NJB 2019/1566
Wet Bopz. Voorlopige machtiging. Beslistermijnen na cassatie en terugwijzing. Hoge Raad: In beginsel dient binnen vier weken na de uitspraak van de Hoge Raad een mondelinge behandeling plaats te vinden en dient de rechtbank binnen vier weken daarna te beslissen of de zaak aan te houden, met inachtneming van de termijnen als vermeld in HR 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2016. Indien de termijnen in redelijkheid niet haalbaar zijn, dient de rechtbank te motiveren welke omstandigheden de vertraging rechtvaardigen
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
28 juni 2019
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, G. Snijders, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron
- Zaaknummer
18/05030
- Folio weergave
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
Burgerlijk procesrecht / Cassatie
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1054, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 28‑06‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:444, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑04‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 05‑12‑2018
- Wetingang
(art. 5 lid 4 EVRM; art. 15, 16 lid 4, art. 17 lid 2 Wet Bopz; art. 20 Rv)
Essentie
Wet Bopz. Voorlopige machtiging. Beslistermijnen na cassatie en terugwijzing. Hoge Raad: In beginsel dient binnen vier weken na de uitspraak van de Hoge Raad een mondelinge behandeling plaats te vinden en dient de rechtbank binnen vier weken daarna te beslissen of de zaak aan te houden, met inachtneming van de termijnen als vermeld in HR 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2016. Indien de termijnen in redelijkheid niet haalbaar zijn, dient de rechtbank te motiveren welke omstandigheden de vertraging rechtvaardigen
Partij(en)
Betrokkene, adv. mr. C. Reijntjes-Wendenburg, vs. de officier van justitie, niet verschenen.
Uitspraak
Feiten en procesverloop
Betrokkene is in een ...