Einde inhoudsopgave
Invorderingswet 1990
Artikel 33 [Hoofdelijke aansprakelijkheid rijksbelastingen]
Geldend
Geldend vanaf 01-06-1990
- Bronpublicatie:
30-05-1990, Stb. 1990, 221 (uitgifte: 31-05-1990, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 20588 Overheid.nl: 20588)
- Inwerkingtreding
01-06-1990
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-05-1990, Stb. 1990, 222 (uitgifte: 31-05-1990, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Invordering / Algemeen
Invordering / Aansprakelijkheid
Invordering (V)
1.
In afwijking in zoverre van andere wettelijke regelingen is hoofdelijk aansprakelijk voor de rijksbelastingen, verschuldigd door:
- a.
een lichaam zonder rechtspersoonlijkheid of een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam dat niet volledig rechtsbevoegd is: ieder van de bestuurders;
- b.
een niet in Nederland gevestigd lichaam: de leider van zijn vaste inrichting in Nederland dan wel zijn in Nederland wonende of gevestigde vaste vertegenwoordiger;
- c.
een lichaam dat is ontbonden: ieder van de met de vereffening belaste personen — met uitzondering van de door de rechter benoemde vereffenaar — voor zover het niet betalen van de belastingschuld het gevolg is van aan hem te wijten kennelijk onbehoorlijk bestuur, met dien verstande dat geen aansprakelijkstelling kan plaatsvinden indien na de ontbinding drie jaren zijn verstreken.
2.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder lichamen verstaan lichamen in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en wordt als bestuurder aangemerkt de volledig aansprakelijke vennoot van een maat- of vennootschap.
3.
Voor de toepassing van dit artikel wordt ingeval een bestuurder van een lichaam zelf een lichaam is, onder bestuurder mede verstaan ieder van de bestuurders van het laatstbedoelde lichaam.
4.
Degene die op grond van het eerste lid, onderdelen a en b, aansprakelijk is, is niet aansprakelijk voor zover hij bewijst dat het niet aan hem is te wijten dat de belasting niet is voldaan.