RvdW 2018/533
Onteigening. Positie pachter; verval van pachtrecht ingevolge art. 59 lid 3 Ow; schadeloosstelling op voet art. 42a Ow; maatstaf; schadeloosstelling voor verlies mogelijkheid vergoeding van opkomende pachter te verkrijgen?; inkomensschade.
HR 20-04-2018, ECLI:NL:HR:2018:648
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
20 april 2018
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, G. Snijders, T.H. Tanja-van den Broek, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
16/06181
- Conclusie
A-G mr. W.L. Valk
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Onteigeningsrecht / Onteigening
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:648, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 20‑04‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:43, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑01‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑12‑2016
- Wetingang
Essentie
Onteigening. Positie pachter; verval van pachtrecht ingevolge art. 59 lid 3 Ow; schadeloosstelling op voet art. 42a Ow; maatstaf; schadeloosstelling voor verlies mogelijkheid vergoeding van opkomende pachter te verkrijgen?; inkomensschade.
Een pachtrecht kan anders dan de in art. 4 Ow genoemde rechten niet worden onteigend. Het vervalt op grond van art. 59 lid 3 eerste volzin Ow door de inschrijving van het vonnis waarbij de verpachte zaak wordt onteigend. Art. 40b lid 1 Ow geeft de rechthebbende op een onteigende zaak aanspraak op vergoeding van de werkelijke waarde ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.