Einde inhoudsopgave
Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft
Artikel 7jc [Waardering vordering verzekering]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2019
- Bronpublicatie:
11-12-2018, Stb. 2018, 490 (uitgifte: 21-12-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2018, Stb. 2018, 491 (uitgifte: 21-12-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Ondernemingsrecht / Economische ordening
1.
Bij een waardering als bedoeld in artikel 3A:89, vijfde lid, van een vordering uit verzekering en ingeval de wederpartij van de verzekeraar zich heeft verbonden tot het betalen van premie in termijnen en hij onmiddellijk voorafgaand aan het besluit tot afwikkeling de laatste termijn nog niet heeft voldaan, wordt uitgegaan van de veronderstelling dat:
- a.
de curator met toepassing van artikel 213ka van de Faillissementswet zou hebben verklaard dat met ingang van het tijdstip van faillietverklaring de overeenkomst niet wordt nagekomen; en
- b.
de wederpartij met ingang van dat tijdstip niet zou zijn doorgegaan met het betalen van premie.
2.
Bij een waardering als bedoeld in artikel 3A:89, vijfde lid, van een vordering uit verzekering wordt uitgegaan van de veronderstelling dat de curator met toepassing van artikel 213kaa van de Faillissementswet na drie maanden de verzekeringsovereenkomst zou hebben beëindigd, indien:
- a.
de wederpartij van de verzekeraar op het tijdstip van het besluit tot afwikkeling aan zijn verplichting tot het betalen van premie volledig heeft voldaan;
- b.
het een verzekering betreft op grond waarvan alleen dan een uitkering wordt gedaan indien zich een onzeker voorval voordoet voorafgaand aan een in de overeenkomst bepaald tijdstip; en
- c.
een onzeker voorval waarop de overeenkomst van verzekering betrekking heeft zich nog kan voordoen.