Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2002/47/EG betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten
Artikel 3 Te vervullen formaliteiten
Geldend
Geldend vanaf 30-06-2009
- Bronpublicatie:
06-05-2009, PbEU 2009, L 146 (uitgifte: 10-06-2009, regelingnummer: 2009/44/EG)
- Inwerkingtreding
30-06-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-05-2009, PbEU 2009, L 146 (uitgifte: 10-06-2009, regelingnummer: 2009/44/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Vervoersrecht / Algemeen
1.
De lidstaten vereisen niet dat het bestaan, de geldigheid, derdenwerking, afdwingbaarheid of toelaatbaarheid als bewijs van een financiëlezekerheidsovereenkomst of de verschaffing van als zekerheid verschafte financiële activa uit hoofde van een financiëlezekerheidsovereenkomst afhangt van het vervullen van enige formaliteit.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1, lid 5, schrijven de lidstaten niet voor dat, wanneer kredietvorderingen als financiële zekerheid worden verschaft, het bestaan, de geldigheid, de volledigheid, de graad van voorrang, de afdwingbaarheid of de toelaatbaarheid als bewijs van de financiële zekerheid van deze kredietvorderingen afhangt van het vervullen van enige formaliteit zoals registratie of kennisgeving aan de debiteur van de als zekerheid verschafte kredietvordering. De lidstaten mogen echter wel, ten behoeve van de totstandkoming, graad van voorrang, afdwingbaarheid of toelaatbaarheid als bewijs jegens de debiteur of derde partijen, een formele handeling zoals registratie of kennisgeving, voorschrijven.
Uiterlijk op 30 juni 2014 brengt de Commissie aan het Europees Parlement en aan de Raad verslag uit over de vraag of dit lid nog steeds dienstig is.
2.
Lid 1 doet geen afbreuk aan het feit dat deze richtlijn pas van toepassing is op als zekerheid verschafte financiële activa, vanaf de verschaffing en indien die verschaffing met schriftelijke bewijsstukken kan worden aangetoond en wanneer de financiëlezekerheidsovereenkomst schriftelijk of op juridisch gelijkwaardige wijze kan worden aangetoond.
3.
Onverminderd Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten(*) en de nationale bepalingen betreffende oneerlijke bedingen in overeenkomsten zorgen de lidstaten ervoor dat een debiteur van een kredietvordering schriftelijk of op een juridisch gelijkwaardige wijze rechtsgeldig afstand mag doen van:
- i)
de rechten tot verrekening die hij bezit jegens de crediteuren van de kredietvordering en jegens personen aan wie de crediteur de kredietvordering heeft overgedragen, in pand heeft gegeven of anderszins als zekerheid heeft verschaft; en
- ii)
zijn rechten die voortvloeien uit de regels inzake het bankgeheim die de crediteur van de kredietvordering anders zouden beletten of beperken in zijn mogelijkheid om informatie over de kredietvordering of de debiteur te verstrekken met het oog op het gebruik als zekerheid van de kredietvordering.
Voetnoten
PB L 95 van 21.4.1993, blz. 29.