Welk beroep bij akte van 11 april 2017 gedeeltelijk is ingetrokken, te weten voor zover het oorspronkelijk beroep ook de gedeeltelijke nietigverklaring van de dagvaarding ten aanzien van feit 1 en de gedeeltelijke vrijspraak van feit 1 bestreek.
HR, 19-09-2017, nr. 16/04251
ECLI:NL:HR:2017:2417, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19-09-2017
- Zaaknummer
16/04251
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
Arbeidsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2017:2417, Uitspraak, Hoge Raad, 19‑09‑2017; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:879, Gevolgd
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2016:2230, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
ECLI:NL:PHR:2017:879, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 20‑06‑2017
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:2417, Gevolgd
- Wetingang
art. 32 Arbeidsomstandighedenwet; art. 4.1b Arbeidsomstandighedenbesluit; art. 4.48a Arbeidsomstandighedenbesluit
- Vindplaatsen
M en R 2017/141 met annotatie van M. Velthuis
JBO 2017/226 met annotatie van mr. drs. D. van der Meijden
SR-Updates.nl 2017-0382
NbSr 2017/349
JBO 2017/225 met annotatie van mr. drs. D. van der Meijden
Uitspraak 19‑09‑2017
Inhoudsindicatie
Economische zaak. Vennootschap heeft haar werknemers sloopwerkzaamheden laten verrichten t.a.v. een flatgebouw zonder eerst het aanwezige asbest te verwijderen. Art. 32 Arbeidsomstandighedenwet en art. 4.1b.1 en 4.48a.4 Arbeidsomstandighedenbesluit. Slagende bewijsklacht aangaande het weten dat levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van haar werknemers te verwachten was. Volgt partiële vernietiging en terugwijzing.
Partij(en)
19 september 2017
Strafkamer
nr. S 16/04251 E
EC/SA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, Economische Kamer, van 10 juni 2016, nummer 23/000303-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , gevestigd te [plaats] .
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft C. Waling, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Het derde middel is schriftelijk toegelicht
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het arrest voor zover inhoudende de veroordeling voor feit 2 en de strafoplegging voor dat feit, tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam teneinde in zoverre opnieuw te worden berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsvrouwe van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het derde middel.
3.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde ten aanzien van het onderdeel "terwijl daardoor, naar zij wist, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van die werknemers te verwachten was" niet uit de bewijsvoering van het Hof kan volgen.
3.2.1.
Overeenkomstig het onder 2 tenlastegelegde is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"zij op tijdstippen in de periode van 29 november 2007 tot en met 17 januari 2008 te Amsterdam als werkgeefster in de zin van artikel 1 van de Arbeidsomstandighedenwet, handelingen heeft nagelaten in strijd met voormelde wet en daarop berustende bepalingen, immers heeft zij toen daar in een te slopen flatgebouw of delen daarvan aan de [a-straat 1-10] , zijnde een arbeidsplaats als bedoeld in artikel 1 lid 3 onder g van de Arbeidsomstandighedenwet, door werknemers in de zin van artikel 1 van de Arbeidsomstandighedenwet, arbeid doen verrichten, bestaande uit het verrichten van sloopwerkzaamheden, terwijl niet was voldaan aan artikel 4.48a lid 4 van het Arbeidsomstandighedenbesluit, immers heeft zij in dat flatgebouw of delen daarvan niet het aanwezige asbest dan wel de aanwezige asbestproducten verwijderd, voordat werd aangevangen met andere werkzaamheden, te weten sloopwerkzaamheden, en artikel 4.1b van het Arbeidsomstandighedenbesluit, immers heeft zij voormelde werknemers niet ter voorkoming van blootstelling aan asbeststof ten behoeve van werkzaamheden in/aan dat flatgebouw of delen daarvan voorzien van een doeltreffende bescherming van de gezondheid, terwijl daardoor, naar zij wist, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van die werknemers te verwachten was."
3.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2008 020665 van 22 mei 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , doorgenummerde pagina's 0201 11 tot en met 16.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 22 mei 2008 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 1] :
Kun je vertellen hoe de organisatie geregeld is bij grotere projecten bij [verdachte] ? Wij hebben [betrokkene 2] , de bedrijfsleider. Deze komt één à twee keer per week op het werk om te kijken hoe het gaat. Wij werken meestal voor [B] , dat is onze opdrachtgever. De uitvoerder van [B] komt ook één à twee keer per week langs om te kijken bij de uitvoering.
Voordat met het feitelijke werk wordt begonnen hoe gaat de voorbereiding qua organisatie in zijn werk?
Het werk wordt aangenomen door [betrokkene 2] . Deze schrijft het werkplan en vraagt alle vergunningen aan.
Van wie krijgt u de opdrachten voor uw werkzaamheden?
Van [betrokkene 2] .
Kunt u aangeven hoe het traject van asbestverwijdering verloopt bij de verdenking dat er asbest in een gebouw aanwezig is?
Er moet eerst een inventarisatie rapport opgesteld worden. Zonder dit rapport krijg je geen sloopvergunning. Er wordt een werkplan opgesteld.
Waarom moet asbest voorafgaande aan sloop eerst verwijderd worden?
Omdat het een gevaar kan vormen voor de volksgezondheid en het milieu.
Op welk moment raakte u betrokken bij het verwijderen van asbest uit de flats gelegen aan de ( [b-straat] , [c-straat] , [d-straat] en de) [a-straat] in Amsterdam-Osdorp?
Ik denk begin november, half oktober 2007.
Welk bedrijf van [A] is betrokken bij de asbestverwijdering?
[verdachte] .
Wat was de planning voor de totale sloop van de genoemde flats?
De totale sloop stond gepland voor eind maart, half april 2008.
Hoe was de asbestsloop gepland?
De asbestsloop was gepland om voor de Kerst van 2007 asbestvrij te zijn.
Uit de ons beschikbare bescheiden blijkt dat u DTA-er was bij dit project. Hoe heeft u zichzelf voorbereid op dit door u genoemd [a] -project?
Ik ben mee geweest met de inventarisatie. Daarna is het asbestinventarisatie rapport opgesteld. Daar heb ik mij in verdiept. Toen ben ik op kantoor geweest en heb samen met [betrokkene 2] alles doorgesproken en daarna op locatie de situatie bekeken met [betrokkene 2] .
Bent u bij de gehele asbest inventarisatie mee geweest?
Nee, ik ben twee dagen mee geweest.
Hoeveel inventarisatierapporten heeft u gezien van het project?
Ik heb twee rapporten gezien. Eerst een globale en later een volledige.
U heeft verklaard dat u de mensen bij het project zoekt. Wie waren er betrokken bij de uitvoering van de sanering van het asbest?
Als bedrijven waren erbij betrokken [F] uit Rotterdam/Den Haag, [G] uit Uithoorn, [H] uit Beverwijk en [J] uit Amsterdam.
Wie bepaalt welk bedrijf als laboratorium voor de eindbeoordeling wordt gevraagd?
Dit wordt door mij bepaald in overleg met [betrokkene 2] .
Welk bedrijf verzorgde de eindbeoordeling van de van asbest gesaneerde ruimte(n)?
Wij hadden [K] in de arm genomen.
Wie heeft u als laborant gehad van [K] in het [a] -project?
[betrokkene 4] en de achternaam iets met [...] of [...] .
Wie bepaalt wanneer er gebeld wordt voor een vrijgavemeting?
Dat doe ik.
Wanneer bel je dan?
Ik bel als ik het werkgebied, het containment of de buitensituatie geïnspecteerd heb. Ik bel als het goed is. Ik bel ook door vooraf in te schatten hoe lang de saneerders nog bezig zijn met het schoonmaken van de ruimte, containment of de buitenruimte. Met goed zijn bedoel ik dat het asbest verwijderd is.
Wanneer wordt de sanering van het asbest uit de flats als beëindigd beschouwd?
Als ik het vrijgavecertificaat gekregen heb. Dan is het asbestvrij.
Was u ook de DTA-er verantwoordelijk bij de verwijdering van het asbest uit de flat aan de van [a-straat] te Amsterdam-Osdorp?
Ja.
Weet u wanneer de asbestverwijdering aanving uit de flat aan de van [a-straat] te Amsterdam?
Ik gok begin december 2007.
Hoeveel tijd was hiervoor gepland?
Tot de Kerst. Dan moest al het asbest eruit zijn. Dit in verband met brandgevaar met Oud en Nieuw.
Hoe bent u bij het verwijderen van asbest uit de flat aan de van [a-straat] te werk gegaan?
Hetzelfde als de andere vijf flats. Eerst alle containments en toen dat gereed was alle buitentoepassingen.
2. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2008 020665 van 22 mei 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , doorgenummerde pagina's 0201 17 tot en met 23.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zóver van belang en zakelijk weergegeven, als de op 22 mei 2008 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 1] :
Wordt het asbestinventarisatierapport gebruikt als de leidraad om het asbest uit de genoemde flat te saneren?
Ja.
Is al het asbest in de van [a-straat] te Amsterdam zowel in containment als in de buitensituatie gesaneerd volgens het opgestelde asbestinventarisatierapport?
Ja, alleen niet volledig. Diverse buitentoepassingen zijn niet volledig gesaneerd.
Wat bedoelt u daarmee?
Ik bedoel hiermee dat het asbest wel verwijderd is geworden, maar dat daarna, dus na de verwijdering, de omgeving niet goed is schoongemaakt.
Wat houdt dat in, dat de omgeving niet goed is schoongemaakt?
Dit houdt in dat er asbest achtergebleven is.
Wat voor asbesttoepassingen zijn dan achtergebleven?
Restanten van gevelpanelen en diverse doorvoeringen in het balkon.
Zijn dat allemaal toepassingen die genoemd werden in het asbestinventarisatierapport?
Ja.
Wat wordt precies bedoeld met buitentoepassing?
De asbestbronnen die niet in containment gesaneerd moesten worden.
Waar vinden wij de buitentoepassingen?
Deze vindt u aan de balkons, voor- en achterzijde. Gevelpaneel in het kozijn woonkamer, op het dak, in de badkamer.
Wat voor toepassing van asbest vinden we op het balkon? Bedoelt u het balkon voor-of achterzijde? Aan de achterzijde bevond zich per balkon een gevelpaneel en kit. Balkon voorzijde daar vonden wij gevelpaneel en kit en een doorvoer in het balkon. Kozijn woonkamer een sandwichpaneel aan de buitenzijde van het kozijn. In alle badkamers een ontluchtingskanaal. Op het dak diverse schoorsteenkappen, de afsmeerlaag op de schoorsteen en plaatmateriaal om de schoorsteen heen.
U vraagt of de door mij genoemde locaties en toepassingen van asbest allemaal locaties geworden zijn waar het asbest in de omgeving niet goed verwijderd is geworden en dus van de toepassingen asbest is achtergebleven?
Ja.
Hoe is dat mogelijk geweest dat er asbest achterblijft?
Dit omdat er niet goed is gesaneerd en ik mijn opleveringsronde niet heb gedaan. Ik heb geen eindbeoordeling gedaan. Dit behoorde wel tot mijn verantwoordelijkheid.
Zijn het hele elementen van asbest wat is achtergebleven of betreft het gefragmenteerd materiaal? Hele toepassingen, dus balkondoorvoering en de rest betrof fragmenten.
Waarom wordt zoveel materiaal aangetroffen?
Het meeste achtergebleven asbest is afkomstig van de doorvoerbuizen. De stukjes zijn afkomstig van het maken van de gaten in de kozijnen.
Wie heeft de laborant gebeld voor het doen van een eindbeoordeling?
Ik heb de laborant gebeld voor het doen van een eindbeoordeling. Ik heb [K] gebeld. [K] heeft die eerder genoemde [betrokkene 4] ..? gestuurd.
Wat heeft u met [betrokkene 4] de laborant besproken voor het doen van een eindbeoordeling?
[betrokkene 4] heeft het inventarisatierapport en het werkplan ingezien en heeft daarna de eindbeoordeling gedaan van de flat.
U vraagt mij hoe vaak ik [betrokkene 4] heb geroepen voor het doen van een eindbeoordeling?
De flat aan de van [a-straat] te Amsterdam bestond uit vier of vijf portieken, die ik dus vier of vijf keer in containment heb gehad. Na sanering van de ruimtes die nog in containment stonden, kwam [betrokkene 4] voor de eindbeoordeling.
Volgens mij heb ik van twee portieken wel een visuele inspectie gedaan en de overige heb ik niet visueel geïnspecteerd, maar wel een laborant gebeld voor een eindbeoordeling.
Wat waren de resultaten, de meting en de visuele inspectie door laborant [betrokkene 4] van de in containment staande ruimtes?
Deze werden door hem goed bevonden.
Dus vrij van asbest?
Ja.
Lag er nog asbest in containment?
Wat achteraf bleek was dat er nog asbest was achtergebleven in het containment. Het achterblijven van het asbest kwam pas boven water toen de arbeidsinspectie op de locatie kwam.
Wist jij van het achterblijven van asbest terwijl de ruimte was vrijgegeven?
Nee.
Hoe kun je dat zo stellig zeggen terwijl je op verschillende momenten zelf zegt niet eens gekeken te hebben?
Ik ben ervan uitgegaan dat alles weggehaald was en het was zeg maar vijf flats goed gegaan. Ik heb zeg maar teveel vertrouwen in de jongens, de saneerders, gehad.
U vraagt mij waarom [betrokkene 4] de buitentoepassingen middels een vrijgave in orde heeft bevonden terwijl later de inspecteur van de arbeidsinspectie bij wijze van spreken struikelt over het asbest?
Dat weet ik niet. Ik weet alleen dat hij het heeft goedgekeurd. Ik ben daarna ook niet meer in de flat geweest.
Wanneer speelde dit, de eindbeoordelingen?
Voor de Kerst.
Zijn er na de Kerst en Oud en Nieuw, voor dat de werkzaamheden werden stilgelegd, nog werkzaamheden in de flat in de van [a-straat] geweest?
Ja.
Waar bestonden deze werkzaamheden uit?
Het leegslopen van de flat.
Is hier toen ook asbest verwijderd?
Nee.
Hoe weet u dat?
Omdat al het asbest al verwijderd was of verwijderd had moeten zijn en er geen saneerders meer beschikbaar waren.
Het kan dus niet zo zijn dat na de vrijgave wederom asbest is verwijderd al dan niet door saneerders?
Nee.
Heb je met iemand op de zaak de asbestsanering aan de van [a-straat] besproken voor de Kerst?
Ja, met [betrokkene 2] . Ik heb met hem besproken dat het klaar was.
Na stillegging, wat is er besproken op kantoor van [betrokkene 3] ?
Ik heb verschrikkelijk op mijn flikker gekregen van [betrokkene 2] en [betrokkene 3] .
Op welk moment ontdekte je dat er asbest was achtergebleven in de van [a-straat] te Amsterdam?
Met de ronde van [betrokkene 5] , half januari 2008.
U bent als DTA-er, toezichthouder bij de verwijdering van asbest, beroepsmatig betrokken geweest bij het verwijderen van het asbest uit de flat in de
van [a-straat] te Amsterdam. Erkent u dat door het niet c.q. niet volledig verwijderen van het asbest vooraf aan de sloop aan de
van [a-straat] te Amsterdam, nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan of kunnen ontstaan?
Ja daar ben ik mij van bewust.
Aangetroffen worden op de balkons en inpandig grote hoeveelheden stuk geslagen asbest toepassingen. Hierbij kan het niet anders of er moeten vezels vrij gekomen zijn. Bent u zich bewust van het feit dat door het vrijkomen van asbestvezels bij verwijdering uit de flat aan de van [a-straat] te Amsterdam door het asbestmateriaal niet c.q. niet volledig of op een ondeskundige wijze te verwijderen er een gevaar bestaat voor de openbare gezondheid of zelfs levensgevaar voor derden?
Als de flat vervolgens met de kraan gesloopt zou worden, dan ben ik mij ervan bewust dat er vezels vrijkomen met de gevolgen zoals u noemt. De kans dat er vezels vrij zijn gekomen bij verwijderen van het asbest materiaal is aanwezig.
Erkent u dat u deze nadelige gevolgen voor mens en milieu vanuit uw ervaring en opleiding had moeten weten of redelijkerwijs had kunnen weten?
Ja.
3. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2008 020665 van 23 mei 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , doorgenummerde pagina's 0201 24 tot en met 31.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 23 mei 2008 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 1] :
Heb jij tegen de mensen van het bedrijf ook verteld dat jij de flat aan de van [a-straat] te Amsterdam onder jouw verantwoordelijkheid van asbest hebt laten saneren en er vervolgens niet meer naar gekeken hebt of het asbest correct gesaneerd was geworden?
Ja, dat heb ik ook zo gezegd.
Hoelang is er gewerkt aan de van [a-straat] te Amsterdam?
Plusminus 15 werkdagen.
Hierbij heb je vier of vijf keer een containment opgezet?
Volgens mij was het vijf keer.
De buitentoepassingen heb je in één keer daarna laten verwijderen?
Ja dat klopt.
Jij vertelt dat de sanering van de flat 15 werkdagen geduurd heeft. Ben je dan gedurende deze dagen niet een keer in de flat geweest om te kijken bij de saneringen?
Ik heb twee mogelijk drie keer een eindcontrole gedaan in het containment en voor de rest ben ik niet wezen kijken.
Je bent later in de flat geweest met de Arbeidsinspectie en met een inventariseerder van [Q] en daar heb je gezien hoeveel asbest was achtergebleven. Wij vragen opnieuw: wat heb je gezien? Wat ik gezien heb met de ronde van de Arbeidsinspectie en de inventariseerder aan asbest waren allemaal restanten van buitentoepassingen op de balkons. Dat waren die panelen en die pijpjes.
Uit de inventarisatie blijkt ook dat binnen materiaal van kokers, gedeeltelijk gefreesde vloeren, kachels etc. werden aangetroffen. Dit had je toch moeten zien als ervaren DTA-er?
Vloeren die niet of niet goed gefreesd zijn of ontdaan zijn van asbestmateriaal heb ik gewoon niet goed bekeken. Ik heb dit niet gezien. Na het saneren ga ik ervan uit dat het goed gebeurd is. Ik heb daar te makkelijk over gedacht.
Is het gemak waarmee jij de manier van controle na sanering nu weergeeft een gewoonte van een visuele eindcontrole door jou?
Ja, dat denk ik wel. Ik denk dat het er in de loop der jaren ingeslopen is.
Heb jij er een gewoonte van gemaakt om niet zorgvuldig te kijken na de verwijdering?
Ik ben in de loop der jaren onzorgvuldiger geworden.
Wanneer was je klaar met de asbestsanering van de flat in de van [a-straat] te Amsterdam?
Voor de Kerst. Het was vrijdag voor de Kerst. Bij deze sanering heb ik zoals ik u verteld heb 2 of 3 containments onderworpen aan een visuele inspectie, de andere containments niet en ook niet de verwijdering van de buitentoepassingen. Vervolgens heb ik [K] gebeld voor een analist en dan kwam [betrokkene 4] . Voorafgaand aan de sanering van de buitentoepassingen is er in containment gesaneerd en heeft [betrokkene 4] vrijgaven gegeven op de sanering in containment.
Is [betrokkene 4] ook op de vrijdag voor de Kerst geweest voor een visuele eindinspectie van de buitentoepassingen?
Ja, [betrokkene 4] is vrijdag voor de Kerst geweest voor deze inspectie.
Was jijzelf ter plaatse?
Ja.
Hoelang heeft deze inspectie geduurd?
Ongeveer een uur of anderhalf.
Is er na de vrijdag voor Kerst en voor de stillegging nog gesloopt in de flat aan de van [a-straat] te Amsterdam?
Ja, de week van de Kerst en de eerste week januari niet in verband met vakantie. Daarna wel.
Wat is er toen gesloopt?
Hij is toen leeg gesloopt.
Asbest moest er in principe helemaal uitwezen. Dat is niet helemaal gegaan zoals het gegaan moest zijn uiteraard.
Het kan toch zijn dat deze mensen ervan uit zijn gegaan bij hun sloopwerkzaamheden dat het asbest eruit was?
Dat kan ja.
Blijft wat je zelf gezien hebt met de AI en de inventariseerder en waarvoor je gezegd hebt jezelf te schamen, grote hoeveelheden stuk geslagen asbest, zakken met asbest, asbestpijpen, en diverse andere restanten van geïnventariseerd asbest, achter in de flat? Wat voor verklaring kun je hiervoor geven?
Dat ik mijn eindcontrole niet gedaan heb. Zeg maar van de flat. Ik weet dat ik gewoon een lul geweest ben.
Hoe vaak heb je contact op het werk met [betrokkene 2] ?
Bijna elke dag telefonisch en hij komt één à twee keer per week kijken.
Wat was de planning van [betrokkene 2] in relatie tot de asbestverwijdering uit de flat aan de van [a-straat] te Amsterdam?
Voor de Kerst klaar.
Dat was een harde planning?
Ja.
Hebben de slopers die in de eerste periode van januari 2008 gesloopt hebben niets gezegd over de rotzooi, asbest en puinrommel, die zij mogelijk hebben aangetroffen?
Nee.
Waren dat mensen van jullie eigen bedrijf, [A] ?
Nee, ingehuurd. Welk bedrijf weet ik niet.
Was er wel een voorman bij deze sloop?
Ja, dat was ikzelf.
4. Een proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 2] met nummer 2008 020665 van 30 mei 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , doorgenummerde pagina's 0313 01 tot en met 10.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 30 mei 2008 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 2] :
Ik werk sinds 9 januari 2006 voor [verdachte] , op dit moment als bedrijfsleider. Het bedrijf [A] bestaat uit een Holding met daaronder een aantal werkmaatschappijen: [B] , [verdachte] , [C] , [D] .
Kunt u aangeven hoe [verdachte] is georganiseerd?
Ja, een directie, bestaande uit [betrokkene 3] , daaronder de bedrijfsleider, dat ben ik. Naast/onder mij staat een werkvoorbereider/calculator. Daaronder de DTA-er's en de asbestsaneerders.
Hoe is de aanbesteding van het werk voor de flat aan de van [a-straat] te Amsterdam gegaan?
Het project is door [verdachte] aangenomen op basis van een offerte aan [B] .
[B] heeft een offerte uitgebracht aan de opdrachtgever. Nadat zij het werk hadden gekregen heeft [verdachte] een offerte uitgebracht aan [B] voor het verwijderen van het asbest uit de flat.
Wie was de opdrachtgever voor [B] voor de totale sloop?
Dit was [N] . Voor [verdachte] was het [B] .
Wat was de rol van [verdachte] bij de asbestsanering van de genoemde flat?
Onderaannemer.
Wat was uw rol bij dit project?
Mijn rol was projectleider bij de asbestverwijdering. [verdachte] is in onder aanneming belast met het verwijderen van het asbest en [C] met het puin als reststof. Wie waren extern betrokken bij dit project?
De onderaannemer voor asbestverwijdering voor [verdachte] was de firma [H] uit Beverwijk. Bij een aantal firma's zijn asbestsaneerders ingehuurd. Dit was bij de firma's [L] , [F] , [J] en [G] . Allen stonden onder leiding van [betrokkene 1] .
Wat was de planning voor de verwijdering van asbest uit de flats?
Gepland was dat al het asbest uit de flats moest zijn voor het Kerstreces van 2007. Wij hebben Kerstreces gehad van week 52 van 2007 tot en met week 1 van 2008. De laatste werkdag was vrijdag 21 december 2007. Op maandag 7 januari 2008 werd verder gegaan met de werkzaamheden, niet zijnde asbest-werkzaamheden.
Hoe zijn de verantwoordelijkheden voor de asbestverwijdering geregeld?
[betrokkene 1] is de DTA. [betrokkene 1] is degene geweest die de gehele asbestsanering op de locatie heeft aangestuurd.
Wie is binnen [verdachte] uiteindelijk verantwoordelijk voor de inzet van mensen, middelen, toezicht en uitvoering van asbestverwijderingswerkzaamheden in de flat aan de van [a-straat] te Amsterdam?
Ik ben verantwoordelijk voor de procesgang binnen het kader van mijn taken en bevoegdheden. Voor flat 6, van [a-straat] te Amsterdam, is verantwoordelijk voor de uitvoering en de naleving van het op een juiste wijze verwijderen van het asbest, [betrokkene 1] .
Op welke wijze controleert u of [betrokkene 1] zijn werkzaamheden naar behoren uitvoert?
Ik controleer fysiek of hij logboekgegevens invult. Ik ontvang de vrijgave certificaten per post. Ik controleer telefonisch met [betrokkene 1] de voortgang.
Gaat u ook kijken of de asbestverwijdering is uitgevoerd?
Bij de start van het project heb ik dat gedaan. Maar naarmate het project vorderde en ik geen reden had om aan te nemen dat het werk niet goed zou zijn, heb ik minder vaak controles uitgevoerd.
In het kader van deze problematiek wordt een extern bureau belast bij elke klus bij de DTA voor, tijdens en na de klus controle te gaan uitoefenen. Dit naar aanleiding van de afgelopen gebeurtenissen.
5. Een proces-verbaal van verhoor getuige van 5 oktober 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 3], rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 5 oktober 2012 tegen over de rechter-commissaris afgelegde verklaring van de getuige [betrokkene 2] :
Pagina 5:
[betrokkene 1] was de project DTA-er. Hij had een centrale positie in het project. Hij hield als project DTA-er toezicht op het logboek en de werkplannen van iedere onderaannemer.
Pagina 10:
Het klopt dat ik er van uitga dat ten tijde van de vrijgave op 21 december dat asbest nog aanwezig moet zijn geweest.
Pagina 11:
De raadsman vraagt me waarom ik bij de overige 5 flats regelmatig kwam maar bij flat 6 niet. Afgaande op de resultaten van de flats 1 tot en met 5 en de twee dagelijkse overleggen met [betrokkene 1] over de planning bestond er geen aanleiding voor mij om mijn bezoeken aan flat 6 op te voeren.
[betrokkene 1] was zelf DTA-er en fungeerde als toezichthouder op de andere DTA-ers van onderaannemers asbestverwijdering. Hij was ook het aanspreekpunt van [B] . Of hij voorman was? Zo zou je het kunnen noemen. Hij bestelde bijvoorbeeld in opdracht van [B] ook lege containers en hij sloot het bouwterrein iedere dag af.
6. Een proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 3] met nummer 2008 020665 van 9 juni 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , doorgenummerde pagina's 0203 03 tot en met 09.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 9 juni 2008 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 3] :
Ik ben algemeen directeur (tot 1 juli 2008) en eindverantwoordelijk voor [A] Holding en de verschillende werkmaatschappijen van [A] , waaronder [verdachte] .
Wat kunt vertellen over de gezondheidsrisico's van asbest?
Dat het gezondheidsrisico's met zich meebrengt. Asbest is kankerverwekkend.
Hoe ernstig zijn de gezondheidsrisico's bij contact met asbestvezels?
Volgens mij heel ernstig.
Geeft u dat als werkgever ten opzichte van uw werknemers een bijzondere zorgplicht?
Absoluut.
7. Een geschrift, zijnde een rapport Asbestinventarisatie conform BRL 5052 (versie 2) met projectnummer 276068.1 van 13 maart 2007 van [P] B.V, locatie: [b-straat] , [c-straat] , [d-straat] , [a-straat] te Amsterdam, datum onderzoek: 22 mei 2006 tot en met 23 mei 2006 en 12 februari 2007, type onderzoek: volledige asbestinventarisatie voorafgaand aan sloop en/of verbouwing, opgesteld door [betrokkene 6] , doorgenummerde pagina's 1015 01 tot en met 73.
Dit rapport houdt in, voor zover van belang, op pagina 4:
De asbestinventarisatie van 22 mei 2006 tot en met 23 mei 2006 is middels een steekproef uitgevoerd in het complex. Het complex bestaat uit 240 woningen waarvan 24 woningen zijn geïnspecteerd. In de flats zijn 50 garageboxen aanwezig waarvan er 5 zijn geïnspecteerd.
Pagina 10 en 11, inclusief foto's:
Gebouw: [b-straat 1-10] , [c-straat 1-10] , [d-straat 1-10] , [a-straat 1-10]
Nummer vindplaats 1
Ruimte(s): in kozijn onder raam op balkon voor en achter in woningen
Etage(s): eerste tot en met de vierde etage
Omschrijving toepassing: gevelpaneel
Plaats in de ruimte: in kozijn
Bevestigingsmethode: geklemd
Intact: ja
Verweerd: nee
Zonder verspanende bewerking te verwijderen: nee
aantal: 240
afmetingen: 2,5 m2 per eenheid
Monstercode: 1
Analyseresultaat: 5-10% CHR (wit asbest)
Aard van het materiaal: hecht gebonden
Opmerkingen, betreft het totale oppervlak per woning van het paneel aan de voorzijde en de achterzijde.
Risicogerichte classificatie mbt asbestsanering:
Klasse: 2
Handeling/bewerking:
Verwijderen in een buitensituatie.
Pagina 20 en 21, inclusief foto's:
Gebouw: [b-straat 1-10] , [c-straat 1-10] , [d-straat 1-10] , [a-straat 1-10]
Nummer vindplaats 6
Ruimte(s): Woningen, balkon voorzijde
Etage(s): tweede tot en met de vierde etage
Omschrijving toepassing: doorvoerbuis
Plaats in de ruimte: op vloer
Bevestigingsmethode: ingestort
Intact: ja
Verweerd: nee
Zonder verspanende bewerking te verwijderen: nee
aantal: 180
afmetingen: 0,45 m per eenheid
Monstercode: 6
Analyseresultaat: 5-10% CHR (wit asbest) en 2-5% CRO (blauw asbest)
Aard van het materiaal: hecht gebonden
Opmerkingen afmeting: de diameter is 0,2 meter.
Risicogerichte classificatie mbt asbestsanering:
Klasse: 2
Handeling/bewerking:
Verwijderen in een buitensituatie.
8. Een geschrift, zijnde een rapportage
Visuele inspectie met projectnummer 07.14520/21 van 3 januari 2008, van [K] B.V., opgesteld door analist [betrokkene 4] , doorgenummerde pagina 1003 02, 1003 02a en 1003 03.
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang:
Datum inspectie: 21 december 2007
Projectnummer: 07.14520/21
Inspectienummer: 1
Uw referentie: 07144
Locatie: Sloopflat blok [...] ,
Adres: van [a-straat] Amsterdam
Geïnspecteerd gebied: gehele flatblok binnen en buiten, voor- en achterzijde.
Tijd van visuele inspectie: 09:11 uur tot en met 10:05 uur
Analist: [betrokkene 4] paraaf
Vert. opdrachtgever (DTA): [betrokkene 1] paraaf
9. Een proces-verbaal Economisch Delict van de Arbeidsinspectie van 6 februari 2008 met nummer APST/AP002/35/DOC01 met 7 bijlagen, waarvan bijlage 1 met foto 1 tot en met 15, in de wettelijke vorm opgemaakt door de inspecteur van de Arbeidsinspectie [betrokkene 5] , doorgenummerde pagina's 0509 01 tot en met 37.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de bevindingen op 17 januari 2008 van genoemde inspecteur:
Op donderdag 17 januari 2008 bevond ik mij op een sloopwerk gelegen aan de (...) [a-straat] te Amsterdam, stadsdeel Osdorp.
Ik was daar naar aanleiding van een in artikel 4.47c verplicht gestelde melding van 25 oktober 2007 dat op de genoemde locatie asbest werd verwijderd. Deze melding was gedaan door [verdachte] Er was gemeld dat [verdachte] daar tussen 4 november 2007 en 1 februari 2008 bezig zou zijn met het verwijderen van 2000 kg hecht- en niet hecht gebonden asbest.
Ik zag dat 4 van de 6 flats al geheel waren gesloopt en als puin op de grond lagen en zag dat men bezig was met het slopen van flat 5 van de 6, althans ik zag dat een sloopmachine met daarop de tekst ' [B] ' bezig was met het slopen van het laatste gedeelte van flat 5. Ik zag dat daar nog een sloopmachine op het terrein ter hoogte van flat 6 bezig was, bezig met het opschonen van het terrein. De personen die zich bezig hielden met de sloop van flat 5 verklaarden mij te zijn: [betrokkene 1] en [betrokkene 7] .
[betrokkene 1] verklaarde te werken in loondienst van [verdachte] [betrokkene 7] verklaarde te werken in loondienst bij [B] B.V.
Ik hoorde [betrokkene 1] zeggen: 'het asbest is al verwijderd en alles is vrij gegeven. Ik ben hier op locatie de Deskundig Toezichthouder Asbestverwijdering geweest. Het asbest is onder mijn toezicht verwijderd door werknemers die door [verdachte] B.V waren ingeleend bij de firma's [G] , [F] en [J] . Het vrijgeven van de saneringslocaties is uitgevoerd door de firma [K] . Na het verwijderen van het asbest is [B] B.V hier begonnen met het slopen van de flats. Op dit moment staat alleen de flat aan de [a-straat 1-10] nog overeind.
Ik hoorde [betrokkene 1] zeggen: de gehele administratie die voor, tijdens en na het verwijderen van het asbest is opgesteld en bijgehouden ligt op het kantoor van [verdachte]
Ik hoorde [betrokkene 1] zeggen: 'deze flat, bekend als de [a-straat 1-10] te Amsterdam, is geheel vrij van asbest en is vrijgegeven door [K] .
Ik begaf mij samen met [betrokkene 1] naar 1 van de 5 centrale trappenhuizen van deze flat. Ik zag dat aan elk trappenhuis 8 woningen grensden. Ik zag dat de flat bestond uit 40 woningen in totaal. Ik zag dat de woningen van binnen al grotendeels waren leeg gesloopt. Ik zag op plaatsen waarbij [betrokkene 1] vertelde dat daar asbestkanalen waren verwijderd, zeer veel puin, gruis en stof op de grond liggen. Toen ik op een eerste balkon aan de voorzijde van de flat keek zag ik daar puinresten, gruis, stof en gebroken glas op de vloer liggen. [betrokkene 1] vertelde dat vanaf elk balkon een asbesthoudende mantelbuis en een asbesthoudende gevelplaat was verwijderd.
Op het tweede balkon zag ik direct tussen de puinresten, gruis, stof en de glas-resten een stuk materiaal liggen dat ik overduidelijk herkende als asbesthoudend materiaal (foto 2). Het stuk materiaal had een bolling, alsof het afkomstig was van buismateriaal. Ik zag de asbestvezels uit de breukvlakken van dit stuk materiaal steken. Ik dacht nog dat dit stuk asbesthoudend materiaal wel erg groot was om tijdens een eindbeoordeling over het hoofd te zien.
Ik ben vervolgens nog ongeveer 12 balkons gaan bekijken en trof hierna op elk balkon grotere of kleinere materiaalresten aan die ik overduidelijk herkende als asbesthoudende materiaalresten. Ik zag in veel gevallen zelfs complete asbesthoudende buizen die daar los op het balkon lagen. In alle gevallen trof ik asbesthoudend materiaal dat niet was verpakt in een daartoe gesloten en geschikte verpakking als bedoeld in artikel 4.45, lid 2 onder d van het Arbeidsomstandighedenbesluit (foto 3 tot en met 13). De door mij aangetroffen materialen zijn door mij allen bij eerste schouw aangetroffen. Ik trof de materiaalresten aan op het balkon en onder het op het balkon aanwezige gevelkozijn, waarbij ik zag dat daar een paneel uit ontbrak. Ik zag dat de materiaalresten herkenbaar waren als buismateriaal en resten van vlak plaatmateriaal, dat gebruikt wordt bij panelen in kozijnen.
Ik hoorde [betrokkene 1] zeggen: 'ook ter plaatse van de achtergevel bevinden zich balkons waar asbesthoudende gevelplaten hebben gezeten die door ons zijn verwijderd'.
Vervolgens heb ik op 2 balkons ter plaatse van de achtergevel gekeken. Ik zag dat op 1 van de 2 balkons materiaalresten lagen die ik direct herkende als asbesthoudende materiaalresten (foto 14). Ik zag dat deze materiaalresten lagen tussen gruis en stof. Ik zag dat deze materiaalresten pal onder een gevelkozijn lagen waarbij ik zag dat daar een paneel uit het kozijn ontbrak.
Na mijn vraag aan [betrokkene 1] of hij aan het einde van de saneringswerkzaamheden een eindbeoordeling had uitgevoerd als bedoeld in artikel 4.47b van het Arbeidsomstandighedenbesluit, hoorde ik hem zeggen: 'ik heb de balkons na het verwijderen van het asbest niet onderworpen aan een eindbeoordeling. Ik moet toegeven dat het niet goed is dat hier nog veel onverpakt asbesthoudend afvalmateriaal aanwezig is terwijl de situatie al is vrijgegeven. Het door u zojuist aangetroffen asbesthoudend materiaal is afkomstig van geïnventariseerde asbestbronnen die door ons zijn verwijderd.'
Van de door mij aangetroffen situatie zijn foto's gemaakt die als bijlage 1 bij dit proces-verbaal zijn gevoegd.
Analyse asbestverdacht plaatmateriaal
De aanwezigheid van asbest is aangetoond na analyse uitgevoerd door [M] B.V. vestiging Amsterdam. Van een stukje aangetroffen materiaal dat zich bevond op een hoop gruis en stof die is vastgelegd op foto 7, is de aanwezigheid van wit asbest aangetroffen (wit asbest = chrysotiel). De resultaten van het zojuist genoemde onderzoek zijn vastgelegd in een analyserapport genaamd materiaal identificatie rapportnummer MO-DVG-0000078. Dit rapport en materiaal monster is als bijlage 2 bij dit proces-verbaal gevoegd.
Stilleggen werkzaamheden
Omdat ik in de te slopen flat een aanzienlijke hoeveelheid onverpakt asbesthoudend afvalmateriaal aantrof, heb ik [betrokkene 1] mondeling bevolen de werkzaamheden onmiddellijk stil te leggen. Het ernstige gevaar bestond uit gevaar voor blootstelling aan asbest.
Bijlage 1: foto’s van de door mij aangetroffen situatie (p. 0509 15 e.v.);
Foto 2: fragment aangetroffen asbesthoudend afvalmateriaal (met bolling).
Foto 3: fragment asbesthoudend afvalmateriaal (met bolling) aangetroffen tussen puin, gruis en sloopstof op de vloer van een balkon.
Foto 4: fragment asbesthoudend afvalmateriaal (met bolling) aangetroffen tussen sloopstof op de vloer van een balkon.
Foto 5. verwijderde asbesthoudende mantelbuis, uitgesloopt uit het gat bij de pijl, althans volgens de asbestinventarisatie hebben dergelijke mantelbuizen daar gezeten.
Foto 6: asbesthoudende resten tussen gruis en stof onder de plaats waar een asbesthoudend gevelpaneel had gezeten, althans een vooraf geïnventariseerd asbesthoudend gevelpaneel had gezeten.
Foto 7: asbesthoudende resten tussen gruis en stof op de vloer van een balkon onder de plek waar een asbesthoudend gevelpaneel had gezeten, althans een vooraf geïnventariseerd asbesthoudend gevelpaneel had gezeten.
Foto 8: asbesthoudend fragment (met bolling) tussen sloopvuil, gruis en stof op de vloer van een balkon.
Foto 9: een verwijderde niet verpakte asbesthoudende mantelbuis op de vloer van een balkon, althans een niet verpakte asbesthoudende mantelbuis waarvan er per woning vooraf één was geïnventariseerd.
Foto 10: idem als foto 9, echter aangetroffen op een ander balkon.
Foto 11: idem als foto 9 en 10, echter aangetroffen op een ander balkon.
Foto 12: idem als foto 9, 10 en 11 echter aangetroffen op een ander balkon. Rechtsonder is een uitgebroken fragment te zien.
Foto 13: idem als foto 9, 10, 11 en 12 echter aangetroffen op een ander balkon. In de cirkel ligt een fragment asbesthoudend afvalmateriaal (met bolling).
Foto 14: fragmenten asbesthoudend afval materiaal tussen gruis en stof, aangetroffen op een balkon ter plaatse van de achtergevel, een balkon waar een vooraf geïnventariseerd asbesthoudend gevelpaneel had gezeten.
Foto 15: aanzicht op een balkon aan de voorgevel van de flat met in de cirkels aangegeven de plaats waar volgens de asbestinventarisatie asbesthoudende mantelbuizen hadden gezeten en met de pijl aangegeven de plaats waar volgens de asbestinventarisatie een asbesthoudend gevelpaneel had gezeten. Volgens de vooraf opgestelde asbestinventarisatie bevond zich op 180 van de 240 balkons een asbesthoudende mantelbuis en bevond zich in het gevelkozijn van ter plaat-se van elk balkon een asbesthoudend paneel.
Bijlage 2: analyse rapport aanwezigheid asbest (p. 0509 23):
Materiaal identificatie, [M] , Rapportnummer MO-DVG-0000078
Datum rapportage: 5-2-2008
Opdrachtgever: Arbeidsinspectie kantoor Amsterdam
Contactpersoon: [betrokkene 5]
Datum identificatie: 5-2-2008
Type onderzoek: materiaalidentificatie
Monster aangeleverd door opdrachtgever, 04-02-2008
Monsternummer: 1
omschrijving materiaal: plaatmateriaal
herkomst: [a-straat 1-10]
analyse resultaat: 10-15% CHR
hecht gebonden ja/nee: ja.
Bijlage 4: een afschrift van het asbestwerkplan van [verdachte] .
Dit werkplan bevat, voor zover relevant, de volgende punten:
2. een samenvatting van het asbestinventarisatierapport;
4. gegevens met betrekking tot het asbestbedrijf en de inrichting van de werkorganisatie (p. 3 van 20):
DTA op het werk: een containment staat altijd onder leiding van een DTA. Een DTA is altijd op de werklocatie aanwezig. Zonder DTA mogen en zullen geen werkzaamheden worden uitgevoerd. Door de DTA wordt dagelijks toezicht gehouden in en buiten het werkgebied/containment. Dagelijks zal het werkgebied/containment worden gecontroleerd op orde en netheid, kwaliteit van werken en het naleven van de regels en voorschriften. De DTA is verantwoordelijk voor de dagelijkse naleving van de eisen en voorwaarden zoals omschreven in dit werkplan. De DTA op het werk is: [betrokkene 1] ;
Projectleider van het werk: verantwoordelijk voor de voortgang en sturing van het project is de projectleider. (...) De projectleider zal sturing geven aan de uitvoerder(s) en DTA's. De projectleider (...) zal zorg dragen voor een juiste vertaling en toetsing van de wensen en eisen van de opdrachtgever. Projectleider op het werk is: [betrokkene 2] .
Eindverantwoordelijke van het werk:
Algemeen directeur van [E] B.V. is [betrokkene 3] en is eindverantwoordelijk voor het project.
8. Gegevens met betrekking tot de uit te voeren werkzaamheden, Stappenplan project, open lucht hecht en niet hecht gebonden asbest (p. 6 tot en met 20):
De (...) materialen zullen worden gedemonteerd op een dusdanige wijze dat de asbesthoudende materialen niet of minimaal beschadigd (worden). Het asbesthoudende materiaal zal voorzichtig worden weggenomen waarbij breuk voorkomen dient te worden. Het asbesthoudende materiaal zal (...) worden ingepakt in folie (0.2 mm dikte) of daartoe geschikte andere afvalverpakkingsmaterialen en worden voorzien van het opschrift: ASBEST GEVAARLIJK. De pakketten asbesthoudende materialen zullen geordend worden getransporteerd in de container, welke is voorzien van een zogenaamde container big bag, of in het vervoermiddel bestemd voor vervoer van de materialen naar de verzamelcontainer. Na het verwijderen van het asbesthoudende materiaal zal de ondergrond hiervan worden geïnspecteerd. Indien de DTA dit noodzakelijk acht, zullen deze (...) worden gereinigd.
12. Informatie met betrekking tot de vrijgavemeting. Soort vrijgave:
Visuele inspectie door laboratorium (binnen): voorafgaand aan de wettelijk verplichte visuele inspectie en vrijgave door een onafhankelijk als sterlab geaccrediteerd laboratorium, wordt het werkgebied visueel geïnspecteerd door de DTA;
Buiten door laboratorium: voorafgaand aan de wettelijk verplichte visuele inspectie en vrijgave door een onafhankelijk als sterlab geaccrediteerd laboratorium, wordt het werkgebied visueel geïnspecteerd door de DTA.
10. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2008020665 van 6 maart 2008 met bijlage, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde buitengewoon opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , doorgenummerde pagina's 0906 01 tot en met 0906 34, p. 10.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de bevindingen van de genoemde verbalisant:
Betreft: onderzoek Kamer van Koophandel en Fabrieken [A]
Uit de boven aangehaalde uittreksels Kamer van Koophandel en Fabrieken van de aan [A] gerelateerde rechtspersonen blijkt van:
een consortium van bedrijven dat in staat is grote (asbest) sloopwerkzaamheden aan te nemen; zelfstandig uit te voeren; het uitoefenen van activiteiten op het gebied van recycling, waaronder begrepen de recycling van granulaten en andere materialen en de handel in recycling materialen; het aannemen en uitvoeren van asbest- en grondwerken, de handel in zand en grind, de opslag van afval, alsmede de afval bewerking en verwerking, het breken van steenachtige materialen. [A] heeft in zich de keten van sloop tot weer op de markt brengen van granulaten en ander recyclingmateriaal.
11. Een proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 9 december 2013 van de rechtbank Amsterdam, pagina 5.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de verklaring van [betrokkene 8] , de vertegenwoordiger van de verdachte:
De vrijdag voor Kerst, 21 december 2007, was de laatste werkdag voor de Kerstvakantie. Daarna hebben de werkzaamheden twee weken stilgelegen. Tot aan 17 januari 2008 hebben alleen voorsloopwerkzaamheden plaatsgevonden. Dat betekent dat alle niet-puin zijnde gebouwelementen er handmatig uit gesloopt worden. Die werkzaamheden zijn uitgevoerd door de onderaannemer [H] . Het klopt dat toen in het gebouw gewerkt is."
3.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende overwogen:
"Relevante feiten en omstandigheden
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in twee instanties is het volgende naar voren gekomen.
Op 13 juni 2007 is [N] , een woningbouwvereniging te Amsterdam, een overeenkomst voor aanneming van werk aangegaan met [B] B.V. (hierna: medeverdachte [B] ), met betrekking tot het project 'Osdorp Centrum Zuid' te Amsterdam.
[B] heeft daarbij de opdracht gekregen om, kort gezegd, zes flats te saneren van asbest, deze te slopen en het terrein bouwrijp te maken. Het project is gelegen in een woonwijk.
Het tenlastegelegde beperkt zich tot de sanering van de zesde en laatste flat, gelegen aan de [a-straat 1-10] , blok [...] (hierna: de [a-flat] ).
Het bedrijf [P] B.V. (hierna: [P] ) heeft ten aanzien van onder meer de [a-flat] drie rapporten opgesteld inzake de inventarisatie van het aanwezige asbest dat voorafgaand aan de sloop verwijderd diende te worden, te weten a) op 15 februari 2007 naar aanleiding van onderzoek verricht in de periode van 22-05-2006 tot en met 23-05-2006, b) op 13 maart 2007 naar aanleiding van onderzoek verricht in de periode 22-05-2006 t/m 23-05-2006 en op 12 februari 2007 en c) op 6 december 2007 naar aanleiding van een aanvullende inspectie op 29 november 2007.
Medeverdachte [B] heeft als hoofdaannemer de asbestsanering uitbesteed aan verdachte, [E] B.V., zijnde een zusteronderneming en een gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf. Beide zusterondernemingen maakten destijds deel uit van [A] Holding, met als directeur en enig aandeelhouder [betrokkene 3] .
Verdachte heeft op haar beurt bij de uitvoering van de opdracht tot sanering diverse andere ondernemingen betrokken, zoals [F] , [G] , [H] en [J] .
De asbestsaneringswerkzaamheden van het gehele project hebben plaatsgevonden van 4 november 2007 tot en met 21 december 2007 onder het toezicht van de medeverdachte [betrokkene 1] , in dienst van verdachte als gecertificeerd Deskundig Toezichthouder Asbestverwijdering (hierna: DTA).
Na de sanering van de [a-flat] heeft de verdachte aan [K] B.V. (hierna: [K] ) de opdracht verstrekt tot de wettelijk verplichte inspectie van de flat, binnen en buiten, na de verwijdering van de geïnventariseerde asbesthoudende materialen. Medeverdachte [betrokkene 1] heeft hiertoe de analist [betrokkene 4] ingeschakeld, in dienst van [K] .
De eindcontrole van [betrokkene 4] bestond uit een visuele inspectie en eindmetingen van de containments in de woningen (de binnen-toepassingen) en een eindcontrole op basis van een visuele inspectie van hetgeen zich buiten bevond.
De analist [betrokkene 4] heeft op 27 december 2007 een document Visuele Inspectie opgesteld, waarin hij als volgt heeft geconcludeerd naar aanleiding van zijn inspectie op die dag:
op grond van de bevindingen van deze visuele inspectie wordt geconcludeerd dat de geïnspecteerde ruimte of oppervlakte WEL vrij is van visueel waarneembare asbestverdachte materialen.
Gezien het verslag en de daarop gebaseerde rapportage visuele inspectie van [K] van 3 januari 2008 heeft de inhoud betrekking op het gehele flatblok, binnen en buiten, voor- en achterzijde.
Voorts heeft [betrokkene 4] vijf rapporten eindcontrole na asbestverwijdering opgesteld Daaruit blijkt het volgende:
Op grond van de resultaten van de 'eindcontrole na asbestverwijdering' kan geconcludeerd worden dat de ruimte WEL zonder beschermende middelen betreden mag worden.
Medeverdachte [betrokkene 1] en de analist [betrokkene 4] hebben alle inspectierapporten van [K] van hun paraaf voorzien.
[betrokkene 1] heeft steeds als 'vert, opdrachtgever' getekend.
Naar aanleiding van de bevindingen van de analist is door [K] de [a-flat] vrijgegeven, dat wil zeggen dat de ruimte vrij is verklaard van asbesthoudende materialen en dat de in die ruimte werkzame personen deze zonder beschermende maatregelen kunnen betreden.
Tussen 21 december 2007 en 7 januari 2008 hebben geen werkzaamheden plaatsgevonden op het bouwterrein of in/aan de [a-flat] .
Op 7 januari 2008 is de verdachte begonnen met de voorsloop binnen in de [a-flat] ; dat wil zeggen de handmatige verwijdering van alle niet-steenachtige materialen. De voorsloop is in opdracht van verdachte door verschillende werknemers van onderaannemer [H] uitgevoerd.
Op 17 januari 2008 heeft de inspecteur van de Arbeidsinspectie [betrokkene 5] het bouwterrein en de [a-flat] bezocht naar aanleiding van een melding van de werkzaamheden door verdachte. [betrokkene 5] heeft de [a-flat] in het bijzijn van [betrokkene 1] geïnspecteerd.
In het proces-verbaal dat [betrokkene 5] naar aanleiding van deze controle heeft opgesteld, is vermeld dat hij op ongeveer 12 balkons aan de voorzijde van de flat en op één balkon aan de achterzijde materiaal zag liggen dat hij overduidelijk herkende als asbesthoudende materiaalresten. Hij zag in veel gevallen zelfs complete asbesthoudende buizen los op het balkon liggen. Hij trof in alle gevallen asbesthoudend materiaal aan dat niet was verpakt in een daartoe gesloten en geschikte verpakking.
Op de vraag van de inspecteur aan [betrokkene 1] of hij na de saneringswerkzaamheden zijn eindronde had gemaakt, heeft de medeverdachte ontkennend geantwoord.
De inspecteur [betrokkene 5] heeft bevolen de voorsloopwerkzaamheden onmiddellijk stil te leggen.
De inspecteur heeft materiaal dat is aangetroffen op één van de balkons laten analyseren (foto 7 van bijlage 1 bij het proces-verbaal) Dit bleek asbesthoudend te zijn (bijlage 2, rapport van [P] van 5 februari 2008).
Naar aanleiding van de inspectie door [betrokkene 5] zijn verschillende rapporten uitgebracht, zoals onder meer inventarisatierapporten van het bedrijf [Q] in opdracht van de gemeente en [N] een inventarisatierapport van RPS in opdracht van medeverdachte [B] en een evaluatierapport van TNO, in opdracht van het stadsdeel Osdorp.
(...)
Overwegingen met betrekking tot feit 2
(...)
Gevolg van het nalaten door de werkgever
(...)
De verdachte heeft als werkgeefster nagelaten na 21 december 2007 het achtergebleven asbesthoudend materiaal te (doen) verwijderen voordat de werknemers met de voorsloop van de flat begonnen. Zij heeft zodoende naar het oordeel van het hof door een gebrek aan toezicht -zoals hiervoor overwogen- niet de zorg betracht die van haar als gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf en eindverantwoordelijke voor een juiste toepassing van de wet, gevergd kon worden. Het hof is van oordeel dat als gevolg van het nalaten van verdachte levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van de werknemers te verwachten was.
Wetenschap
De verdachte was ten tijde van het tenlastegelegde een gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf, dat behoorde tot een groep bedrijven die zich bezig houdt met de gehele keten van asbestverwijdering, sloopwerkzaamheden, de opslag van afval alsmede afvalbewerking en verwerking, de recycling van afvalstoffen en het weer op de markt brengen van gerecycled materiaal.
[betrokkene 3] , tot 1 juli 2008 directeur en enig aandeelhouder van de [A] groep waartoe de verdachte behoorde, heeft ten overstaan van de politie verklaard dat contact met asbestvezels ernstige gezondheidsrisico’s met zich mee brengt en kankerverwekkend is. Voorts heeft hij desgevraagd verklaard dat dat hem als werkgever een bijzondere zorgplicht geeft.
De verdachte wist vooraf waar het geïnventariseerde asbesthoudende materiaal zich bevond en om hoeveel materiaal het ging. Voorts was zij zich in haar hoedanigheid bewust van de gevaren voor de gezondheid in geval van contact met asbestvezels. Gelet op het kennisniveau van de verdachte en haar kwaliteiten, is het hof van oordeel dat zij wist dat door het achterlaten van asbesthoudend materiaal op de werkplek levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van de slopers te duchten was.
De verweren worden in alle onderdelen verworpen."
3.3.
Voor de beoordeling van het middel zijn de volgende hier toepasselijke wettelijke bepalingen, zoals deze luidden ten tijde van het tenlastegelegde, van belang:
- Art. 32 van de Arbeidsomstandighedenwet:
"1. Het is de werkgever verboden handelingen te verrichten of na te laten in strijd met deze wet of de daarop berustende bepalingen indien daardoor, naar hij weet of redelijkerwijs moet weten, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van een of meer werknemers ontstaat of te verwachten is.
2. Het niet naleven van het eerste lid is een misdrijf."
- Art. 4.1b, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit:
"In alle gevallen waarin werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen, zorgt de werkgever voor een doeltreffende bescherming van de gezondheid en veiligheid van de werknemer."
- Art. 4.48a, vierde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit:
"Voordat wordt aangevangen met andere werkzaamheden, wordt respectievelijk worden het aanwezige asbest dan wel de aanwezige asbesthoudende producten verwijderd, behalve wanneer dit voor de werknemers een groter gevaar voor de veiligheid en gezondheid zou inhouden."
3.4.
Aangezien de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde, voor zover inhoudende dat de verdachte "wist" dat levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van haar werknemers te verwachten was doordat zij, kort gezegd, heeft nagelaten asbest te verwijderen voordat met sloopwerkzaamheden werd aangevangen en haar werknemers te voorzien van een doeltreffende bescherming van de gezondheid, niet zonder meer kan worden afgeleid uit de inhoud van de door het Hof gehanteerde bewijsvoering, is de bestreden uitspraak in zoverre niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
Daaraan doet niet af dat het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte "vooraf wist waar het geïnventariseerde asbesthoudende materiaal zich bevond en om hoeveel materiaal het ging" en dat zij zich in haar hoedanigheid van gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf "bewust was van de gevaren voor de gezondheid in geval van contact met asbestvezels". Mede in aanmerking genomen dat uit de bewijsvoering niet kan worden afgeleid dat Deskundig Toezichthouder Asbestverwijdering [betrokkene 1] wist dat asbest was achtergebleven in de vrijgegeven ruimte, kan uit een en ander nog niet volgen dat de verdachte daadwerkelijk ervan op de hoogte was dat in het onderhavige geval asbest in de te saneren flat was achtergebleven na de uitvoering van sloopwerkzaamheden en dat de situatie in deze flat zodanig was dat levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van haar werknemers te verwachten was door het achterwege laten van beschermende maatregelen.
3.5.
Het middel is terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging voor dat feit;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, Economische Kamer, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier L. Nuy, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 september 2017.
Conclusie 20‑06‑2017
Inhoudsindicatie
Economische zaak. Vennootschap heeft haar werknemers sloopwerkzaamheden laten verrichten t.a.v. een flatgebouw zonder eerst het aanwezige asbest te verwijderen. Art. 32 Arbeidsomstandighedenwet en art. 4.1b.1 en 4.48a.4 Arbeidsomstandighedenbesluit. Slagende bewijsklacht aangaande het weten dat levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van haar werknemers te verwachten was. Volgt partiële vernietiging en terugwijzing.
Nr. 16/04251
Mr. Machielse
Zitting 20 juni 2017 (bij vervroeging)
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Het gerechtshof Amsterdam heeft verdachte op 10 juni 2016 voor 1: overtreding van een voorschrift, strafbaar gesteld bij artikel 10.1 Wet milieubeheer, begaan door een rechtspersoon, en 2: overtreding van een voorschrift, strafbaar gesteld bij artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet, begaan door een rechtspersoon, veroordeeld respectievelijk tot een geldboete van € 7500 en een geldboete van € 22.500.
2. Verdachte heeft cassatie doen instellen1.en mr. C Waling, advocaat te Den Haag, heeft een schriftuur ingezonden houdende drie middelen van cassatie. Op 11 april 2017 heeft de advocaat nog een schriftelijke toelichting op het derde cassatiemiddel ter rolzitting van de Strafkamer van de Hoge Raad ingediend, waarin benadrukt wordt dat in hoger beroep is aangevoerd dat het beschikbare bewijsmateriaal niet tot de conclusie kan leiden dat er levensgevaar of ernstig gevaar voor de gezondheid heeft bestaan, laat staan dat verdachte daarvan weet heeft gehad, en dat het hof niet op dit uitdrukkelijk onderbouwde standpunt heeft gereageerd.
3. Het hof heeft bewezen verklaard dat
“1: zij op tijdstippen in de periode van 29 november 2007 tot en met 17 januari 2008 te Amsterdam aan de [a-straat 1-10] , bedrijfsmatig handelingen met afvalstoffen heeft verricht en doen verrichten, immers heeft verdachte uit een te slopen flatgebouw of delen daarvan, asbest of asbesthoudende producten verwijderd en doen verwijderen en vervolgens op verschillende plaatsen asbest of asbesthoudende producten op dat gebouw achtergelaten, terwijl zij wist dat daardoor nadelige gevolgen voor het milieu konden ontstaan.
2: zij op tijdstippen in de periode van 29 november 2007 tot en met 17 januari 2008 te Amsterdam als werkgeefster in de zin van artikel 1 van de Arbeidsomstandighedenwet, handelingen heeft nagelaten in strijd met voormelde wet en daarop berustende bepalingen, immers heeft zij toen daar in een te slopen flatgebouw of delen daarvan aan de [a-straat 1-10] , zijnde een arbeidsplaats als bedoeld in artikel 1 lid 3 onder g van de Arbeidsomstandighedenwet, door werknemers in de zin van artikel 1 van de Arbeidsomstandighedenwet, arbeid doen verrichten, bestaande uit het verrichten van sloopwerkzaamheden, terwijl niet was voldaan aan artikel 4.48a lid 4 van het Arbeidsomstandighedenbesluit, immers heeft zij in dat flatgebouw of delen daarvan niet het aanwezige asbest dan wel de aanwezige asbestproducten verwijderd, voordat werd aangevangen met andere werkzaamheden, te weten sloopwerkzaamheden, en artikel 4.1b van het Arbeidsomstandighedenbesluit, immers heeft zij voormelde werknemers niet ter voorkoming van blootstelling aan asbeststof ten behoeve van werkzaamheden in/aan dat flatgebouw of delen daarvan voorzien van een doeltreffende bescherming van de gezondheid, terwijl daardoor, naar zij wist, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van die werknemers te verwachten was".
4.1. Het eerste middel keert zich tegen de veroordeling van feit 1 en 2 omdat niet zou zijn voldaan aan de vereisten voor het daderschap van de rechtspersoon. Dat is ook in hoger beroep als uitdrukkelijk onderbouwd standpunt aan het hof voorgelegd, maar het hof is van dat standpunt afgeweken zonder daarvoor in het bijzonder de redenen op te geven.
4.2. Het kader waarbinnen de door het eerste middel opgeworpen vragen dienen te worden geplaatst is dat van het leerstuk van de toerekening van gedragingen aan de rechtspersoon waarover de Hoge Raad in 2003 het volgende heeft overwogen:
"3.3. Blijkens de wetsgeschiedenis kan een rechtspersoon (in de zin van art. 51 Sr) worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit indien de desbetreffende gedraging redelijkerwijs aan hem kan worden toegerekend. Ook in de rechtspraak is die toerekening erkend als grondslag voor het daderschap van de rechtspersoon (vgl. onder meer HR 23 februari 1993, NJ 1993, 605 en HR 13 november 2001, NJ 2002, 219).
3.4. Vervolgens rijst de vraag wanneer een (verboden) gedraging in redelijkheid aan een rechtspersoon kan worden toegerekend.
Het antwoord op die vraag is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een algemene regel laat zich dus bezwaarlijk formuleren. Een belangrijk oriëntatiepunt bij de toerekening is nochtans of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Een dergelijke gedraging kan in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon.
Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon zal sprake kunnen zijn indien zich een of meer van de navolgende omstandigheden voordoen:
- het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon,
- de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon,
- de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf,
- de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder bedoeld aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging. Daarbij verdient opmerking dat laatstbedoelde criteria - die zijn ontwikkeld in HR 23 februari 1954, NJ 1954, 378 en die naar het geval dat in die zaak aan de orde was, plegen te worden aangeduid als "ijzerdraadcriteria" - weliswaar zijn ontwikkeld met het oog op het functionele daderschap van een natuurlijke persoon (dus met het oog op de strafrechtelijke aansprakelijkheid van een natuurlijk persoon voor een gedraging van een andere natuurlijke persoon), maar dat zij in voorkomende gevallen tevens kunnen fungeren als maatstaven voor de toerekening van een gedraging van een natuurlijk persoon aan een rechtspersoon (vgl. HR 14 januari 1992, NJ 1992, 413)."2.
4.3. De voorliggende strafzaak komt voort uit de sloop van zes flats te Amsterdam. Aan [B] BV is de opdracht gegund om flats gelegen aan de [a-straat] te saneren van asbest, te slopen, en het terrein bouwrijp te maken. [B] BV heeft de asbestsanering uitbesteed aan verdachte. De asbestsanering heeft plaatsgevonden van 4 november 2007 tot en met 21 december 2007 onder supervisie van medeverdachte [betrokkene 1] die als Deskundig Toezichthouder Asbestverwijdering (DTA) in dienst was van verdachte. Na de sanering zijn de flats, zoals wettelijk verplicht, door een derde geïnspecteerd. Deze derde heeft de flats vrijgegeven waardoor deze zonder beschermende middelen betreden konden worden en waarna de werkzaamheden konden worden voortgezet. Op 7 januari 2008 is verdachte begonnen met de zogenaamde voorsloop. Op 17 januari 2008 heeft een inspecteur van de Arbeidsinspectie vastgesteld dat op balkons van de laatste flat asbesthoudend materiaal lag. DTA [betrokkene 1] blijkt geen eindronde ter inspectie te hebben gemaakt na voltooiing van de sanering. Hij heeft tegenover de politie verklaard dat de na de sanering achtergebleven asbesttoepassingen waren genoemd in het asbestinventarisatierapport en dat er niet goed is gesaneerd.
4.4. Het gerechtshof heeft een gevoerd verweer – voor zover voor de beoordeling van het eerste middel relevant – als volgt samengevat:
"De gedragingen van de medeverdachte [betrokkene 1] , die als DTA-er verantwoordelijk was voor een volledige en juiste asbestsanering kunnen de verdachte rechtspersoon niet worden toegerekend. De verdachte heeft steeds volgens de regels gewerkt en voldoende toezicht uitgeoefend op de werkzaamheden. De verdachte wist niet beter dan dat de gehele flat vrij was van asbest en had niet hoeven vermoeden dat de DTA-er zijn werk niet deed. Daarom is geen sprake van opzet bij de verdachte en evenmin kan een eventueel (voorwaardelijk) opzet van de medeverdachte [betrokkene 1] worden toegerekend aan de verdachte.
Er is geen sprake van medeplegen met de medeverdachte [betrokkene 1] ."
Het hof heeft dit verweer verworpen met de motivering is opgenomen onder het hoofd "Bewijsoverwegingen met betrekking tot feit 1".
"De medeverdachte [betrokkene 1] heeft in zijn functie als DTA-er als werknemer van verdachte in het kader van de sanering van de [a-flat] bedrijfsmatige handelingen verricht met asbest, door dit materiaal te (doen) verwijderen en het vervolgens, in strijd met toepasselijke wet- en regelgeving, deels in beschadigde vorm achter te laten op verschillende balkons van flat.
De vraag die het hof dient te beantwoorden is of de verdachte als rechtspersoon het feit heeft begaan
Gezien de jurisprudentie van de Hoge Raad kan een rechtspersoon worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit indien de desbetreffende gedraging redelijkerwijs aan die rechtspersoon kan worden toegerekend. Die toerekening is afhankelijk van concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt daarbij is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Een dergelijke gedraging kan in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon."
Vervolgens herhaalt het hof de in HR 21 oktober 2003, NJ 2006, 328 door de Hoge Raad aangewezen omstandigheden die relevant kunnen zijn voor de vraag of de gedragingen hebben plaatsgevonden in de sfeer van de rechtspersoon. Het hof heeft vastgesteld dat verdachte door opdracht verantwoordelijk was voor de feitelijke sanering van de flats en vervolgt dan:
"In dit geval heeft de natuurlijke persoon en medeverdachte [betrokkene 1] als DTA-er in dienst van de verdachte bedrijfsmatige handelingen (doen) verrichten met betrekking tot de afvalstof asbest, namelijk het verwijderen daarvan. De verdachte is een gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf dat als kernactiviteit heeft het saneren van asbest en daarmee samenhangende werkzaamheden. De genoemde gedraging past daarom in de normale bedrijfsvoering van de verdachte. De gedraging is de verdachte dienstig geweest in het door haar uitgeoefende bedrijf; door de (tijdige) vrijgave van de flat te bewerkstelligen, voldeed de verdachte aan haar deel van de opdracht en kon de medeverdachte [B] beginnen met het slopen en vervolgens bouwrijp maken van de flat. Als werkgever van de DTA-er vermocht de verdachte erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden; er was immers sprake van een leidinggevende, in de persoon van de projectleider [betrokkene 2] die als werknemer van verdachte zeggenschap had over het functioneren van [betrokkene 1] ."
[betrokkene 1] heeft zijn werkzaamheden volgens het hof niet volledig en juist uitgevoerd omdat hij tegen het einde van de werkzaamheden heeft nagelaten om zelf de flat te inspecteren. [betrokkene 2] heeft, naargelang het project vorderde, minder controles verricht omdat hij geen reden had om aan te nemen dat het werk niet correct werd uitgevoerd. Wel overlegde [betrokkene 2] frequent met [betrokkene 1] maar hij heeft zelf niet fysiek de laatste flat gecontroleerd. Het hof heeft uit een en ander opgemaakt dat de controle door [betrokkene 2] hoofdzakelijk administratief was. De daadwerkelijke verantwoordelijkheid rust op de schouders van de DTA. Het hof vervolgt dan:
"Door deze (kennelijk gebruikelijke en aanvaarde) gang van zaken binnen haar bedrijfscultuur heeft de verdachte de omstandigheden in het leven geroepen waaronder een belangrijke werknemer die een spilfunctie vervulde, nalatig kon zijn op een cruciaal moment in het werkproces. Door juist op dat moment onvoldoende inhoudelijk toezicht uit te oefenen, heeft de verdachte naar het oordeel van het hof niet de zorg betracht die in redelijkheid van haar als ondernemer kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging en heeft zij zodoende aanvaard dat de betreffende gedraging van haar werknemer kon plaatsvinden.
(...)
Het hof voegt hier nog aan toe dat het feit dat de DTA-er verantwoordelijkheden heeft met betrekking tot een juiste asbestsanering, niet kan afdoen aan de eigen eindverantwoordelijkheid van de verdachte als gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf.
Op grond van het bovenstaande is het hof van oordeel dat de gedraging van [betrokkene 1] redelijkerwijs aan de verdachte kan worden toegerekend."
4.5. Wat de schriftuur opmerkt over de kern van het verwijt dat aan verdachte wordt gemaakt kan ik niet helemaal volgen. Mijns inziens wordt aan verdachte verweten dat zij uit een te slopen flatgebouw asbest heeft verwijderd maar daarbij asbesthoudende producten heeft laten liggen. Dat zou zijn opgemerkt als de DTA een afsluitende inspectieronde zou hebben gemaakt, maar die is uitgebleven. Niet te loochenen is dat dit verzuim zich voordeed in het kader van een asbestsanering, hetgeen een normale bedrijfsactiviteit van verdachte is. Aldus dienen naar mijn oordeel de overwegingen van het hof te worden gelezen. Dat verdachte juist nastreeft om op een betrouwbare en veilige manier asbest te saneren en zich daarbij te houden aan de toepasselijke wet- en regelgeving doet daaraan niet af. Als dat wel het geval zou zijn zouden immers de goede intenties van de rechtspersoon hem kunnen vrijwaren van strafvervolging voor tekortkomingen in het handelen van het personeel bij de voor de rechtspersoon gebruikelijke verrichtingen.
Hetzelfde geldt voor de referentie door het hof aan het dienstig zijn van de verboden gedragingen in het door verdachte uitgeoefende bedrijf. Dat verzuimen van het personeel uiteindelijk reputatieschade kunnen veroorzaken en vertraging bij het afwerken van een opdracht staat er ook niet aan in de weg dat in het algemeen gesproken het optreden van dat personeel dienstig is aan de rechtspersoon in haar bedrijf, ook al heeft dat optreden uiteindelijk een averechts effect.
Met de verwijzing naar de gezagsverhouding tussen [betrokkene 2] , de projectleider, en [betrokkene 1] , de DTA, heeft het hof in mijn lezing niet tot uitdrukking willen brengen dat de projectleider zelfstandig een eindcontrole moest verrichten, ter controle van de DTA. Het hof heeft slechts willen aangeven dat verdachte tekort is geschoten in het creëren van structuren waarbinnen de regelconformiteit van het handelen van de DTA zoveel mogelijk zou zijn gewaarborgd. Dat [betrokkene 2] tijdens de sloopwerkzaamheden de laatste flat niet zelf heeft bezocht, nadat de DTA heeft verklaard dat ook de sanering van die flat was voltooid, is ingegeven door de gedachte dat ook de zesde flat wel goed gereinigd zou zijn, evenals dat was geschied met betrekking tot de vijf eerder onder handen genomen flats. De DTA is dus nalatig geweest en de projectleider te gemakkelijk. De projectleider had het vrijgeven van de zesde flat kunnen tegenhouden als hij zelf, al dan niet samen met de DTA na het saneren van die flat zich ter plekke had begeven ter controle. Door in ieder geval ten aanzien van de laatste flat hoofdzakelijk te volstaan met een administratieve controle is het gebrek niet opgemerkt.
Aldus zijn door of namens verdachte niet al die maatregelen genomen die redelijkerwijs van haar kon worden gevergd teneinde te voorkomen dat in strijd met de voorschriften zich de situatie kon voordoen die nadien is aangetroffen.3.
Het middel faalt.
5.1. Het tweede middel klaagt over het bewijs van feit 2. Dat verdachte werknemers niet heeft voorzien van een doeltreffende bescherming van de gezondheid kan niet uit de gebezigde bewijsmiddelen worden afgeleid. Ook het derde middel keert zich tegen de veroordeling voor feit 2. De gebezigde bewijsmiddelen zouden evenmin draagvlak bieden voor het bewijs van de laatste zinsnede "terwijl daardoor, naar zij wist, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van die werknemers te verwachten was".
Beide middelen lenen zich naar mijn oordeel voor een gezamenlijke bespreking.
5.2. Artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet4.luidt sinds 1 januari 2013 aldus:
"Het is de werkgever verboden handelingen te verrichten of na te laten in strijd met deze wet of de daarop berustende bepalingen indien daardoor, naar hij weet of redelijkerwijs moet weten, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van een of meer werknemers ontstaat of te verwachten is."
Het Arbeidsomstandighedenbesluit5.bevat in Hoofdstuk 4 verschillende regels voor gevaarlijke stoffen. Afdeling 1 geeft onder meer voorschriften voor het omgaan met gevaarlijke stoffen.
Het eerste lid van artikel 4.1b van het Arbeidsomstandighedenbesluit heeft de volgende inhoud:
"1. In alle gevallen waarin werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen, zorgt de werkgever voor een doeltreffende bescherming van de gezondheid en veiligheid van de werknemer.
(...)"
Afdeling 5 geeft aanvullende voorschriften over asbest. De aanvullende voorschriften van § 4 hebben betrekking op het werken met asbest en asbesthoudende producten. Van die afdeling maakt artikel 4.48a deel uit. Dat artikel noemt als aanvullende maatregel in het vierde lid:
"Voordat wordt aangevangen met andere werkzaamheden, wordt respectievelijk worden het aanwezige asbest dan wel de aanwezige asbesthoudende producten verwijderd, behalve wanneer dit voor de werknemers een groter gevaar voor de veiligheid en gezondheid zou inhouden."
5.3. In hoger beroep heeft de advocaat van verdachte vrijspraak bepleit voor feit 2. Daartoe is aangevoerd dat op de balkons slechts hecht gebonden asbest is aangetroffen. Dat het handelen zoals in feit 2 omschreven levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van werknemers zou kunnen doen ontstaan is daarom betwist.6.Algemene uitlatingen van een bestuurder van een rechtspersoon, erop neerkomende dat deze weet wat de gevaren zijn van het blootgesteld worden aan asbestvezels vormen volgens de pleitnota geen grondslag voor dat bewijs, omdat zo een algemene wetenschap over de concrete beschuldiging niets zegt.7.
5.4. In bewijsmiddel 6 heeft de algemeen directeur van verdachte verklaard dat asbest kankerverwekkend is en dat contact met asbestvezels zeer ernstige gezondheidsrisico's kan meebrengen. De asbestinventarisaties in bewijsmiddel 7 en 8 spreken van hecht gebonden asbest. Het proces-verbaal van de inspecteur van de arbeidsinspectie [betrokkene 5] (bewijsmiddel 9) houdt in dat er was gemeld dat verdachte aan de [a-straat] bezig zou zijn met het verwijderen van hecht en niet hecht gebonden asbest. Maar uit bewijsmiddel 2, een verklaring van DTA [betrokkene 1] , is af te leiden dat de kans dat asbestvezels vrijkomen bij sloop met behulp van een kraan aanwezig is, als zich nog asbest bevindt in of aan de te slopen flat. Ik maak daaruit op dat als voor de sloop van een bouwwerk, waarin nog hechtgebonden asbesthoudend materiaal aanwezig is, een kraan wordt gebruikt de kans op het loskomen van asbestvezels aanwezig is.
In bewijsmiddel 9 verklaart de inspecteur [betrokkene 5] voorts nog dat hij zeer veel puin, gruis en stof op de grond zag liggen en op de balkons resten van asbesttoepassingen. Op een van de balkons van de achtergevel lagen asbesthoudende materiaalresten tussen gruis en stof. De inspecteur heeft foto's gemaakt en in het proces-verbaal beschreven wat is afgebeeld. Op verschillende foto's is asbesthoudend materiaal aangetroffen tussen puin, gruis en sloopstof. Tevens heeft de inspecteur waargenomen dat de sloop van flat 6 werd uitgevoerd met behulp van een sloopmachine.8.
5.5. Mijns inziens kan uit de bewijsvoering zoals door het hof opgemaakt worden afgeleid dat de verdere sloop van het gebouw een aanvang heeft genomen voordat al het aanwezige asbest dan wel asbesthoudende producten waren verwijderd. Uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen valt ook wel de conclusie te trekken dat de werkgever geen speciale beschermende maatregelen meer ten behoeve van de werknemers heeft genomen nadat het te slopen object was vrijgegeven. Het was immers niet meer nodig dat er speciale maatregelen zouden worden genomen om te voorkomen dat de werknemers blootgesteld zouden worden aan asbestvezels als men uitgaat van de situatie dat al het asbest is verwijderd. Maar daardoor komt een ander onderdeel van deze bewezenverklaring op losse schroeven te staan. Als er geen speciale beschermende maatregelen zijn genomen omdat verdachte ervan is uitgegaan dat die niet nodig waren, omdat al het asbest al was verwijderd, is niet te bewijzen dat verdachte heeft geweten dat door het niet nemen van die speciale beschermende maatregelen levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van die werknemers te verwachten was; integendeel, die maatregelen waren voor de veiligheid van de werknemers niet nodig. En dat is wel bewezen verklaard. Die wetenschap was ook niet aanwezig bij DTA [betrokkene 1] . Die is er immers van uit gegaan dat ook de zesde flat op dezelfde manier gesaneerd was als de overige flats. Na de sanering waren alle flats door [K] vrijgegeven.
Het derde middel slaagt.
6. Het eerste middel kan naar mijn oordeel met de aan artikel 81 RO ontleende motivering worden verworpen. Het tweede en derde middel lijken mij terecht te zijn voorgesteld. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging behoort te leiden.
7. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het arrest voor zover inhoudende de veroordeling voor feit 2 en de strafoplegging voor dat feit, tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Amsterdam teneinde in zoverre opnieuw te worden berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 20‑06‑2017
HR 21 oktober 2003, NJ 2006, 328 m.nt. Mevis.
HR 19 januari 1999, NJ 1999, 291; HR 24 januari 2012, ECLI:2012:BU5349.
Wet van 18 maart 1999, Stb. 1999, 184.
Besluit van 5 december 2006, Stb. 2006, 674 .
Pleitnota 25 april 2016, p. 36.
Ibidem, p. 41.
Ik neem aan dat dit de kraan is waarvan de pleitnota van hoger beroep op p. 19 e.v. rept. Volgens de pleitnota was de [betrokkene 7] de kraanmachinist (p. 38).