Einde inhoudsopgave
Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017
Artikel 30
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2018
- Bronpublicatie:
26-07-2017, Stb. 2017, 317 (uitgifte: 17-08-2017, kamerstukken: 34588)
- Inwerkingtreding
01-05-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-04-2018, Stb. 2018, 119 (uitgifte: 26-04-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Veiligheid en Justitie
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Preventie
Privacy / Verwerking persoonsgegevens
Staatsrecht / Grondrechten
Informatierecht / ICT-recht
Openbare orde en veiligheid / Terrorismebestrijding
1.
De toestemming voor de uitoefening van een bijzondere bevoegdheid als bedoeld in paragraaf 3.2.5 in de gevallen, bedoeld in artikel 28, tweede lid, wordt verleend door Onze betrokken Minister op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van het hoofd van de betrokken dienst. De toestemming wordt verleend voor een periode van ten hoogste vier weken en kan telkens op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek worden verlengd voor eenzelfde periode. Van een verleende toestemming wordt de commissie van toezicht terstond op de hoogte gesteld.
2.
De uitoefening van een bijzondere bevoegdheid als bedoeld in paragraaf 3.2.5 jegens een journalist, waarbij de uitoefening kan leiden tot verwerving van gegevens inzake de bron van de journalist, is slechts toegestaan, indien de rechtbank Den Haag daartoe, op verzoek van Onze betrokken Minister, toestemming heeft verleend. De toestemming wordt verleend voor een periode van ten hoogste vier weken en kan telkens worden verlengd voor eenzelfde periode. Onder bron als bedoeld in de eerste volzin wordt verstaan: personen die gegevens ter openbaarmaking aan een journalist hebben verstrekt.
3.
De uitoefening van een bijzondere bevoegdheid als bedoeld in paragraaf 3.2.5 jegens een advocaat, waarbij de uitoefening kan leiden tot verwerving van gegevens die betrekking hebben op de vertrouwelijke communicatie tussen een advocaat en diens cliënt, is slechts toegestaan, indien de rechtbank te Den Haag daartoe, op een daartoe strekkend verzoek van Onze betrokken Minister, toestemming heeft verleend. De toestemming wordt verleend voor een periode van ten hoogste vier weken en kan telkens op een daartoe strekkend verzoek worden verlengd voor eenzelfde periode.