NJB 2011, 466
Internationale bevoegdheid. Verblijfplaats kind.
HR 18-02-2011, ECLI:NL:HR:2011:BO7116
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
18 februari 2011
- Magistraten
Mrs. A. Hammerstein, F.B. Bakels en C.E. Drion
- Zaaknummer
09/05141
- Conclusie
A-G mr. L. Strikwerda
- LJN
BO7116
- Vakgebied(en)
Recht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2011:BO7116, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 18‑02‑2011
ECLI:NL:PHR:2011:BO7116, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑12‑2010
Beroepschrift, Hoge Raad, 21‑12‑2009
- Wetingang
Verordening (EG) 2201/2003 (Brussel II bis) art. 8
Essentie
Het hof was ook bij de (ambtshalve) beoordeling van zijn (internationale) bevoegdheid gebonden aan het in hoger beroep niet bestreden oordeel van de rechtbank over de verblijfplaats van het kind ten tijde van het indienen van het inleidend verzoek. Het oordeel van het hof dat latere wijzigingen in de verblijfplaats van het kind aan de eenmaal terecht aangenomen bevoegdheid van de Nederlandse rechter niet kunnen afdoen, is juist.
Partij(en)
De moeder, wonende in Iran, adv. mr. A.H.M. van den Steenhoven,
tegen
de vader, wonende in Nederland, niet verschenen.
Uitspraak
Feiten en procesverloop
De moeder oefent het gezag uit ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.