NJB 2018/2013
Voorwaardelijk opzet bij poging dubbele doodslag: i.c. kunnen de gedragingen van de verdachte, in het bijzonder het meerdere malen van betrekkelijke korte afstand met een vuurwapen gericht schieten op een persoon, naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer op de dood van die persoon gericht dat het niet anders kan zijn geweest dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. Ambtshalve oproeping van slachtoffers als getuigen ter terechtzitting in het geval de rechter in eerste aanleg heeft doen blijken dat hij een ten overstaan van een opsporingsambtenaar afgelegde, de verdachte belastende verklaring van een getuige niet betrouwbaar acht en daarom niet voor het bewijs gebruikt, en de rechter (mede) op die grond tot vrijspraak van het tenlastegelegde feit is gekomen: in dat geval dient de rechter in hoger beroep, indien hij die verklaring wel voor het bewijs gebruikt, ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing daartoe de redenen op te geven. In het bijzonder moet de rechter in hoger beroep vermelden op welke gronden hij de desbetreffende verklaring betrouwbaar acht. Die gronden kunnen, maar behoeven niet te zijn ontleend aan een verhoor van de getuige in hoger beroep. I.c. kon het hof afzien van het ambtshalve als getuige (doen) ondervragen van betrokkenen. Strafoplegging en de motivering daarvan indien de in hoger beroep door de advocaat-generaal gevorderde straf aanmerkelijk lager is dan de opgelegde straf: de keuze van factoren welke voor de strafoplegging van belang zijn te achten is voorbehouden aan de rechter die over de feiten oordeelt. Die keuze behoeft geen motivering. In cassatie kan daarom niet worden onderzocht of de (hoogte van de) opgelegde straf in voldoende mate beantwoordt aan alle daarvoor in aanmerking komende factoren. Wel geldt (ook) ten aanzien van de strafmotivering dat de rechter de voorschriften van art. 359 Sv in acht neemt. Relevantie van de reclasseringsrapportage voor de motivering van de strafoplegging: geen rechtsregel schrijft voor dat de rechter bij de strafoplegging een de verdachte betreffende reclasseringsrapportage expliciet in zijn overwegingen betrekt. Mede in aanmerking genomen dat de verdediging in hoger beroep daarop in het kader van de strafmaat geen beroep heeft gedaan, geldt hetzelfde voor het in de schriftuur naar voren gebrachte standpunt dat de slachtoffers de verdachte voorafgaand aan het schietincident hebben bedreigd
HR 16-10-2018, ECLI:NL:HR:2018:1943
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
16 oktober 2018
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, V. van den Brink, E.S.G.N.A.I. van de Griend, A.L.J. van Strien en M.T. Boerlage
- Zaaknummer
17/04147
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:1943, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 16‑10‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:713, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑07‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑02‑2018
- Wetingang
Essentie
Voorwaardelijk opzet bij poging dubbele doodslag: i.c. kunnen de gedragingen van de verdachte, in het bijzonder het meerdere malen van betrekkelijke korte afstand met een vuurwapen gericht schieten op een persoon, naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer op de dood van die persoon gericht dat het niet anders kan zijn geweest dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. Ambtshalve oproeping van slachtoffers als getuigen ter terechtzitting in het geval de rechter in eerste aanleg heeft doen blijken dat hij een ten overstaan van een opsporingsambtenaar afgelegde, de verdachte belastende verklaring van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.