NJB 2019/1327:Bestanddeel ‘openlijk’ in art. 141 lid 1 Sr: het gaat er wat betreft de ‘openlijkheid’ in de kern om dat de geweldpleging zich op zodanige wijze en op een zodanige plaats moet hebben voltrokken dat de openbare orde is verstoord. Of hiervan sprake is, is mede ervan afhankelijk of bij de geweldpleging in zekere zin willekeurig publiek aanwezig was of had kunnen zijn. Deze (mogelijke) aanwezigheid van publiek verdient in het bijzonder aandacht als het gaat om geweldpleging op plaatsen die niet voor eenieder toegankelijk zijn. Voorts kan de mate van verstoring van de normale gang van zaken van belang zijn. I.c. heeft het Hof vastgesteld dat de geweldshandelingen zijn gepleegd in een portiek van een flat, en dat bij dat geweld enkele personen aanwezig waren. Het op deze vaststellingen gebaseerde oordeel van het Hof dat sprake is van ‘openlijk’ geweld, is niet toereikend gemotiveerd, in het bijzonder niet waar het gaat om de (mogelijke) waarneembaarheid van de tenlastegelegde gedragingen vanaf de openbare weg, de (on)toegankelijkheid van die ruimte voor een ieder en de (mogelijke) aanwezigheid van in zekere zin willekeurig publiek in deze ruimte