Hof 's-Hertogenbosch, 26-11-2012, nr. 20-001600-12
ECLI:NL:GHSHE:2012:BY4113
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
26-11-2012
- Zaaknummer
20-001600-12
- LJN
BY4113
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2012:BY4113, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 26‑11‑2012; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:5, Niet ontvankelijk
Uitspraak 26‑11‑2012
Inhoudsindicatie
Redelijk vermoeden van schuld dat verdachte betrokken was bij de handel in GHB. De verklaring van de getuige was in het licht van het onderzoek Muntvlinder voldoende specifiek en concreet ten opzichte van verdachte. Het gegeven dat tussen de verklaring van de getuige en de toepassing van opsporingsbevoegdheden jegens verdachte geruime tijd is verstreken, doet niets af aan de betrouwbaarheid van de informatie.
Partij(en)
Sector strafrecht
Parketnummer : 20-001600-12
Uitspraak : 26 november 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 23 april 2012 in de strafzaak met parketnummer 01-820463-11 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1992],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van - kort gezegd - het meermalen opzettelijk verkopen van GHB veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
Door de verdediging is vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de door de politierechter opgelegde straf, strafmotivering en aangehaalde wetsartikelen alsmede met aanvulling van de bewijsmiddelen- en overwegingen.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Naast de door de eerste rechter gebruikte bewijsmiddelen komt de bewezenverklaring mede te berusten op de verklaring van verdachte.
Een proces-verbaal van verhoor, d.d. 16 maart 2011, nummer PL2218 2011023947-94 blz. 390-391, voor zover dit inhoudt:
Op een gegeven moment is [verkoper 1], twee weken met vakantie gegaan en ik zou dan zijn handeltje overnemen. Ik heb toen ook de telefoon van [verkoper 1] gekregen om de GHB te kunnen verkopen. Ik heb binnen een zeer korte tijd de zeven buisjes GHB die ik nog had, verkocht. Ik heb de buisjes die ik zelf had verkocht in één koop voor 20 euro. Ik heb verder nog ongeveer vijftien buisjes verkocht die ik van [verkoper 1] had gekregen. Ik heb voor de buisjes 5 euro per stuk gevraagd. Het geld heb ik later aan [verkoper 1] gegeven en ik heb daarvoor wel een vergoeding gehad. Ik denk dat ik ongeveer 30 euro daarmee heb verdiend.
Dit bovenstaande heeft plaatsgevonden in de zomervakantie van 2010.
Bewijsoverwegingen
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat de verklaring van [getuige 1] onvoldoende concreet en specifiek was om tot een redelijk vermoeden van schuld ter zake de handel in GHB door verdachte te komen. De opsporingsbevoegdheden in het kader van het onderzoek jegens verdachte hadden niet mogen worden aangewend. Verdachtes aanhouding is aldus niet rechtmatig geschied. Al het bewijs dat rechtstreeks het gevolg is van die onrechtmatigheid dient te worden uitgesloten van het bewijs.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
[getuige 1] heeft op 22 september 2010 (proces-verbaalnummer PL2218 2010112862-18 blz. 286) het volgende verklaard: ‘Ik weet dat [verdachte] twee weken voor [verkoper 1] GHB heeft verkocht, omdat [verkoper 1] op vakantie was.’ [getuige 1] heeft voorgaande verklaring afgelegd in het kader van het onderzoek Muntvlinder. Het onderzoek richtte zich op de fabricage en verkoop van XTC-tabletten. In het kader van dit onderzoek heeft [getuige 1] verklaard over zijn betrokkenheid bij de handel van XTC-tabletten, alsook over zijn betrokkenheid in de handel van cocaïne en GHB. Uit het onderzoek is restinformatie gekomen waaruit is gebleken dat meerdere personen, woonachtig in Veldhoven, gehandeld hebben in diverse soorten drugs. Het hof is van oordeel dat de verklaring van [getuige 1] in het licht van het onderzoek Muntvlinder voldoende specifiek en concreet ten opzichte van verdachte is. Uit het voorhanden zijnde dossier en het onderzoek ter terechtzitting is niet gebleken dat de door [getuige 1] afgelegde verklaring als onbetrouwbaar diende te worden aangemerkt.
Het hof overweegt voorts dat hoewel tussen de door [getuige 1] afgelegde verklaring, 22 september 2010, en de toepassing van opsporingsbevoegdheden jegens verdachte - deze is aangehouden op 15 maart 2011 - geruime tijd is verstreken, dit niets afdoet aan de betrouwbaarheid van de informatie. Het is informatie over een historisch feit (‘verdachte verkocht GHB tijdens de zomervakantie van 2010’) en niet over een actuele situatie/feit. De waarde van die informatie veranderde niet door tijdsverloop. Daarom is niet van belang dat de politie pas een aantal maanden na het verkrijgen van deze informatie heeft gehandeld naar aanleiding van die informatie.
Het hof is met de politierechter van oordeel dat de aanhouding van verdachte niet onrechtmatig was en dat verdachtes verklaringen kunnen worden gebezigd tot het bewijs.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de verkoop van GHB over een periode van twee weken. Het hof is van oordeel dat harddrugs als de onderhavige, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren. Bovendien gaat handel in en het gebruik van verdovende middelen gepaard met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit, waardoor de samenleving ernstige schade wordt berokkend. Verdachte heeft zich om voornoemde gevolgen klaarblijkelijk niet bekommerd en slechts gehandeld uit eigen belang. De omstandigheid dat verdachte zich niet om de gevolgen heeft bekommerd blijkt in het bijzonder uit het feit dat hij na zelf ziek te zijn geworden na gebruik van drie buisjes GHB uit een partij van tien door hem gekochte buisjes, hij de resterende zeven buisjes GHB uit die partij aan anderen heeft verkocht, kennelijk zonder enige scrupule en enkel voor een paar euro’s. Het hof rekent dit verdachte zwaar aan. Dit zal leiden tot een zwaardere straf dan is opgelegd door de politierechter en is gevorderd door de advocaat-generaal.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof rekening gehouden met het feit dat blijkens een verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie, d.d. 16 oktober 2012, verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en nog nooit een gevangenisstraf heeft gehad, alsmede met de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals gebleken ter terechtzitting in hoger beroep.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat een werkstraf van 120 uren passend en geboden is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door:
mr. J.C.A.M. Claassens, voorzitter,
mr. N.J.M. Ruyters en mr. P.J. Hödl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.M. Spooren, griffier,
en op 26 november 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. N.J.M. Ruyters is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.