Einde inhoudsopgave
Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017
Artikel 28
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2018
- Bronpublicatie:
26-07-2017, Stb. 2017, 317 (uitgifte: 17-08-2017, kamerstukken: 34588)
- Inwerkingtreding
01-05-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-04-2018, Stb. 2018, 119 (uitgifte: 26-04-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Veiligheid en Justitie
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Preventie
Privacy / Verwerking persoonsgegevens
Staatsrecht / Grondrechten
Informatierecht / ICT-recht
Openbare orde en veiligheid / Terrorismebestrijding
1.
Een bijzondere bevoegdheid als bedoeld in paragraaf 3.2.5 mag slechts worden uitgeoefend, voor zover dat noodzakelijk is voor de goede uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder a en d, en de taken, bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder a, c, en e.
2.
Een bijzondere bevoegdheid als bedoeld in paragraaf 3.2.5 kan, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, voorts worden uitgeoefend ter ondersteuning van een goede taakuitvoering van de diensten, voor zover dat noodzakelijk is om:
- a.
te beoordelen of het noodzakelijk is bijzondere veiligheidsmaatregelen te treffen voor een persoon die werkzaam is voor of ten behoeve van de dienst in verband met de vervulling door deze persoon van een aan hem op te dragen dan wel opgedragen taak;
- b.
te beoordelen of de personen met wier medewerking gegevens worden verzameld betrouwbaar zijn.