Einde inhoudsopgave
Gemeentewet
Artikel 253 [Tenaamstelling aanslag bij meer belastingplichtigen. Verhaal. Bezwaar en beroep]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2005
- Bronpublicatie:
15-12-2004, Stb. 2004, 672 (uitgifte: 15-12-2004, kamerstukken: 29251)
- Inwerkingtreding
01-01-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-12-2004, Stb. 2004, 692 (uitgifte: 01-01-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Invordering / Algemeen
Belastingen van lagere overheden / Gemeentelijke belastingen
Fiscaal procesrecht / Beroepsfase
Fiscaal bestuursrecht / Aanslag
Invordering / Verhaalsrecht
Staatsrecht / Decentralisatie
Fiscaal bestuursrecht / Bezwaarfase
1.
Indien ter zake van hetzelfde voorwerp van de belasting of hetzelfde belastbare feit twee of meer personen belastingplichtig zijn, kan de belastingaanslag ten name van een van hen worden gesteld.
2.
Indien de belastingplicht, bedoeld in het eerste lid, voortvloeit uit het genot van een onroerende zaak krachtens eigendom, bezit of beperkt recht en de aanslag ten name van één van de belastingplichtigen is gesteld, kan de met de invordering van gemeentelijke belastingen belaste gemeenteambtenaar de belastingaanslag op de gehele onroerende zaak verhalen ten name van degene te wiens name de aanslag is gesteld, zonder rekening te houden met de rechten van de overige belastingplichtigen.
3.
De belastingschuldige die de belastingaanslag heeft voldaan kan hetgeen hij meer heeft voldaan dan overeenkomt met zijn belastingplicht verhalen op de overige belastingplichtigen naar evenredigheid van ieders belastingplicht.
4.
Tegen een met toepassing van het eerste lid vastgestelde belastingaanslag kan mede beroep bij de rechtbank worden ingesteld door de belastingplichtige wiens naam niet op het aanslagbiljet staat vermeld. Artikel 26a, derde lid, van de Algemene wet is van overeenkomstige toepassing.
5.
Van het derde lid kan bij overeenkomst worden afgeweken.