Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 3:18aa [Evaluatie bedrijfsvoering en risicobeheersing]
Geldend
Geldend vanaf 19-10-2021
- Bronpublicatie:
29-09-2021, Stb. 2021, 463 (uitgifte: 12-10-2021, kamerstukken: 35783)
- Inwerkingtreding
19-10-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-10-2021, Stb. 2021, 478 (uitgifte: 18-10-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De Nederlandsche Bank evalueert periodiek van beleggingsondernemingen in de zin van de richtlijn prudentieel toezicht beleggingsondernemingen, de wijze waarop de bedrijfsvoering is ingericht en de wijze waarop de bedrijfsrisico’s worden beheerst, gelet op, waar van toepassing:
- a.
de risico’s, bedoeld in artikel 29 van de richtlijn prudentieel toezicht beleggingsondernemingen;
- b.
het bedrijfsmodel;
- c.
de geografische locatie van de blootstellingen van de beleggingsonderneming;
- d.
de beoordeling van het systeemrisico, bedoeld in artikel 23 van verordening (EU) nr. 1093/2010 of de aanbevelingen van het Europees Comité voor systeemrisico’s;
- e.
de risico’s voor de beveiliging van het netwerk- en informatiesysteem dat de beleggingsonderneming gebruikt voor de vertrouwelijkheid, integriteit en beschikbaarheid van zijn processen, gegevens en activa;
- f.
de blootstelling van de beleggingsonderneming aan het renterisico, voortvloeiend uit activiteiten buiten de handelsportefeuille; en
- g.
de regelingen en procedures die gericht zijn op een doeltreffend bestuur van de beleggingsonderneming en de mate waarin het bestuur van de beleggingsonderneming in staat is zijn taken te vervullen.
2.
Het eerste lid is niet van toepassing op kleine en niet-verweven beleggingsondernemingen, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de verordening prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen, tenzij de Nederlandsche Bank een evaluatie noodzakelijk acht gelet op de omvang, aard, schaal en complexiteit van de activiteiten van een kleine en niet-verweven beleggingsonderneming.
3.
De Nederlandsche Bank stemt de frequentie en intensiteit van een evaluatie als bedoeld in het eerste en tweede lid af op de omvang, de aard en de schaal van de beleggingsonderneming, haar risicoprofiel, het bedrijfsmodel en de complexiteit van de activiteiten van de beleggingsonderneming, alsmede op, waar van toepassing, de systeemrelevantie van de beleggingsonderneming en houdt rekening met:
- a.
het vereiste van artikel 4:87; en
- b.
de omstandigheid dat een beleggingsonderneming al dan niet over een beroepsaansprakelijkheidsverzekering beschikt.
4.
De Nederlandsche Bank kan, met inachtneming van artikel 39, derde lid, van de richtlijn prudentieel toezicht beleggingsondernemingen, regels stellen met betrekking tot de staten, bedoeld in artikel 3:72, en de rapportages ingevolge de verordening prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen, inhoudende dat daarin aanvullende informatie wordt opgenomen door beleggingsondernemingen in de zin van de richtlijn prudentieel toezicht beleggingsondernemingen of dat de staten of rapportages door deze beleggingsondernemingen frequenter worden verstrekt, indien dit noodzakelijk is voor de evaluatie, bedoeld in het eerste lid.