Zie bijvoorbeeld HR 20 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV7268; rov. 3.7 en HR 2 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:132 rov. 2.5. en de hieraan voorafgaande conclusie van mijn ambtgenoot Knigge, met name onder punt 4.12. en 4.13.
HR, 26-05-2015, nr. 13/05491
ECLI:NL:HR:2015:1328
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
26-05-2015
- Zaaknummer
13/05491
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:1328, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑05‑2015; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:666, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:666, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 31‑03‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:1328, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2015-0247
Uitspraak 26‑05‑2015
Inhoudsindicatie
Openlijke geweldpleging, art. 141.1 Sr. In vereniging gepleegd? HR verwijst naar ECLI:NL:HR:2003:AL6209. Blijkens de wetsgeschiedenis is van het “in vereniging” plegen van geweld sprake indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is dus niet z.m. voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die “in vereniging” geweld pleegt. Aangezien de bewezenverklaring van het onder 2 tlgd., voor zover inhoudende dat verdachte “tezamen en in vereniging” met een ander geweld heeft gepleegd tegen goederen, niet z.m. kan worden afgeleid uit de gebezigde bewijsmiddelen, is de bestreden uitspraak in zoverre niet naar de eis der wet met redenen omkleed. Daarbij neemt de HR in aanmerking dat de door het Hof tot het bewijs gebezigde verklaring van verdachte inhoudt dat twee medeverdachten ieder een steen oppakten en verder liepen, dat een medeverdachte daarbij zei: “misschien kunnen we daar nog wat meer kloten”, en dat verdachte, onderweg naar de woning waartegen de steen werd gegooid, heeft geprobeerd de medeverdachten ervan “te overtuigen niet verder te kloten met die steen”, waarna een medeverdachte zijn steen heeft neergelegd maar de andere medeverdachte zijn steen tegen de woning heeft gegooid.
Partij(en)
26 mei 2015
Strafkamer
nr. 13/05491
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 4 oktober 2013, nummer 23/003255-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. A.J. van der Velden en mr. D.N. de Jonge, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover het betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde in zoverre op het bestaande beroep te worden berecht en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde, voor zover inhoudende dat de verdachte openlijk "tezamen en in vereniging" geweld tegen goederen heeft gepleegd, niet naar de eis der wet met redenen is omkleed.
2.2.1.
Overeenkomstig de tenlastelegging is onder 2 ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"hij op 29 november 2008 te IJmuiden, in de gemeente Velsen, openlijk tezamen en in vereniging met een ander geweld heeft gepleegd tegen goederen, immers heeft zijn medeverdachte vanaf de openbare weg, [a-straat], een steen tegen de gevel van genoemde aan die openbare weg gelegen woning, nr. [1], gegooid."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal van aangifte (pleegplaats [a-straat 1] te IJmuiden) met nummer PL1251/08-145075 van 29 november 2008, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] [doorgenummerde pagina's 058-060].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 29 november 2008 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:
Ik doe namens mijn ouders aangifte van vernieling en baldadigheid. Mijn ouders zijn al op hoge leeftijd, vandaar dat ik toestemming van hen heb, om deze aangifte te doen.
In de nacht van vrijdag op zaterdag, 28 op 29 november 2008, lagen mijn ouders in bed, op genoemde lokatie (het hof begrijpt: [a-straat 1] te IJmuiden). De deur van hun slaapkamer komt uit in het halletje, dichtbij de voordeur. Zij hadden de deur van hun slaapkamer dicht gedaan.
Omstreeks 00.50 uur hoorden zij een harde knal.
Mijn ouders zijn uit bed gegaan en mijn vader zag de hele hal vol met rook staan. Mijn vader heeft mij toen direct gebeld. Ik ben direct naar het huis van mijn ouders toegegaan en zag dat de politie er ook al was.
Later in de nacht (het hof begrijpt: 29 november 2008), rond 02.30 uur, was ik met mijn zus aan het opruimen. Opeens hoorde ik een knal bij de voordeur, waarop ik naar buiten ben gelopen. Ik zag één steen onder het slaapkamerraam liggen, in twee delen.
Men heeft waarschijnlijk getracht de ruit in te gooien, maar dat is niet gelukt; men heeft de gevel geraakt. Toen ik buiten was, zag ik op de hoek van het Zandershof en de Velserduinweg, een drietal personen weglopen. Ik zag dat het drie jongens waren in de leeftijd van 18-25 jaar, gezien hun lichaamsbouw. Ik zag dat één van deze jongens een petje droeg en één van deze jongens had een scooter bij zich.
2. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1251/08-145075 van 2 december 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3] [doorgenummerde pagina's 011-013].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten:
Op 29 november 2008 om 00:58 uur werden wij, door de centralist van de meldkamer van de politieregio Kennemerland, verzocht om naar perceel [a-straat 1] te IJmuiden te gaan. Op dit adres zou zich een knal of explosie hebben voorgedaan.
Wij werden op straat aangesproken door een man die verklaarde de bewoner te zijn van genoemd perceel. De man sprak slecht Nederlands en maakte met enkele woorden en gebaren duidelijk wat er was voorgevallen. De man wees ons tevens op zijn vrouw welke zich in een soort van shock op de bank bevond.
Uit gegevens van de basisadministratie van de gemeente Velsen is gebleken dat de personalia van de man en vrouw als volgt zijn:
[betrokkene 2]
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1928, wonende te IJmuiden,
[a-straat 1].
en
[betrokkene 3]
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1933, wonende te IJmuiden,
[a-straat 1].
Nadat wij, verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2], enkele minuten ter plaatse waren verscheen er een man die verklaarde de zoon van de bewoners te zijn. Deze man gaf naar zijn naam gevraagd op te zijn genaamd:
[betrokkene 1]. [betrokkene 1] verklaarde dat zijn ouders enkele minuten voor onze komst een harde knal hoorden in de woning. Toen de vader van [betrokkene 1] ging kijken zag hij veel rook in de gang en woonkamer van de woning. In de gang was het een ravage van goederen welke her en der lagen.
Wij, verbalisanten, merken op dat de woning van de bewoners een huurwoning betreft. Deze huurwoning is aan de voorzijde te bereiken via de openbare weg. Achter de voordeur is de gang gesitueerd. Deze gang is ongeveer vier (4) meter lang. Vlak achter de voordeur aan de linkerzijde is een slaapkamer gesitueerd. De bewoners gebruikten, vanwege de leeftijd, de slaapkamer welke direct achter de voordeur aan de linkerzijde was gesitueerd.
Op het moment dat wij, verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2], de woning betraden was er veel rook in de woning aanwezig. Wij roken een penetrante brand of kruit lucht. In de gang van de woning trof ik, verbalisant [verbalisant 2], een cilindervormig kartonnen projectiel aan.
Dit projectiel was ongeveer vijftien (15) centimeter lang en had een diameter van ongeveer drie (3) centimeter. Ik herkende dit projectiel als zijnde een stuk vuurwerk. Dit projectiel was uit elkaar geknald en vertoonde brand c.q. schroeiplekken. Op het projectiel was een klein deel van een geel etiket zichtbaar. Op dit etiket was de tekst: "Rocket" leesbaar. Gezien de staat van dit projectiel is deze niet veilig gesteld ten behoeve van het onderzoek.
Wij, verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2], zagen dat verschillende kledingstukken op de grond lagen in de gang. Dit betroffen zowel schoeisel als kledingstukken welke op een kapstok hingen. Ook zagen wij dat er verschillende stukken speelgoed waaronder een zogenaamde plastic zand/kiep auto geheel vernield was. De brokstukken lagen door de gehele gang verspreid. Wij, verbalisanten, zagen dat het behang aan de rechterzijde van de gang kapot en verbrand was. Ook zagen wij dat er een glasplaat van ongeveer een (1) meter breed bij zestig (60) centimeter welke boven de toiletdeur, op een hoogte van twee (2) meter was gesitueerd, kapot was geraakt. Op de grond in de gang was veel glas zichtbaar. Ook zagen wij dat er een soort halve glazen bol welke op een schilderij naast de toiletdeur was bevestigd, kapot was.
Wij, verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2], merken op dat de bewoners van geluk mogen spreken dat zij zich in de slaapkamer met een afgesloten deur bevonden.
Op 29 november 2008 om 02:28 uur werden wij, verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2], door de centralist van de regionale meldkamer gevraagd om wederom naar perceel [a-straat 1] te IJmuiden te gaan. De bewoner had gehoord dat er stenen tegen de voordeur waren gegooid. De bewoner verstrekte aan de centralist van de regionale meldkamer een signalement van drie personen welke hij weg had zien rennen.
Kort na deze melding troffen wij, verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2], op de Velserduinweg te IJmuiden, drie jongens aan die aan het opgegeven signalement voldeden. Wij, verbalisanten, hebben de jongens naar hun personalia gevraagd. Twee jongens overhandigde aan ons een geldig Nederlands legitimatiebewijs. De jongens gaven naar hun personalia gevraagd op te zijn genaamd;
[betrokkene 4]
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1990, wonende te [woonplaats].
[betrokkene 5]
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1990, wonende te [woonplaats].
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1988, wonende te [woonplaats].
Nadat wij de jongens confronteerden met de melding verklaarden zij van niets te weten. Hierop hebben wij aan collega’s [verbalisant 4] en [verbalisant 5] verzocht om het verhaal aan te horen bij de bewoners van [a-straat 1] te IJmuiden. Collega's [verbalisant 4] en [verbalisant 5] constateerden ter plaatse geen schade en verklaarden dat de melder niet had gezien dat deze jongens daadwerkelijk de stenen hadden gegooid. Bij de woning werd een (1) steen aangetroffen.
3. Een proces-verbaal van 12 februari 2009, opgemaakt door mr. M. Koole, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Haarlem, inclusief bijlage (los ingevoegd in het dossier).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 12 september 2009 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van [betrokkene 4]:
Ik kwam die avond om ongeveer 23:00 of 24:00 uur in de Zeewegbar. Ik had een vuurwerkpijl bij mij.
We hebben in de Zeewegbar gesproken over de lawinepijl, zo noemde ik hem ook. Ik heb gezegd dat ik zo'n pijl bij mij had en vroeg waar we die af zouden steken. [verdachte] (het hof begrijpt hier en hierna: [verdachte], de verdachte) kwam met het idee dat hij een huis wist waar Chinezen wonen en hij stelde voor de pijl daar af te steken. We waren met z'n drieën, [verdachte], [betrokkene 5] (het hof begrijpt hier en hierna: [betrokkene 5]) en ik, toen we het hierover hadden.
We gingen toen naar dat huis. U vraagt mij wat [verdachte] precies zei. Ik kan het niet precies herhalen, maar hij zei dat hij een woning wist waar Chinese mensen woonden. We hebben het wel in de Zeewegbar over de brievenbus gehad. Ik weet niet meer wie de brievenbus als eerste heeft genoemd.
We zijn van de Zeewegbar weggegaan op de brommer die ik had. [verdachte] en [betrokkene 5] zaten bij mij achterop. [verdachte] wees de richting die ik moest rijden.
Aangekomen bij de woning gaf ik de vuurpijl aan [betrokkene 5].
U vraagt waarom aan [betrokkene 5]. Misschien dat [betrokkene 5] zei: "geef hier". Ik weet dat niet precies.
Ik stond midden op straat. [verdachte] en [betrokkene 5] waren afgestapt. [betrokkene 5] stond naast mij toen ik de vuurpijl gaf en [verdachte] ook. [betrokkene 5] liep naar de voordeur toe. [verdachte] is meegelopen naar de deur. Ik hoorde toen dat de vuurpijl afging. Daarmee bedoel ik dat hij ging sissen.
Ik weet dat [betrokkene 5] de pijl heeft aangestoken. Dat heb ik van [betrokkene 5] gehoord. Ik heb dat zelf niet gezien. Ik heb niet gezien dat [betrokkene 5] de pijl in de brievenbus gooide. Ik weet niet meer of ik een aansteker aan [betrokkene 5] heb gegeven. Ik reed direct weg op mijn brommer en [betrokkene 5] en [verdachte] renden weg. Ik heb de knal van de pijl gehoord.
We zijn daarna naar de bakker gegaan om broodjes te halen, maar die was dicht. Na de bakker zijn we weer naar de Zeewegbar gegaan weer op mijn brommer, met z'n drieën.
Het klopt dat we later weer naar buiten zijn gegaan. We waren toen weer met z'n drieën en wilden naar de bakker. We kwamen bij de wegopbreking en toen zei één van de twee anderen: "kijk, stenen, we kunnen wel even een raam ingooien". [verdachte] en [betrokkene 5] pakten allebei een steen en we zijn toen weer met z’n drieën naar het huis gelopen. [betrokkene 5] heeft een steen gegooid. Die kwam net boven het raam aan. Ik weet zeker dat ik heb gezien dat [betrokkene 5] gooide.
4. Een proces-verbaal van verhoor met nummer PL 1251/08-145097 van 3 december 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 6] en [verbalisant 7] [doorgenummerde pagina's 086-088].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 3 december 2008 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van verdachte:
Na ongeveer een half uur kwam [betrokkene 4] bij [betrokkene 5] en mij in de Zeewegbar. [betrokkene 4] zei dat hij een lawinepijl bij zich had en die wou hij gaan afsteken. We zijn toen naar buiten gegaan. We stopten op een gegeven moment voor een huis.
Ik stapte af en ik liep naar de overkant van de straat, ik stond op ongeveer 10 meter af van [betrokkene 4] en [betrokkene 5]. Ik hoorde dat [betrokkene 4] tegen [betrokkene 5] zei: "Hier heb je 'm." Ik zag dat [betrokkene 4] wat over gaf aan [betrokkene 5]. Vervolgens is [betrokkene 4] op zijn brommer blijven zitten en hij stond voor dat huis. U vraagt mij of de naam [a-straat] mij wat zegt. Ja, dat was de straat waar we stonden. [betrokkene 4] bleef op zijn brommer zitten voor de woning en [betrokkene 5] liep naar de woning toe, zijnde een benedenwoning.
Ik zag dat [betrokkene 5] naar de voordeur toe liep. Ik hoorde een hard sissend geluid. Ik ben vervolgens weg gaan rennen. Ik zag [betrokkene 5] terugrennen en achterop bij [betrokkene 4] op de brommer stappen. En wegrijden in mijn richting. Na ongeveer een seconde of vijf hoorde ik een hele harde klap. Het was een hele extreme harde klap, echt niet normaal. Het was eigenlijk gewoon een bom, echt niet normaal hoe hard de klap was. Ik kon vanwege het gedempte geluid horen dat de knal plaats had gevonden binnen in die woning.
Toen de brommer bij mij was ben ik ook achterop gesprongen en reden we gedrieën weer terug naar de Zeewegbar.
Tot het moment dat ik naar huis wilde en dat was omstreeks 01.45 uur stelde ik [betrokkene 4] en [betrokkene 5] voor om naar het bakkertje te gaan en zij vonden dat een goed idee. We zijn toen voornamelijk lopend dezelfde route gegaan naar het bakkertje. Je komt dan altijd door [a-straat]. [betrokkene 4] en [betrokkene 5] wilde allebei gaan kijken hoe de situatie was bij dat huis, dus we zouden daar ook gaan kijken. Bij de wegopbreking pakte [betrokkene 4] en [betrokkene 5] ieder een steen en we liepen verder. [betrokkene 4] zei daarbij letterlijk: "Misschien kunnen we daar nog wat meer kloten". We liepen weer naar datzelfde huis toe.
Onderweg probeerde ik [betrokkene 4] en [betrokkene 5] te overtuigen niet verder te kloten met die steen. Hierop heeft [betrokkene 4] de steen neergelegd in de straat. [betrokkene 5] echter niet. We liepen weer langs datzelfde huis. Ik zag dat er nu licht brandde in dat huis, dat was de eerste keer niet het geval. Ineens zag ik dat [betrokkene 5] de steen in de richting van datzelfde huis gooide. Ik zag dat de steen op de gevel terecht kwam tussen de eerste en de tweede verdieping van datzelfde huis. We sprongen toen alledrie weer op de brommer en reden naar het bakkertje. Toen we bij de bakker waren kwam de politie bij ons."
2.3.
De tenlastelegging is toegesneden op art. 141 Sr. Daarom moeten de in de tenlastelegging voorkomende woorden "in vereniging" geacht worden aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in het eerste lid van dat artikel.
2.4.
Blijkens de wetsgeschiedenis, zoals weergegeven in HR 11 november 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL6209, is van het "in vereniging" plegen van geweld sprake indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is dus niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt.
2.5.
Aangezien de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde, voor zover inhoudende dat de verdachte "tezamen en in vereniging" met een ander geweld heeft gepleegd tegen goederen, niet zonder meer kan worden afgeleid uit de gebezigde bewijsmiddelen, is de bestreden uitspraak in zoverre niet naar de eis der wet met redenen omkleed. Daarbij neemt de Hoge Raad in aanmerking dat de door het Hof tot het bewijs gebezigde verklaring van de verdachte (bewijsmiddel 4) inhoudt dat twee medeverdachten ieder een steen oppakten en verder liepen, dat een medeverdachte daarbij zei: "misschien kunnen we daar nog wat meer kloten", en dat de verdachte, onderweg naar de woning waartegen de steen werd gegooid, heeft geprobeerd de medeverdachten ervan "te overtuigen niet verder te kloten met die steen", waarna een medeverdachte zijn steen heeft neergelegd maar de andere medeverdachte zijn steen tegen de woning heeft gegooid.
2.6.
Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren N. Jörg en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 mei 2015.
Conclusie 31‑03‑2015
Inhoudsindicatie
Openlijke geweldpleging, art. 141.1 Sr. In vereniging gepleegd? HR verwijst naar ECLI:NL:HR:2003:AL6209. Blijkens de wetsgeschiedenis is van het “in vereniging” plegen van geweld sprake indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is dus niet z.m. voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die “in vereniging” geweld pleegt. Aangezien de bewezenverklaring van het onder 2 tlgd., voor zover inhoudende dat verdachte “tezamen en in vereniging” met een ander geweld heeft gepleegd tegen goederen, niet z.m. kan worden afgeleid uit de gebezigde bewijsmiddelen, is de bestreden uitspraak in zoverre niet naar de eis der wet met redenen omkleed. Daarbij neemt de HR in aanmerking dat de door het Hof tot het bewijs gebezigde verklaring van verdachte inhoudt dat twee medeverdachten ieder een steen oppakten en verder liepen, dat een medeverdachte daarbij zei: “misschien kunnen we daar nog wat meer kloten”, en dat verdachte, onderweg naar de woning waartegen de steen werd gegooid, heeft geprobeerd de medeverdachten ervan “te overtuigen niet verder te kloten met die steen”, waarna een medeverdachte zijn steen heeft neergelegd maar de andere medeverdachte zijn steen tegen de woning heeft gegooid.
Nr. 13/05491 Zitting: 31 maart 2015 | Mr. T.N.B.M. Spronken Conclusie inzake: [verdachte] |
Verdachte is bij arrest van 4 oktober 2013 door het Gerechtshof Amsterdam wegens 1. “medeplegen van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en zwaar lichamelijk letsel voor een ander”, 2. “openlijk en in vereniging geweld plegen tegen goederen” en 3. “medeplegen van het opzettelijk overtreden van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, meermalen gepleegd”, veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr.
Mr. A.J. van der Velden en mr. D.N. de Jonge, advocaten te Amsterdam, hebben namens verdachte één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van feit 2, het openlijk en in vereniging plegen van geweld tegen goederen, niet naar de eis der wet met redenen is omkleed, in elk geval onvoldoende (begrijpelijk) is gemotiveerd. Volgens de stellers van het middel kan uit de bewijsvoering niet zonder meer worden afgeleid dat verdachte een voldoende significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld, terwijl de gebezigde bewijsmiddelen voorts innerlijk tegenstrijdig en deels niet-redengevend voor het bewijs zijn.
Ten laste van verdachte is onder feit 2 bewezen verklaard dat:
“hij op 29 november 2008 te IJmuiden, in de gemeente Velsen, openlijk tezamen en in vereniging met een ander geweld heeft gepleegd tegen goederen, immers heeft zijn medeverdachte vanaf de openbare weg, [a-straat], een steen tegen de gevel van genoemde aan die openbare weg gelegen woning, nr. [1], gegooid.”
5. Het hof heeft de bewezenverklaring gestoeld op de bewijsmiddelen die zijn opgenomen in de aanvulling op het verkorte arrest en die hieronder zijn weergegeven, voor zover relevant voor de beoordeling van het middel en de bewezenverklaring van feit 2, de openlijke geweldpleging die bestond uit het gooien van een steen tegen de gevel van de woning [a-straat 1]:
“1) Een proces-verbaal van aangifte (pleegplaats [a-straat 1] te IJmuiden) met nummer PL1251/08-145075 van 29 november 2008, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 29 november 2008 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:
Ik doe namens mijn ouders aangifte van vernieling en baldadigheid. Mijn ouders zijn al op hoge leeftijd, vandaar dat ik toestemming van hun heb, om deze aangifte te doen.
In de nacht van vrijdag op zaterdag, 28 op 29 november 2008, lagen mijn ouders in bed, op genoemde lokatie (het hof begrijpt: [a-straat 1] te IJmuiden). De deur van hun slaapkamer komt uit in het halletje, dichtbij de voordeur. Zij hadden de deur van hun slaapkamer dicht gedaan. Omstreeks 00.50 uur hoorden zij een harde knal. Mijn ouders zijn uit bed gegaan en mijn vader zag de hele hal voor met rook staan. Mijn vader heeft mij toen direct gebeld. Ik ben direct naar het huis van mijn ouders toegegaan en zag dat de politie er ook al was. Later in de nacht (het hof begrijpt: 29 november 2008), rond 02.30 uur, was ik met mijn zus aan het opruimen. Opeens hoorde ik een knal bij de voordeur, waarop ik naar buiten ben gelopen. Ik zag één steen onder het slaapkamerraam liggen, in twee delen. Men heeft waarschijnlijk getracht de ruit in te gooien, maar dat is niet gelukt; men heeft de gevel geraakt. Toen ik buiten was, zag ik op de hoek van het Zandershof en de Velserduinweg, een drietal personen weglopen. Ik zag dat he t drie jongens waren in de leeftijd van 18-25 jaar, gezien hun lichaamsbouw. Ik zag dat één van deze jongens een petje droeg en één van deze jongens had een scooter bij zich.
2) Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1251/08-145075 van 2 december 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling verbalisanten:
Op 29 november 2008 om 00:58 uur werden wij, door de centralist van de meldkamer van de politieregio Kennemerland, verzocht om naar perceel [a-straat 1] te IJmuiden te gaan. Op dit adres zou zich een knal of explosie hebben voorgedaan. Wij werden op straat aangesproken door een man die verklaarde de bewoner te zijn van genoemd perceel. De man sprak slecht Nederlands en maakte met enkele woorden en gebaren duidelijk wat er was voorgevallen. De man wees ons tevens op zijn vrouw welke zich in een soort van shock op de bank bevond. Uit gegevens van de basisadministratie van de gemeente Velsen is gebleken dat de personalia van de man en vrouw als volgt zijn:
[betrokkene 2]
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1928, wonende te IJmuiden,
[a-straat 1].
en
[betrokkene 3]
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1933, wonende te IJmuiden,
[a-straat 1].
Nadat wij, verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2], enkele minuten ter plaatse waren verscheen er een man die verklaarde de zoon van de bewoners te zijn. Deze man gaf naar zijn naam gevraagd op te zijn genaamd: [betrokkene 1]. [betrokkene 1] verklaarde dat zijn ouders enkele minuten voor onze komst een harde knal hoorden in de woning. Toen de vader van [betrokkene 1] ging kijken zag hij veel rook in de gang en woonkamer van de woning. In de gang was het een ravage van goederen welke her en der lagen. Wij, verbalisanten, merken op dat de woning van de bewoners een huurwoning betreft. Deze huurwoning is aan de voorzijde te bereiken via de openbare weg. Achter de voordeur is de gang gesitueerd. Deze gang is ongeveer vier (4) meter lang. Vlak achter de voordeur aan de linkerzijde is een slaapkamer gesitueerd. De bewoners gebruikten, vanwege de leeftijd, de slaapkamer welke direct achter de voordeur aan de linkerzijde was gesitueerd. Op het moment dat wij, verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2], de woning betraden was er veel rook in de woning aanwezig. Wij roken een penetrante brand of kruit lucht. In de gang van de woning trof ik, verbalisant [verbalisant 2], een cilindervormig kartonnen projectiel aan. Dit projectiel was ongeveer vijftien (15) centimeter lang en had een diameter van ongeveer drie (3) centimeter. Ik herkende dit projectiel als zijnde een stuk vuurwerk. Dit projectiel was uit elkaar geknald en vertoonde brand c.q. schroeiplekken. Op het projectiel was een klein deel van een geel etiket zichtbaar. Op dit etiket was de tekst: "Rocket" leesbaar. Gezien de staat van dit projectiel is deze niet veilig gesteld ten behoeve van het onderzoek. Wij, verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2], zagen dat verschillende kledingstukken op de grond lagen in de gang. Dit betroffen zowel schoeisel als kledingstukken welke op een kapstok hingen. Ook zagen wij dat er verschillende stukken speelgoed waaronder een zogenaamde plastic zand/kiep auto geheel vernield was. De brokstukken lagen door de gehele gang verspreid. Wij, verbalisanten, zagen dat het behang aan de rechterzijde van de gang kapot en verbrand was. Ook zagen wij dat er een glasplaat van ongeveer een (1) meter breed bij zestig (60) centimeter welke boven de toiletdeur, op een hoogte van twee (2) meter was gesitueerd, kapot was geraakt. Op de grond in de gang was veel glas zichtbaar. Ook zagen wij dat er een soort halve glazen bol welke op een schilderij naast de toiletdeur was bevestigd, kapot was. Wij, verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2], merken op dat de bewoners van geluk mogen spreken dat zij zich in de slaapkamer met een afgesloten deur bevonden.
Op 29 november 2008 om 02:28 uur werden wij, verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2], door de centralist van de regionale meldkamer gevraagd om wederom naar perceel [a-straat 1] te IJmuiden te gaan. De bewoner had gehoord dat er stenen tegen de voordeur waren gegooid. De bewoner verstrekte aan de centralist van de regionale meldkamer een signalement van drie personen welke hij weg had zien rennen. Kort na deze melding troffen wij, verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2], op de Velserduinweg te IJmuiden, drie jongens aan die aan het opgegeven signalement voldeden. Wij, verbalisanten hebben de jongens naar hun personalia gevraagd. Twee jongens overhandigde aan ons een geldig Nederlands legitimatiebewijs. De jongens gaven naar hun personalia gevraagd op te zijn genaamd;
[betrokkene 4]
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1990, wonende te [woonplaats].
[betrokkene 5]
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1990, wonende te [woonplaats].
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1988, wonende te [woonplaats].
Nadat wij de jongens confronteerden met de melding verklaarden zij van niets te weten. Hierop hebben wij aan collega's [verbalisant 4] en [verbalisant 5] verzocht om het verhaal aan te horen bij de bewoners van [a-straat 1] te IJmuiden. Collega's [verbalisant 4] en [verbalisant 5] constateerden ter plaatse geen schade en verklaarden dat de melder niet had gezien dat deze jongens daadwerkelijk de stenen hadden gegooid. Bij de woning werd een (1) steen aangetroffen.
3) Een proces-verbaal van 12 februari 2009, opgemaakt door mr. M. Koole, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Haarlem, inclusief bijlage.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 12 september 2009 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van [betrokkene 4]:
Ik kwam die avond om ongeveer 23:00 of 24:00 uur in de Zeewegbar. Ik had een vuurwerkpijl bij mij. We hebben in de Zeewegbar gesproken over de lawinepijl, zo noemde ik hem ook. Ik heb gezegd dat ik zo'n pijl bij mij had en vroeg waar we die af zouden steken. [verdachte] (het hof begrijpt hier en hierna: [verdachte], de verdachte) kwam met het idee dat hij een huis wist waar Chinezen wonen en hij stelde voor de pijl daar af te steken. We waren met z'n drieën, [verdachte], [betrokkene 5] (het hof begrijpt hier en hierna: [betrokkene 5]) en ik, toen we het hierover hadden. We gingen toen naar dat huis. U vraagt mij wat [verdachte] precies zei. Ik kan het niet precies herhalen, maar hij zei dat hij een woning wist waar Chinese mensen woonden. We hebben het wel in de Zeewegbar over de brievenbus gehad. Ik weet niet meer wie de brievenbus als eerste heeft genoemd.
We zijn van de Zeewegbar weggegaan op de brommer die ik had. [verdachte] en [betrokkene 5] zaten bij mij achterop. [verdachte] wees de richting die ik moest rijden. Aangekomen bij de woning gaf ik de vuurpijl aan [betrokkene 5]. U vraagt waarom aan [betrokkene 5]. Misschien dat [betrokkene 5] zei: "geef hier". Ik weet dat niet precies. Ik stond midden op straat. [verdachte] en [betrokkene 5] waren afgestapt. [betrokkene 5] stond naast mij toen ik de vuurpijl gaf en [verdachte] ook. [betrokkene 5] liep naar de voordeur toe. [verdachte] is meegelopen naar de deur. Ik hoorde toen dat de vuurpijl afging. Daarmee bedoel ik dat hij ging sissen.
lk weet dat [betrokkene 5] de pijl heeft aangestoken. Dat heb ik van [betrokkene 5] gehoord. Ik heb dat zelf niet gezien. Ik heb niet gezien dat [betrokkene 5] de pijl in de brievenbus gooide. Ik weet niet meer of ik een aansteker aan [betrokkene 5] heb gegeven. Ik reed direct weg op mijn brommer en [betrokkene 5] en [verdachte] renden weg. Ik heb de knal van de pijl gehoord.
We zijn daarna naar de bakker gegaan om broodjes te halen, maar die was dicht. Na de bakker zijn we weer naar de Zeewegbar gegaan weer op mijn brommer, met z'n drieën.
Het klopt dat we later weer naar buiten zijn gegaan. We waren toen weer met z'n drieën en wilden naar de bakker. We kwamen bij de wegopbreking en toen zei één van de twee anderen: "kijk, stenen, we kunnen wel even een raam ingooien". [verdachte] en [betrokkene 5] pakten allebei een steen en we zijn toen weer met z'n drieën naar het huis gelopen. [betrokkene 5] heeft een steen gegooid. Die kwam net boven het raam aan. Ik weet zeker dat ik heb gezien dat [betrokkene 5] gooide.
4) Een proces-verbaal van verhoor met nummer PL 1251/08-145097 van 3 december 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 6] en [verbalisant 7].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 3 december 2008 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van verdachte:
Na ongeveer een half uur kwam [betrokkene 4] bij [betrokkene 5] en mij in de Zeewegbar. [betrokkene 4] zei dat hij een lawinepijl bij zich had en die wou hij gaan afsteken. We zijn toen naar buiten gegaan. We stopten op een gegeven moment voor een huis.
Ik stapte af en ik liep naar de overkant van de straat, ik stond op ongeveer 10 meter af van [betrokkene 4] en [betrokkene 5]. Ik hoorde dat [betrokkene 4] tegen [betrokkene 5] zei : "Hier heb je 'm." Ik zag dat [betrokkene 4] wat over gaf aan [betrokkene 5].
Vervolgens is [betrokkene 4] op zijn brommer blijven zitten en hij stond voor dat huis. U vraagt mij of de naam [a-straat] mij wat zegt. Ja, dat was de straat waar we stonden. [betrokkene 4] bleef op zijn brommer zitten voor de woning en [betrokkene 5] liep naar de woning toe, zijnde een benedenwoning. Ik zag dat [betrokkene 5] naar de voordeur toe liep. Ik hoorde een hard sissend geluid. Ik ben vervolgens weg gaan rennen. Ik zag [betrokkene 5] terugrennen en achterop bij [betrokkene 4] op de brommer stappen. En wegrijden in mijn richting. Na ongeveer een seconde of vijf hoorde ik een hele harde klap. Het was een hele extreme harde klap, echt niet normaal. Het was eigenlijk gewoon een bom, echt niet normaal hoe hard de klap was. Ik kon vanwege het gedempte geluid horen dat de knal plaats had gevonden binnen in die woning.
Toen de brommer bij mij was ben ik ook achterop gesprongen en reden we gedrieën weer terug naar de Zeewegbar.
Tot het moment dat ik naar huis wilde en dat was omstreeks 01.45 uur stelde ik [betrokkene 4] en [betrokkene 5] voor om naar het bakkertje te gaan en zij vonden dat een goed idee. We zijn toen voornamelijk lopend dezelfde route gegaan naar het bakkertje. Je komt dan altijd door [a-straat]. [betrokkene 4] en [betrokkene 5] wilde allebei gaan kijken hoe de situatie was bij dat huis, dus we zouden daar ook gaan kijken. Bij de wegopbreking pakte [betrokkene 4] en [betrokkene 5] ieder een steen en we liepen verder. [betrokkene 4] zei daarbij letterlijk: "Misschien kunnen we daar nog wat meer kloten". We liepen weer naar datzelfde huis toe.
Onderweg probeerde ik [betrokkene 4] en [betrokkene 5] te overtuigen niet verder te kloten met die steen. Hierop heeft [betrokkene 4] de steen neergelegd in de straat. [betrokkene 5] echter niet. We liepen weer langs datzelfde huis. Ik zag dat er nu licht brandde in dat huis, dat was de eerste keer niet het geval. Ineens zag ik dat [betrokkene 5] de steen in de richting van datzelfde huis gooide. Ik zag dat de steen op de gevel terecht kwam tussen de eerste en de tweede verdieping van datzelfde huis. We sprongen toen alle drie weer op de brommer en reden naar het bakkertje. Toen we bij de bakker waren kwam de politie bij ons.”
6. Het middel klaagt onder meer over de redengevendheid van het vierde bewijsmiddel - de verklaring van verdachte - voor de bewezenverklaring. Het gaat in het bijzonder om de passage waarin de verdachte heeft verklaard dat hij zijn medeverdachten probeerde te overtuigen ‘niet verder te kloten met die steen.’ Met de steller van het middel meen ik dat deze verklaring onverenigbaar is met de bewezenverklaring, voor zover die inhoudt dat verdachte ‘in vereniging’ met zijn medeverdachten het daarop volgende geweld heeft gepleegd. Het gaat hier bovendien niet om een ondergeschikt onderdeel van de tenlastelegging. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, valt daarom niet in te zien hoe dit onderdeel van de verklaring kan bijdragen aan het bewijs. Het middel klaagt daarover terecht.
7. Ik heb mij nog afgevraagd of de motivering van de bewezenverklaring voor het overige - dus met uitsluiting van het niet-redengevende onderdeel - wel toereikend zou zijn, in welk geval de verdachte bij zijn klacht geen rechtens te respecteren belang heeft. In de onderhavige zaak valt uit de bewijsmiddelen echter niet zonder meer af te leiden dat verdachte met betrekking tot feit 2 zelf een gewelddadige handeling heeft verricht. Nu daarvan niet blijkt zou voor een bewezenverklaring anderszins uit de bewijsmiddelen moeten kunnen worden afgeleid dat verdachte een substantiële bijdrage heeft geleverd aan het (door de anderen) gepleegde geweld.1.Tegen die achtergrond vormt de voor het bewijs gebezigde verklaring van de verdachte, die erop neerkomt dat de verdachte zijn medeverdachten probeerde tegen te houden, een ondermijning van de bewijsconstructie in zijn geheel. Hieruit kan immers worden afgeleid dat de verdachte zich van het geweld heeft gedistantieerd.
8. Het middel is terecht voorgesteld. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen.
9. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover het betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het hof, teneinde in zoverre op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 31‑03‑2015