -
De comparante is onder curatele gesteld. Aangezien de comparante vanwege een geestelijke stoornis onder curatele is gesteld dient de kantonrechter op grond van artikel 55 lid 2 van Boek 4 van het Burgerlijk wetboek toestemming te verlenen voor het maken van een uiterste wilsbeschikking door de curandus.
- -
Gezien de indicatoren is door mij, notaris, het “stappenplan beoordeling wilsbekwaamheid” gevolgd op grond waarvan onder meer een onderzoek is aangevraagd bij en onafhankelijke arts.
- -
Het onderzoek is uitgevoerd door mevrouw [X] , verbonden als arts aan SCIO consult, van welk onderzoek een rapport is opgesteld welke in kopie aan deze akte zal worden gehecht. Uit het onderzoek blijkt dat de comparante wilsbekwaam wordt geacht. (…)”
2.7.
Partiar is in het testament benoemd tot executeur-afwikkelingsbewindvoerder van de nalatenschap.
3. Het geschil
3.1.
[eiser] vordert, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis,
primair:
- te verklaren voor recht dat het testament nietig is, dan wel dat enige nadien opgemaakte uiterste wilsbeschikking nietig is, omdat deze onder invloed van een stoornis van de geestvermogens tot stand is gekomen;
subsidiair:
- deze uiterste wilsbeschikkingen te vernietigen;
primair en subsidiair:
- te verklaren voor recht dat de nalatenschap van erflaatster dient te worden afgewikkeld en verdeeld conform het testament van 1 mei 2012;
- gedaagde te veroordelen om binnen 14 dagen na het eerste verzoek van eiser volledige medewerking te verlenen aan het doen van een volledige schriftelijke opgave van en afdracht aan hem van de volledige nalatenschap van erflaatster op straffe van een dwangsom van € 5.000,-- per dag dat zij niet aan deze veroordeling voldoet;
- gedaagde te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
[eiser] heeft aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat erflaatster reeds geruime tijd dementerend was en om die reden vanaf 2013 onder curatele stond. Erflaatster was op het moment van het passeren van het testament op 13 augustus 2015 vanwege dementie niet in staat haar wil te bepalen. Het testament is derhalve nietig.
3.3.
Partiar bestrijdt dat erflaatster wilsonbekwaam was en stelt dat erflaatster op het moment van het passeren van het testament op 13 augustus 2015 wilsbekwaam was, zodat het testament geldig is.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Ter beoordeling staat de vraag of erflaatster op het moment van het passeren van haar testament op 13 augustus 2015 wilsbekwaam was.
4.2.
Omdat [eiser] zich erop beroept dat het testament nietig is, rust op hem de stelplicht en de bewijslast van zijn stelling dat erflaatster op het moment van het passeren van haar testament op 13 augustus 2015 niet in staat was haar wil te bepalen.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is [eiser] daar niet in geslaagd. De rechtbank overweegt als volgt.
4.4.
Het testament van erflaatster is weliswaar opgemaakt toen zij onder curatele stond wegens een geestelijke stoornis, maar de kantonrechter heeft in haar beschikking van 12 augustus 2015 overwogen dat de geestelijke stoornis erflaatster niet verhinderde de gevolgen van het testament voldoende te overzien, en dat de wil van erflaatster in overeenstemming was met haar verklaring. Daarop heeft de kantonrechter erflaatster onder het stellen van voorwaarden toestemming gegeven haar testament op te maken (artikel 4:55 lid 2 en 3 BW), hetgeen daags daarna, in overeenstemming met die voorwaarden, is gebeurd. Het oordeel van de kantonrechter dat erflaatster bekwaam was om haar testament te maken berust onder meer op een “Beoordeling wilsbekwaamheid” van een onafhankelijk medisch adviseur/arts die erflaatster op 28 juli 2015 thuis heeft onderzocht en die erflaatster wilsbekwaam achtte. Daarnaast heeft de kantonrechter haar oordeel gebaseerd op twee schriftelijke verklaringen van de huisarts van erflaatster van 15 juli en 5 augustus 2015, waarin de huisarts berichtte dat hij erflaatster wilsbekwaam achtte en zich daarbij baseerde op de jarenlange band die hij met erflaatster had, waarbij hij haar regelmatig bezocht en het verloop in de jaren goed in beeld had. Verder heeft de kantonrechter kennis genomen van de inhoud van het concept testament en vastgesteld dat die inhoud overeenstemt met hetgeen erflaatster daarover tijdens de mondelinge behandeling op 12 augustus 2015 aan de kantonrechter heeft medegedeeld.
4.5.
[eiser] stelt daar in de eerste plaats zijn eigen waarneming van de geestelijke toestand van erflaatster tegenover, namelijk dat hij sinds geruime tijd, tijdens zijn wekelijkse telefoongesprekken met erflaatster en tijdens zijn jaarlijkse bezoeken aan haar, bemerkte dat zij ernstig dement was. Zijn waarneming wordt volgens hem bevestigd door de curator in een e-mail van 20 juli 2015 waaruit [eiser] ter zitting het volgende heeft geciteerd: “…een testament, waarvan zij zich nog steeds niet kan herinneren dat zij dit met u heeft gewijzigd/opgemaakt.” De eigen waarneming van [eiser] , die niet gestaafd is met medische stukken, en de e-mail van de curator leggen naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende gewicht in de schaal tegenover het oordeel over de wilsbekwaamheid van erflaatster van de kantonrechter van 12 augustus 2015, dat is gegrond op informatie van twee medisch deskundigen en haar eigen waarneming.
4.6.
[eiser] stelt verder dat erflaatster door haar hoge leeftijd, haar hulpbehoevendheid en haar dementie erg beïnvloedbaar was, en hij heeft zijn zorgen geuit over de rol die de curator van erflaatster mogelijk heeft gespeeld bij de totstandkoming van het testament. Ook stelt [eiser] dat de notaris op 13 augustus 2015 niet had mogen meewerken aan het passeren van het testament. Voorts heeft [eiser] ter zitting zijn twijfel geuit over de vraag of de notaris het zogenaamde “Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening” wel heeft gevolgd. Tot slot heeft [eiser] ter zitting zijn vraagtekens gezet bij het voorafgaand aan de beschikking van de kantonrechter uitgevoerde medisch onderzoek. Deze door [eiser] niet nader onderbouwde stellingen volstaan echter niet in het licht van de op informatie van twee medisch deskundigen gegronde beschikking van de kantonrechter en het testament waarin staat dat de notaris het voornoemde stappenplan heeft gevolgd. Per saldo heeft [eiser] onvoldoende concrete feiten gesteld ter onderbouwing van zijn stelling dat erflaatster wilsonbekwaam was ten tijde van het verlijden van het testament. Ook zijn vermoeden dat de notaris het stappenplan niet heeft gevolgd, heeft [eiser] , mede gelet op de bewijskracht van het testament, onvoldoende onderbouwd. De rechtbank komt tot het oordeel dat het testament tot stand is gekomen na het volgen van het voornoemde stappenplan, waarvan zorgvuldig medisch onderzoek onderdeel uitmaakt. Op grond van dat medisch onderzoek en haar eigen waarneming heeft de kantonrechter vastgesteld dat erflaatster haar wil kon bepalen. Het testament is vervolgens met toestemming van de kantonrechter tot stand gekomen zodat ervan moet worden uitgegaan dat het testament rechtsgeldig is. Bij deze stand van zaken is geen plaats meer voor bewijslevering door [eiser] .
4.7.
De rechtbank ziet aanleiding de kosten van de procedure aldus te compenseren dat iedere partij de eigen proceskosten draagt. Ter zitting is de rechtbank gebleken dat Partiar aanvankelijk - in ieder geval voor het uitbrengen van de dagvaarding - terughoudend is geweest in het verstrekken van informatie aan [eiser] over het testament en de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster, hetgeen - niet geheel onbegrijpelijk - tot wantrouwen bij [eiser] heeft geleid. Voorafgaand aan en tijdens de zitting heeft Partiar bepaalde informatie weliswaar alsnog aan [eiser] gegeven, maar de aanvankelijke terughoudendheid van Partiar heeft er - in ieder geval mede - toe geleid dat [eiser] deze procedure heeft gevoerd. De rechtbank is daarom van oordeel dat compensatie van de proceskosten redelijk is.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mrs. I.A.M. Kroft, J. Brandt en M.S. Neervoort en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2018.1.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 11‑04‑2018