Einde inhoudsopgave
Opiumwet
Artikel 8e [Gronden intrekking]
Geldend
Geldend vanaf 01-06-2003
- Redactionele toelichting
Ten aanzien van de verloven die zijn afgegeven voor het tijdstip waarop deze wijziging in werking treedt, geldt deze wet zoals deze luidde voor dat tijdstip. De verloven vervallen na afloop van het vierde kalenderjaar na het kalenderjaar waarin art. I, onderdeel G, van de Wet van 13-07-2002, Stb. 520, in werking is getreden. Lid 1, onderdeel b, en lid 2 zijn in werking getreden. Deze wijziging treedt bij het KB van 24-02-2003, Stb. 96 tegelijk in werking met art. 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (20-06-2002, Stb. 347).
- Bronpublicatie:
13-07-2002, Stb. 2002, 520 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken: 27874)
- Inwerkingtreding
01-06-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-05-2003, Stb. 2003, 216 (uitgifte: 01-01-2003, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Financiën
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Een ontheffing kan worden ingetrokken:
- a.
indien de houder van de ontheffing handelt in strijd met een bij of krachtens deze wet gesteld voorschrift;
- b.
in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.