V-N 2020/39.7
Feitenrechter moet volgens A-G beoordelen wie aansprakelijk is voor VPB-aanslag na mislukte HIR-constructie
HR (Parket) 29-05-2020, ECLI:NL:PHR:2020:546, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad (Parket)
- Datum
29 mei 2020
- Zaaknummer
19/03242
19/03245
- Conclusie
A-G Wattel
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS225990:1
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Inkomstenbelasting / Winst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:143, Uitspraak, Hoge Raad, 29‑01‑2021
ECLI:NL:PHR:2020:546, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 29‑05‑2020
- Wetingang
Essentie
Advocaat-generaal Wattel concludeert dat op 31 december 2003 sprake is van een dubbele causaliteit voor de aanslag. Op 31 december 2003 wordt namelijk, bij dezelfde transactie, zowel een achteraf ondeugdelijke garantie gegeven als art. 15e Wet VPB geactiveerd.
Samenvatting
Drafcentrum Hilversum bv (D bv) beschikt over een herinvesteringsreserve (HIR). Omdat een herinvestering in een draf- en renbaan in Almere niet doorgaat, wordt op aanwijzing van A bv besloten binnen de herinvesteringstermijn te investeren in vastgoedparticipaties. D bv boekt de HIR op 31 december 2003 af op de kostprijs van de vastgoedparticipaties en ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.